De Spelen gebruikt en misbruikt
Keizer, koning, admiraal... naar de Olympische Spelen wilden ze allemaal. Ze verdrongen elkaar van de eerste rij, aanvankelijk alleen om op de foto te staan. En toen hun rol was uitgespeeld, kwam het grootkapitaal. De antieke Olympische Spelen eindigden met een politieke ingreep, maar ook de moderne Spelen waren van in het begin een speelbal van politiek en commercie, en later van commercie en politiek. Met Athene in zicht loert zelfs een nieuwe Griekse koningskwestie om de hoek.
Hans Vandeweghe
Het bericht ging verloren op de buitenlandpagina's: ex-president van Mexico Luis Echeverría werd eind vorige maand veroordeeld voor de moord op ten minste 25 betogers in 1971. In zijn argumentatie had de openbare aanklager het ook over zijn desastreuze politiek als minister van Binnenlandse Zaken. Onder dat bewind schoot het leger op 2 oktober 1968, enkele dagen voor de Spelen in Mexico City, op een groep betogers op het Tlatelolco-plein. Echeverría heeft altijd ontkend dat hij het bevel heeft gegeven. Het resultaat was er niet minder om: 200 tot 300 doden, het juiste aantal kent niemand.
De betogers hadden de komst van de internationale media willen aangrijpen om hun klachten aan de wereld kenbaar te maken. Dat lukte, maar de prijs was hoog. Mexico 1968 was voor de olympische beweging het einde van de onschuld. Tot dan waren niet-sportieve strubbelingen rond de Spelen diplomatieke spielereien, op één enkele uitzondering na. In 1968 vielen de eerste doden. Vier jaar later vielen opnieuw doden, deze keer in het dorp. Omdat sport de nieuwe westerse religie was, vonden de Palestijnen het een goed idee om in het toen nog open olympische dorp een slachtpartij aan te richten.
Dertig jaar later zijn de olympische sites en dorpen beter beveiligd dan het Pentagon en bedraagt de veiligheidsfactuur 1,2 miljard euro, de prijs waarvoor Atlanta in 1996 de hele Spelen organiseerde. Was Theodosius nog aan de macht, hij schafte meteen de Spelen af. Dat deed hij al eens in 393. De Spelen waren te heidens geworden. Corruptie, verderf, bedrog, ongeoorloofde middelen, vandalisme, de Spelen leken meer op een hedendaagse voetbalwedstrijd dan op een religieus geïnspireerde verheerlijking van het lichaam.
Hypocriet
De sport zou de politiek niet veranderen, de politiek wel de sport. De olympische beweging zeurt af en toe over de politieke inmenging, maar dat is hypocriet. De olympische beweging ís een politieke beweging. De Franse edelman Pierre de Coubertin was zo onthutst toen hij op school leerde hoe de fitte Duitsers het Franse leger in 1870 onder de voet hadden gelopen, dat hij een project wilde beginnen om de Franse burger conditioneel sterker te maken. Uiteindelijk zag hij nog meer brood in een internationale sportbeweging met een politiek-maatschappelijke boodschap: internationale samenwerking en vrede. Kortom, de Spelen zijn altijd geweest wat de oprichters voor ogen hadden: politiek geïnspireerd.
De eerste drie Olympische Spelen waren non-events. Slecht georganiseerd en meestal als bijverschijnsel van de toen erg populaire jaarbeurzen. Het eerste dieptepunt in die moeilijke beginperiode was in 1904. Chicago kon de belofte niet waarmaken waarop de Spelen naar St-Louis verhuisden. De Amerikaanse organisatoren lieten geen IOC-inmenging toe en organiseerden naast hun Olympische Spelen, die maanden duurden net als de jaarbeurs, ook antropologische Spelen waarbij ze van over de hele wereld 'wilden' importeerden en die sportkunstjes lieten uitvoeren als in een soort menselijk circus.
De politieke invloed beperkte zich in die beginperiode tot een aanwezigheidspolitiek van de aristocratie. De oudste olympische sponsor is niet voor niets Kodak en met de opkomst van de fotografie verdrongen koningen, keizers en admiraals elkaar om op de foto te staan.
Pas in 1908 in Londen werden Olympische Spelen het decor voor een politieke manifestatie. De Amerikaanse vlaggendrager weigerde zijn vlag te laten zakken terwijl hij de koninklijke box voorbijmarcheerde. Zijn commentaar liet niets aan de verbeelding over: "Deze vlag buigt voor niemand." Londen 1908 waren de eerste Spelen waarvoor de organisatoren een apart stadion lieten bouwen. In Shepherd's Bush is nog slechts een plaquette de stille getuige van een gigantisch stadion voor 70.000 toeschouwers dat in de binnencirkel op het middenveld ook een wielerbaan en een zwembad omvatte.
In 1912 in Stockholm wilden de Russen niet aanvaarden dat de Finnen - net onafhankelijk geworden - onder hun eigen vlag optraden. Kort daarna liet het IOC zich voor het eerst van zijn elitaire kant zien. De Amerikaanse indiaan Jim Thorpe had de tienkamp gewonnen in Stockholm en werd door de Zweedse koning de grootste atleet ter wereld genoemd. Datzelfde jaar raakte hij zijn medaille kwijt: hij was geen amateur en had tegen betaling American football gespeeld. Zelfs de tweede uit die tijd - de Zweed Hugo Wieslander, die later het goud kreeg - vond dat zo bij het haar getrokken dat hij in de Tweede Wereldoorlog naar de VS reisde en op zoek ging naar Jim Thorpe. Hij vond hem niet. Thorpe stierf in 1953. Pas dertig jaar na zijn dood kregen zijn kinderen vanwege het IOC de gouden medaille terug.
Propaganda en foute landen
Oorlogen hebben ervoor gezorgd dat de Spelen van 1916 (Berlijn), 1940 (Barcelona) en 1944 (niet toegewezen) nooit plaatsvonden. Antwerpen kreeg de Spelen in 1920, omdat ons land zich heldhaftig had verzet tegen de Duitsers. Een bewijs dat de Spelen politiek waren, lag in de uitsluiting van de 'foute' landen. Zowel na de Eerste als de Tweede Wereldoorlog moesten Duitsland en zijn bondgenoten een editie in de koelkast. Uitsluiting is niet de correcte term. De organisatoren werden aangemoedigd ze niet uit te nodigen, wat ook gebeurde. De Spelen in Antwerpen waren overigens slecht georganiseerd en zadelden de stad met een zwaar verlies op.
Topsport als vehikel voor nationalisme dateert van de jaren twintig. In Parijs in 1924 klopten de Amerikanen de Franse nationale rugbyploeg - met 17-3 nog wel - en in de tribunes braken gevechten uit. The Times in Londen argumenteerde dat de Spelen beter werden afgeschaft omdat ze de volkeren verder uit elkaar dreven in plaats van ze nader bij elkaar te brengen. De rel tussen de VS en Frankrijk had een politieke oorsprong. De Amerikanen verweten de Fransen dat ze de Elzas bleven bezetten tegen de na-oorlogse afspraken in. De Fransen zitten er nog.
Al snel was het Europa tegen de VS en dat is nog steeds de voornaamste machtsstrijd in de olympische beweging. 1928 Amsterdam verliep rustig, maar in 1932 was er opnieuw een rel toen de Italianen en de Fransen tijdens de drooglegging geen wijn van hun boten mochten lossen. Na een dreiging met een boycot mocht het toch.
De meest gepolitiseerde Spelen waren die van Berlijn 1936, de Spelen van de Ariër Adolf Hitler en de zwarte atleet Jesse Owens. De latere IOC-voorzitter Avery Brundage werd in 1935 naar Duitsland gestuurd om te checken of de nazi's het niet te bar maakten. "Alles oké, de Spelen kunnen plaatsvinden", schreef Brundage in zijn rapport. Brundage zou later de volle lading krijgen toen hij als IOC-voorzitter na de Palestijnse aanslag op het olympische dorp zonder veel emotie verklaarde: "The Games must go on."
De Spelen - of de medailleoogst - als binnenlands- en buitenlands propagandamiddel voor een land, dat zou vanaf de Koude Oorlog een voorrecht worden van de Oostblok-staten, en toen die verdwenen van alle grote sportmogendheden, de VS op kop. In 1988 in Seoel triomfeerde de toenmalige voorzitter Juan Antonio Samaranch over de eerste boycotvrije Spelen. Hij vergiste zich, maar dat was bewust. Jemen was geen gemis, maar Cuba deed in 1988 om onverklaarbare redenen ook niet mee. De eerste boycotvrije Spelen sedert 1972 waren die van Barcelona 1992, zelfs de geïmplodeerde USSR gaf present. Uit het Servische deel van Joegoslavië, pas een oorlog begonnen en uit elkaar gevallen, kwamen alleen maar schutters.
Boycots heen en terug
De eerste boycot dateert van 1956. Russische tanks waren Boedapest binnengerold en een maand later verzamelde de sportwereld in Melbourne. Nederland leidde de boycot. In het waterpolo kende de halve finale tussen de USSR en Hongarije bij 4-0 voor de Hongaren een bloederig einde.
In 1960 was elk land present, maar Duitsland werd door het wereldvreemde IOC verplicht om als één land op te treden hoewel er in Berlijn net een muur was gebouwd. Kort daarop zou Zuid-Afrika dertig jaar van het sporttoneel verdwijnen wegens de Apartheid. In 1976 boycotten de Afrikaanse landen de Spelen in Montreal omdat Nieuw-Zeeland niet was uitgesloten nadat het tegen Zuid-Afrika rugby had gespeeld. Vier jaar later in 1980 was het weer prijs: Jimmy Carter liet eerst zijn eigen Winterspelen in Lake Placid ongehinderd en verordonneerde dan dat de Russen weg moesten uit Afghanistan, wat ze aan hun laars lapten. Resultaat: boycot in 1980 en boycot terug in 1984 van de Oostblok-landen, met uitzondering van Roemenië. "Onze veiligheid is niet gewaarborgd tegenover het vijandige Amerikaanse publiek", orakelde het Kremlin en hield de rode machine thuis.
De olympische beweging wil a-politiek zijn, als het haar goed uitkomt. Maar er is een verborgen agenda. Het Internationaal Olympisch Comité lobbyt steeds weer voor de olympische vrede - geen oorlog tijdens de Spelen. Op grond van die demarches werd het in 1994 voorgedragen voor de Nobelprijs voor de vrede. Dat feest ging niet door. Er was toen trouwens ook geen vrede want in ex-Joegoslavië werd gemoord en gedeporteerd dat het een lust was.
In de jaren negentig heeft de olympische beweging toch het politieke juk kunnen afwerpen en heeft ze als grootste bekommernis, zoals elk mondiaal evenement, de veiligheid. Tegelijk kwam ze steeds meer onder de invloed van de commercie. In 1992 vonden nationalisme en corporatisme elkaar bij de medailleceremonie van het basketbal. Om het Reebok-logo op hun trainingspakken te verbergen, drapeerden de Nike-sterren zoals Michael Jordan en Charles Barkley zich met een gigantische Amerikaanse vlag.
Comeback van een koning
De dure veiligheid in Athene mag dan hoofdzakelijk geïnspireerd zijn door terroristische dreiging van Al-Qaeda, dit is lang niet de enige kopzorg van de Grieken.
Onder de 125 leden van het Internationaal Olympisch Comité die straks drie weken lang bij de Spelen een absolute vvip-behandeling krijgen, zit ook ene Constantijn en laat dat nu net de koning in ballingschap (in Londen) van de Grieken zijn. Constantijn is geen gewone koning. Het Griekse koningshuis is een cadeau van de negentiende-eeuwse grootmachten aan het Deense vorstenhuis en via die weg is Constantijn verwant met heel wat andere vorsten. Hij is getrouwd met prinses Anne-Marie van Denemarken, zijn zus is de vrouw van Juan Carlos van Spanje, hijzelf is neef van prins Phillip en van prins Charles en peetoom van diens zoon prins William. Zijn overgrootvader ten slotte, koning George I van Griekenland, gaf het groen licht aan Pierre de Coubertin voor een revival van de Olympische Spelen.
Constantijn is ook geen gewone koning die toevallig IOC-lid werd. In 1960 won hij als zeiler voor zijn land het eerste olympische goud sedert 1912. Hij werd koning in 1964, maar drie jaar later grepen de kolonels de macht. Na een mislukte poging om vanuit Kavala een nieuwe regering op poten te zetten, ging de koninklijke familie in ballingschap. In 1974 volgde een referendum waarbij de Griekse bevolking zich voor de republiek uitsprak. Twee keer was hij al terug. In 1981 kreeg hij toelating om enkele uren bij het sterfbed van zijn moeder te blijven en in 1993 mocht hij twee weken dor Griekenland rondreizen. Een jaar later besloot de Griekse regering zijn paspoort onwettig te verklaren en zijn bezittingen te nationaliseren.
Daartegen diende Constantijn in 1999 klacht in en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gaf hem gelijk. In een van zijn zeldzame interviews - met Larry King van CNN - gaf hij de Griekse regeringen lik op stuk. "Waarom zijn ze zo bang om mij mijn huis terug te geven? Het enige wat mijn vrouw en ik willen, is ons huis terugkrijgen en in Griekenland komen wonen op onze oude dag. We willen vooral geen geld, want dan zal de belastingbetaler zeggen dat wij de staat armer maken."
Toen Athene de Spelen kreeg toegewezen in 1997 was Jacques Rogge de IOC-man die namens de koepelbond de onderhandelingen moest aanknopen. Een van de geheime agendapunten was de vrije toegang tot Griekenland voor elk IOC-lid, ook voor de koning in ballingschap. Al snel bereikt Rogge voor zijn vriend en collega-zeiler Constantijn een vergelijk. Constantijn was in 2001 dan weer een van de krachten achter de schermen voor de verkiezing van Rogge tot sportpaus.
Constantijn: "Ik zal in Athene zijn en ik weet dat we prachtige Spelen zullen meemaken. Of ik in Griekenland wil blijven? Ja, dat wil ik nog steeds. Niet om koning te zijn, want ik respecteer het referendum van 1974."
Bronnen: The Olympic Politics; Christopher Hill; Manchester Univ. Press. The Olympics; Allen Guttmann; Illinois History of Sports. Future of the Olympic Games; John Lucas; Human Kinetics.
Morgen deel 4: de Olympische Spelen in de tang van de VS
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.
Info: www.fondspascaldecroos.com.