De verontrustende
Weg is de tijd dat de leiders van het klassement een berg opreden in een verschroeiend tempo
superioriteit van Saunier
Het had iets wanhopigs, de wijze waarop de drie Caisse d'Epargenrenners - en dat zijn echt van de allerbeste Spaanse profrenners van dit moment - Cancellara partij poogden te geven. Zelfs Valverde deed zijn deel van het werk, terwijl het eigenlijk de bedoeling was dat zijn maats hun kopman terug vooraan brachten. Maar Valverde voelde het onvermijdelijke gebeuren, de ramp die hij wel op Hautacam maar zeker niet hier had verwacht: zijn definitieve eliminatie als kandidaat voor de gele trui. Daarom reden hij en zijn vrienden zo snel. Vreselijk snel zelfs, want Cunego noch zijn ploegmaat waren in staat één meter kop te doen, al leken ze daartoe soms de intentie te hebben. Cancellara reed sneller dan alle andere renners samen. 'Spartacus', zo luidt zijn bijnaam, maar hij had meer iets van een Herkuul, een halfgod wiens menselijk lichaam de kracht der goden bevat. Rémy di Gregorio hield van zijn zes minuten welgeteld 40 seconde over toen hij opdraaide naar Hautacam.. Rémy: zo heet ook het hoofdpersonage van Alleen op de Wereld. Zo voelde de wanhopige Di Gregorio zich ook.
En op de slotklim zette zich een meeslepende strijd verder. CSC werkte zijn plan verder af. Na wat schermutselingen, en nadat di Gregorio gegrepen was (onder impuls van, jawel,... Jens Voigt) demarreerde Fränk Schleck. Alle andere favorieten probeerden te volgen, Evans en Mensjov en ploegmaat Sastre reden bijna tegen elkaar aan om op het wiel van Schleck te komen, maar tevergeefs. Zij het dat de slachtoffers elders vielen. Broer Andy Schleck, vorig jaar nog tweede in de Giro, moest er definitief af. En ook gele trui Kim Kirchen. Fränk Schleck liquideerde zijn broer en gaf zijn landgenoot de doodsteek als klassementsleider.
Schleck dook niet alleen de ruimte in. Hij kreeg twee ploegmaats van Riccardo Ricco mee, de verwachte Leonardo Piepoli en de echte kopman Juan José Cobo. Al snel werd duidelijk dat de twee Saunier Duvalrenners een beetje met Schleck speelden. Zoals in die ogenschijnlijk vreedzame maar eigenlijk heel wrede documentaires van National Geografic: jonge luipaarden die zich een tijdlang vermaken met een jonge antilope. Op het eerste zich een speels gebeuren, maar altijd met dodelijk afloop.
Fränk Schleck mocht rijden en klimmen wat hij wilde, Saunier Duval bepaalde gewoon zelf wanneer het welletjes was met de ambities van Schleck en zijn ploeg. Cobo en Piepoli gingen er beiden van door. "Een Baracchi op de cols", lispelde bij de tv-schemen aan de aankomst Quickstepwoordvoerder Alessandro Tegner. Hij was niet de enige die verwonderd was.
Ja, waaraan doet de dominantie van Ricco, Piepoli en Cobo denken? "Ik moet heel erg aan Festina denken, jammer genoeg", sms'te een collega. In 1997 reed Festina zijn beruchte 'ploegentijdrit' op de Glandon: erkende klimmers als Richard Virenque en Laurent Dufaux, maar ook mindere goden als Laurent Brochard, Christophe Moreau, Neil Stephens of Pascal Hervé toonden zich ineens superieure klimmers, beter dan de erkende kopmannen van andere ploegen. Amper één jaar later was 'Festina' geen sponsornaam meer, maar een begrip. Een symbool van georganiseerd dopinggebruik.
Of drong een vergelijking met Kas zich op, de legendarische Spaanse formatie uit de jaren zeventig. Kasrenners moesten amper met de fiets kunnen rijden. Ze konden immers klimmen. Niet 'klimmen als de besten' maar beter dan de allerbesten. Meer dan eens degradeerden ze zelfs Eddy Merckx tot hun mindere. Helaas zijn zowel kopmannen Fuente als Lopez-Carril voortijdig gestorven. Het waren de jaren van het nauwelijks gecontroleerde dopinggebruik, en Kas had geen al te beste reputatie.
Wederom, het is de prijs die het wielrennen in het algemeen en de Tour in het bijzonder betalen: die van het gegronde wantrouwen. Het wielrennen is zijn naïviteit kwijt, en daarmee het geloof in sprookjes. Zeker niet omdat de manager Mauro Gianetti heet, in de late jaren negentig misschien wel de renner met de slechtste dopingreputatie van het hele peloton. Als de Tour op één signaal niet zit te wachten, is het op de verrijzenis van een Gewiss-bis - Gewiss won in 1994 de Waalse Pijl na een soort van ploegentijdrit, met Argentin, Bobrik en Berzin een versnelling sneller klimmend dan de rest van het peloton.
(Is dit té argwanend? Misschien. Maar het is vooral de collectiviteit van suprematie van Saunier Duval die verontrust. Indien alleen Ricco zou winnen, tot daar aan toe. Een supertalent is nu eenmaal super. Federer is/was een klasse beter dan zijn concurrenten, Ayrton Senna, Tiger Woods: ze hoeven niet allemaal van doping verdacht te worden. Maar Piepoli die plots wint, niet wegsluipend, maar de allerbeste Tourrenners achter zich latend als waren het stagiairs? Piepoli, die bij zijn laatste Tourdeelname, in 2005, niet één keer bij de eerste tien reed van een bergrit. Die zelfs in zijn beste jaren als kopman van iBanesto, nooit een echt geslaagde Tour reed? En nu op zijn 37ste zijn 'tweede adem' vindt? Nou.
De bergritten van deze Tour mogen dan een speeltje van Saunier Duval zijn, de strijd om het algemeen klassement is er niet minder boeiend om. Als dat een goed signaal mag zijn: weg is de tijd dat de leiders van het klassement een berg opreden aan een verschroeiend tempo. Mensjov, Sastre, Evans, het is loeren en kijken naar elkaar, aanvallen en counterend, aanklampen, dreigen te lossen, een nieuwe adem vinden en dan toch zelf proberen. Op bijna twee minuten van Fränk Schleck bereikten de favorieten de finish. Ricco leidde, voor Sastre, Evans, Mensjov en Christian Vande Velde. Evans had dus gevolgd - niet eens onlogisch na zijn zware val gisteren. "Zeker in het begin van de rit was het nog afzien. Elke verkeersdrempel was een hel", zei hij. Tot zijn eigen verbazing kreeg hij echter een gele trui. Hij had er natuurlijk voor gekoerst, maar het er zeker niet om gedaan: alleen al de beelden van de ritaankomst zijn het beste bewijs dat dit een niet-geplande coup was. Mateloos respect natuurlijk voor een renner die al op de Tourmalet wist dat hij er alleen voor stond, maar in zijn eentje deed wat Valverde niet met de hulp van twee maats kon: vooraan standhouden. Evans is geen spectaculair renner, geen aanvaller die harten verovert, geen pédaleur de charme. Misschien is hij zelfs niet de beste. Maar tot nu toe stond er ook niemand op die de indruk geeft dat hij sterker is dan de kopman van Silence-Lotto.
Maar al kwam de gele trui wat par hasard, ook al rijdt Evans zeer berekend, niets menselijks is deze fietsende computer vreemd. Op het podium brak hij even, ontroerd door Australische vlaggen, de eer, de fierheid op de prestatie toch, en met vochtige ogen zwaaide hij naar het publiek. Om snel weer zijn realisme te herwinnen. "Deze ploeg is niet sterk genoeg om de trui te verdedigen. Ik zal geen slecht woord over de ploeg zeggen: ze doen alles om het mij zo comfortabel mogelijk te maken."
Winnaars die gewantrouwd worden, een leider die zijn gele trui niet echt hoeft, een favoriet die niet meekon, een groene trui die in een van de moeilijkste bergritten moet worden afgestaan door een klimmer (Kirchen) aan een rassprinter (Freire), en CSC dat misschien wel de mooiste aanval van de laatste vijf jaar in de Tour opzette, maar met lege handen achterbleef. Geen ritzege. Geen gele trui. Twee concurrenten in het verlies geduwd, maar ook één van de eigen kopmannen.
Zo verwarrend, zo onvoorspelbaar, zo genietbaar is deze Tour.