Dossier dokterslonen
De zeven bouwstenen van een correct doktersloon, volgens gezondheidseconoom Lieven Annemans
Een nieuw verloningssysteem voor artsen: professor gezondheidseconomie Lieven Annemans (Universiteit Gent) waagde zich aan een van de moeilijkste oefeningen ooit. Zeven elementen zijn volgens hem essentieel voor een faire vergoeding.
1.Herwaardering van consultaties
Op dit moment zit de verdeling van de artsenhonoraria scheef en zijn technische prestaties (bijvoorbeeld een CT-scan) veel beter vergoed dan consultaties. Er moet dus een nieuwe lijst komen, waarbij de vergoeding wordt bepaald door de tijdsbesteding, en door de fysieke en emotionele belasting voor de arts. De lijst moet op welbepaalde tijdstippen hernieuwd worden om steeds aangepast te zijn aan de nieuwe realiteit.
2. Gemiddeld inkomen per discipline
Voor elke discipline wordt een soort ‘referentie-inkomen’ van de ‘gemiddelde specialist’ vastgelegd. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen bepalen dat de ‘gemiddelde specialist’ (die dus een gemiddeld aantal uren werkt en een gemiddelde complexiteit van zorg verleent) 200.000 euro bruto krijgt per jaar. Hoe hoog dat gemiddeld inkomen precies moet zijn, moet de overheid vastleggen. Die kan dat doen door na te gaan hoeveel artsen vandaag juist verdienen, maar ook door internationaal te vergelijken.
Betekent dit nu dat alle specialisten evenveel moeten krijgen? Nee. Specialismen die meer complexe operaties uitvoeren, extra expertise vergen of extra emotionele belasting ondergaan, zouden in dit voorbeeld tot 250.000 euro kunnen gaan. Specialismen die meer eenvoudige zorg inhouden, zouden het moeten stellen met 180.000 euro. Er zal dus nog een loonspanning zijn, maar veel kleiner dan vandaag.
3. Opsplitsen van de vergoeding
Dit principe houdt in dat artsen enerzijds (gedeeltelijk) vergoed worden voor de kosten en investeringen die ze maken en anderzijds voor de inspanningen die ze doen. Die twee delen moeten duidelijk van elkaar onderscheiden worden.
4. Vergoeding voor administratie en coördinatie
Per specialisme wil Annemans een ‘gemiddelde beschikbaarheid’ bepalen. Het gaat hier om het aantal uur dat een gemiddelde arts aanvaardbaar vindt. Daar bovenop komt een correctie voor de ‘niet-factureerbare tijd’. Dat is de tijd die een arts spendeert aan allerlei administratie en coördinatie en die op dit moment onvoldoende vergoed wordt. Stel dat dit gemiddeld 20 procent van de tijd is, dan is het voorstel om 20 procent van het referentie-inkomen al uit te betalen als basisbedrag.
5. Vergoeding voor kwaliteit
Vandaag verdienen artsen die minder goede kwaliteit leveren vaak meer: de patiënt moet vaker terugkomen of er zijn extra onderzoeken nodig. Via een systeem van kwaliteitsbonussen kan men dit tegengaan. Artsen die betere kwaliteit leveren (wat men kan meten aan de hand van indicatoren die samen met de artsen worden opgesteld) zouden dan een extra inkomen kunnen verdienen. Dat kan bijvoorbeeld 5 tot 10 procent extra betekenen.
6. Geen daling van het budget
Volgens het voorstel van Annemans zullen artsen in de toekomst gemiddeld niet minder verdienen. De oefening is niet alleen budgetneutraal, het budget voor de artsen moet evenveel groeien als het budget voor de gehele gezondheidszorg. Wel zullen diegenen die vandaag meer verdienen door onnodige onderzoeken en behandelingen de hervorming het hardst voelen in hun portemonnee.
7. Geen verrassingen voor de patiënt
Wanneer artsen een degelijk inkomen hebben, kunnen de ereloonsupplementen geleidelijk aan afgevoerd worden. Niet alleen in de ziekenhuizen, maar ook in de privéconsultaties. De verwachting is dat artsen zich in de toekomst niet meer hoeven te ‘deconventioneren’, omdat het nieuwe systeem veel billijker zal zijn dan het huidige. Voor de patiënt wordt het hele systeem een pak transparanter. Bovendien is de kans kleiner dat de patiënt financieel voor verrassingen komt te staan.