NieuwsTerreurproces
Deze hulpverleners werden opgeroepen op 22 maart 2016: ‘Iets zei in mij: nu moet ge uw vrouw bellen’
“Iets zei in mij: nu moet ge uw vrouw bellen. Ik weet nog altijd niet van waar dat kwam.” Angst om te gaan sterven kleurt bijna alle getuigenissen van de eerste hulpverleners op het proces over de aanslagen van 22 maart.
“Ik doe dat nooit als ik vertrek naar een interventie”, zei majoor Dirk Keymolen van de brandweerzone Vlaams-Brabant. Hij had de eerste melding over een explosie op de luchthaven nog weggerelativeerd met de gedachte aan de vorige keren dat daar een magnetron was ontploft. “Ik dacht: het gaat weer zo’n microgolf zijn.”
Een telefoontje van een van zijn officieren deed hem beseffen dat het dit keer anders was. “Iets zei in mij: nu moet ge uw vrouw bellen”, zo getuigde Keymolen. “Ik weet nog altijd niet van waar dat kwam. Ik heb haar opgebeld met de gedachte van: misschien is dit de laatste keer dat wij elkaar horen. Want ge hebt dat wel op tv gezien, wat zo'n aanslagen te weeg brengen. Nu moest ge daar zelf naartoe. Ge wist niet wat er er nog allemaal ging gebeuren.”
“Toen ik ter plaatse kwam, begreep ik het. Het was oorlogszone. Ik zag slachtoffers naar buiten gedragen worden met afgerukte ledematen, helemaal onder het bloed. Tourniquets worden normaal enkel gebruikt in oorlogssituaties. Maar dit waren oorlogswonden. De militairen hebben er enkele levens mee gered.”
Sluipschutter?
Tijdens het hectische verzorgen en wegvoeren van slachtoffers, meestal op bagagetrolleys, kreeg majoor Keymolen als eerste het bericht over een tweede aanslag, in metrostation Maalbeek in Brussel. Het bracht hem voor een dilemma: “Moest ik dit delen met de collega’s of niet? Ik besloot om het toch te doen.”
Meermaals kwamen er meldingen over een sluipschutter op het dak van de luchthaven of de vondst van een kalasjnikovlader tussen het puin. Die bleken achteraf vals, maar die over de ontdekking van een derde bom in de vertrekhal was dat niet. “Ik heb dan een flashbericht uitgestuurd”, zei majoor Keymolen. “Evacueren. We gingen eerst de ontmijningsdienst DOVO z’n werk laten doen. Neem van mij aan: gaan lopen voor een derde bom en slachtoffers daar achterlaten, dat past niet in het DNA van een hulpverlener.”
Onderzoeksrechter Berta Bernardo-Mendez: “Dat was sterk aanwezig bij alle hulpverleners, de angst voor een sluipschutter, voor een extra aanslag.”
‘Zoals de Bataclan?’
De agenda van het terreurproces is omgegooid in afwachting van een uitspraak in het kortgeding dat de gedetineerde verdachten inspanden rond het verloop van hun transport. Vanaf 13 februari komen de slachtoffers aan het woord en vanaf 13 maart de verdachten. Behalve Salah Abdeslam, Osama Krayem en Mohamed Abrini waren zij woensdag alle zes aanwezig in de zaal. De komende vier à vijf weken zijn gewijd aan een uitvoerige reeks presentaties waarbij de drie onderzoeksrechters de verantwoordelijken van alle hulpdiensten een voor een hun relaas van die dag laten doen.
Ook de verantwoordelijke van DOVO trok met een nooit eerder gevoelde angst naar Zaventem: “Gingen wij zoals in de Bataclan opgewacht worden door gewapende daders? Niemand kon ons op dat moment een antwoord geven.” Tijdens zijn technische uiteenzetting over het precieze verloop van een explosie met TATP-poeder werd het enkele slachtoffers te veel. Ze verlieten de zaal.
“Mijn grootste vrees was dat er uit de wagens voor de hal nog een dader zou verschijnen”, getuigde een commissaris van de luchtvaartpolitie. “Van de vertrekhal herinner ik me vooral de geur van de explosieven en de stilte.” Toen de man iets voor elven thuiskwam, vielen zijn echtgenote en dochters hem in de armen. “Mijn veertienjarige dochter zei dat ze voor de deur van mijn slaapkamer zou slapen”, zei de commissaris. “Ze wilde niet dat ik ooit nog naar de luchthaven terugging.”