ReportageCoronavirus
Deze Leuvense onderzoekers bekijken hoe gevaarlijk omikron is. De eerste resultaten zijn weinig bemoedigend
In het Rega Instituut in Leuven onderzoeken virologen levende monsters van omikron om te achterhalen hoe groot het gevaar van de nieuwe variant is. De eerste resultaten zijn weinig bemoedigend. ‘De opdracht is simpel: boosteren, boosteren en nog eens boosteren.’
“We hebben getwijfeld hoe we deze resultaten naar buiten moesten brengen”, zegt viroloog Piet Maes van de KU Leuven. “Mensen rekenen je vandaag snel af als je met slecht nieuws komt aanzetten. Dat is ook begrijpelijk. Niemand wil nieuwe lockdowns, ik heb er zelf een hekel aan. Maar als je deze resultaten ziet, lijkt het me toch beter om vroeg en krachtdadig te reageren dan weer in snelheid gepakt te worden.”
De wereldwijde fascinatie voor de omikronvariant begon toen een onderzoeker van een privélaboratorium in Zuid-Afrika op dinsdag 22 november iets opmerkelijks zag. Bij een aantal positieve coronastalen gaf de PCR-test een foutsignaal op één van de genen waar de test zich op richt: het S-gen. Meteen werd Tulio de Oliveira, die de genoomanalyses in Zuid-Afrika leidt, ingeschakeld om de volledige genetische volgorde van het genoom te bepalen. Wat ze vonden, verbijsterde hen. Niet alleen leek het om een onbekende variant van het coronavirus te gaan, hij bevatte ook ongewoon veel mutaties. De Oliveira liet meteen honderd stalen onderzoeken in de regio Gauteng, waar de besmettingen op korte tijd omhoog waren geschoten. In 36 uur volgde het resultaat waar ze voor vreesden: alle honderd stalen bevatten de nieuwe, toen nog naamloze, omikronvariant.
“Dit is de grootste sprong die het coronavirus al gemaakt heeft”, dacht ook Piet Maes toen hij voor het eerst de volledige genetische volgorde van omikron zag. De nieuwe variant vertoont niet minder dan vijftig mutaties, waarvan 32 op het zogenaamde stekeleiwit. Omikron is zelfs geen broertje van delta of een andere recente coronavariant, maar stamt af van de coronavirussen die in 2020 de wereld rondgingen.
“En toch zouden alle wetenschappers voor de coronacrisis eens goed gelachen hebben als we over een nieuwe variant spraken omdat er zich vijftig mutaties op een virustype voordeden”, zegt Maes. “Op zich is daar weinig uitzonderlijks aan, want virussen muteren de hele tijd.” We spreken bijvoorbeeld doorgaans over de ‘deltavariant', terwijl er in werkelijkheid zo’n tweehonderd delta-achtige varianten circuleren. Zo zorgt de iets besmettelijkere en meer ziekmakende ‘delta plus-variant’ of AY.43 op dit moment voor 40 procent van de deltabesmettingen in België, wat deels de grote ziektelast van de voorbije weken verklaart. “Waar andere virussen al honderden of duizenden jaren circuleren, hebben we de geboorte van dit coronavirus bij de mens bijna in realtime kunnen meemaken. We zitten er continu met onze neus op, aan elke mutatie wordt veel meer aandacht besteed.”
Celcultuur
Het Rega Instituut stelde de eerste omikronbesmetting in Europa vast op 27 november. Sindsdien staat alles in het laboratorium van Maes in het teken van ‘celcultuur’: het opkweken van de nieuwe virusvariant. Dat gebeurt in een hoogbeveiligd laboratorium. Een verzoekje om er even binnen te treden, moet Maes vriendelijk afslaan. “Je kunt hier niet op een-twee-drie binnenwandelen.”
Binnen krijgt de hele apparatuur net een desinfecterende handeling. Het is slechts één van de vele veiligheidsmaatregelen die het werk veilig moet houden. Boven het laboratorium hangt een volledige verdieping hepafilters die de lucht voortdurend reinigen. Er heerst ook sterke negatieve druk. In het strengst beveiligde deel is de lucht er vergelijkbaar met die op een hoogte van vijf kilometer. “Zo kan het alleen van buiten naar binnen waaien. Mocht er toch eens een petrischaaltje met virus op de grond vallen, dan kan het zich daardoor niet naar buiten verspreiden”, zegt Maes. Je komt het labo bovendien alleen binnen als je van kop tot teen in beschermingsmateriaal gehuld bent. Zodra de handschoenen uitgaan, moeten onderzoekers meteen hun handen wassen, waarna het afvoerwater aan hoge temperatuur onschadelijk wordt gemaakt.
Het virus heeft natuurlijk ook cellen nodig om op te groeien. In het Rega Instituut gebruiken ze daarvoor niercellen van de groene meerkat, een apensoort die in Afrika leeft. Daarna volgen andere dierlijke cellen, zoals van levende ratten, en uiteindelijk mensencellen. Elke keer dat ze het virus op nieuwe cellen overplaatsen, moeten de onderzoekers de genetische volgorde vergelijken met die van het oorspronkelijke materiaal. Het virus past zich namelijk aan aan de cellen waarin het opgroeit, en anders lopen ze het risico om met een andere variant te werken die te weinig leert over omikron. “In het begin moesten we daardoor geregeld virusstalen weggooien en opnieuw beginnen”, zegt Maes. “Vandaag zien we dat het virus zich minder snel aanpast aan de cellen waarop het werd opgegroeid, waarschijnlijk door de veranderingen die het virus al sinds januari 2020 heeft doorgemaakt.”
Het opkweken van het virus ging niet zo snel als verhoopt. Na een aantal dagen zagen de onderzoekers dat het virus nagenoeg geen schade had aangebracht aan de dierlijke cellen. “Het probleem is dat het eerste staal van een nieuwe variant altijd onschadelijk gemaakt moet worden, simpelweg omdat het langs te veel mensen passeert en anders te risicovol zou zijn”, zegt Maes. “Maar je kunt natuurlijk ook niet de dag erna zomaar gaan aankloppen om een tweede PCR-wisser in iemands neus te proppen. Daar bots je soms op ethische dilemma’s. Het tweede omikronstaal werd dus pas zes dagen later afgenomen. En aangezien de virale lading dan al een flink stuk gedaald is, is het altijd afwachten of er nog genoeg virus aanwezig is om op te kweken.”
Met enige vertraging bleek dat toch zo te zijn. Tegen vrijdag 3 december zagen ze dat het virus zich sterk vermenigvuldigd had. Bovendien hadden ze inmiddels andere virusstalen binnengekregen. Op basis van één staal kun je namelijk weinig conclusies trekken, omdat factoren als wanneer het virus werd afgenomen en hoeveel virale lading aanwezig is, de resultaten sterk kunnen beïnvloeden. Vandaar dat Maes ook niet meteen gebrand is om als eerste met resultaten naar buiten te komen. “Ik merk dat bij andere wetenschappers soms wel, maar dat vind ik eerder getuigen van misplaatste competitiviteit. Als iemand anders het virus sneller weet te isoleren, is dat alleen maar goed voor de wetenschap.”
Herbesmettingen
De resultaten, die vorige week vrijgegeven werden, zijn niet bemoedigend. Maes kwam erachter dat de antistoffen van mensen die vijf maanden geleden hun tweede Pfizer- of AstraZeneca-prik kregen nauwelijks omikron kunnen tegenhouden. Ook de immuniteit van mensen die zes tot twaalf maanden geleden met corona besmet werden, lijkt amper partij te bieden. En dit gaat dan nog om antistoffen van jonge mensen. Het verklaart meteen de vele herbesmettingen in Zuid-Afrika.
Zelfs een booster kan volgens hun studie slechts gedeeltelijk onze bescherming tegen omikron verhogen. Hun resultaten tonen dan wel aan dat een booster het aantal antistoffen gevoelig optrekt, toch is de bescherming nog altijd 5 tot 31 keer lager dan tegen de deltavariant. “Dat onze uitkomsten iets negatiever zijn over boosters dan andere studies, kan ook voor een stuk aan de virusstalen liggen”, zegt Maes. “Uiteindelijk zullen we alle verschillende studies moeten samenleggen om tot een compleet beeld te komen.”
Toch betekenen de resultaten allerminst dat boosters nutteloos zijn. De studie focust namelijk alleen op de werking van antistoffen, en die vormen slechts de eerste verdedigingslinie van ons immuunsysteem. Even belangrijk wordt het om te zien hoe onze T-cellen reageren op omikron. Dat onderzoek neemt meer tijd in beslag omdat er nu eenmaal veel bloed voor nodig is. “Maar ik zie eigenlijk geen reden waarom de T-cellen niet zouden werken tegen omikron”, zegt Maes. De T-cellen reageren namelijk op het viruseiwit dat door de wand van geïnfecteerde cellen naar buiten steekt. “Die T-cellen detecteren alle abnormale cellen in ons lichaam, bijvoorbeeld ook kankercellen, en ruimen die op. Dat proces is veel minder gevoelig aan specifieke mutaties.”
En er is nog goed nieuws. Viroloog Johan Neyts, eveneens van het Rega Instituut, kwam erachter dat de coronapillen van Pfizer, Merck en Gilead Sciences ook erg doeltreffend zijn tegen omikron. “De mutaties van omikron zitten vooral aan de buitenkant van het virus, aan het stekeleiwit waarmee het virus de cel binnendringt", zegt Neyts. “Eens het virus is binnengedrongen, schiet de kopieermachine in gang en vermenigvuldigt het virus zich. De coronapillen blokkeren in feite die kopieermachine. En daar veranderen de mutaties aan de buitenkant gelukkig weinig aan.”
Zeker voor mensen met een mindere immuniteit kunnen die coronapillen volgens Neyts een gamechanger worden. Al blijft het vooral de vraag vanaf wanneer we die pillen kunnen uitdelen, want het gaat hard met omikron. Maandag bleek omikron al voor 20 procent van de nieuwe besmettingen te zorgen. Vorige week vrijdag was dat nog 10 procent. En vermoedelijk gaat de stijging nog wat harder dan we kunnen zien.
“Om een goed beeld te hebben van welke varianten circuleren, proberen we 10 procent van de positieve stalen te onderzoeken”, zegt Maes. “Maar als er 20.000 besmettingen zijn per dag, zoals twee weken geleden het geval was, dan komen we slechts aan twee procent. Het is evident dat je dan dingen mist.” Tegen de tijd dat die achterstand ingehaald is, heeft omikron zich al een stuk verder verspreid. “Bij vorige golven zagen we telkens dat zo’n variant eerst lang onder de waterlijn blijft. Maar eens die dominant wordt, zie je dat het op één dag tijd volledig ontploft. Dan krijg je overal besmettingsclusters, en kun je de opmars eigenlijk niet meer stoppen.”
Als de huidige tendens zich voortzet, wordt omikron eind december al dominant in ons land. Dat biedt weinig tijd om te wachten op aangepaste vaccins of coronapillen voor iedereen. “De boodschap is dan ook simpel: boosteren, boosteren en nog eens boosteren”, zegt Neyts. “Ik snap dat vrijwilligers in de vaccinatiecentra er nood aan hebben om even vrij te nemen, maar dan zouden we toch moeten nadenken over hoe we dat anders kunnen oplossen. Met deze variant kunnen we ons weinig tijd veroorloven.”