De schijnbewegingen van fotograaf Bernard Plossu
Het trage grijs en zwart van de avondstad
In 'En ville' presenteert fotograaf Bernard Plossu een greep uit de duizend flarden die een wandelaar waarneemt wanneer hij door de straten van een stad loopt. 'Kijk, ik kijk. Wat zie je dan? Alles en niets. Ik neem waar.' Eric Min over zijn favoriete fotoboek van het afgelopen jaar.
Eric Min
Op de eerste foto ligt een vrouw te slapen. We zien haar blote rug, haar lange zwarte haren en de gekreukte lakens. Er zijn alleen grijswaarden. Bijna alles is onscherp, bewogen - een eigenaardig contrast met de rust van het tafereel. Aan de bovenkant van de rechthoek, een smalle zwarte strook: de kamer. Het slapende lichaam wordt ons aangeboden als een stilleven of een gedekte tafel, met de vertrouwde codes van afstand en nabijheid. Wie goed kijkt, stelt vast dat alleen de rand van het bed een min of meer scherpe lijn volgt. De regels van het kijken zeggen ons dat deze opname mislukt is, maar ik vind Hommage à Bonnard van Bernard Plossu een briljante foto.
De tweede foto. Het profiel van een jonge vrouw die met gesloten ogen een baby kust. Ze heet Françoise; het jongetje Joaquim is haar zoon. Zacht en grijs vind ik hen terug in het album dat Plossu over zijn vrouw heeft gemaakt.
Drie. Knieën, de zoom van een rok en een onderjurk. Het meisje gehurkt, in beweging. Er is ook nog een onduidelijke poes die niet stil wil zitten en een boek dat in een arm wordt geklemd. De scène speelde zich vijfendertig jaar geleden af in Mexico City, maar dat heeft geen belang.
Vier en vijf. Zwart de bank en de stoel, wit het tafelkleed waarvan we een hoekje te zien krijgen. Een patroon van vlakken en vormen. Restaurant La Coupole, Parijs, 1973.
Uit dezelfde tijd, een straat in Agadès, Niger: man in het wit ontmoet zwarte vrouw, een vlek licht speelt verstoppertje met heel veel schaduw.
Zes. New York City in de regen, tegen het vallen van de avond. Stoplichten en schimmige flatgebouwen op de achtergrond, een brug. De foto werd gemaakt door de voorruit van een rijdende auto in de file heen. Alles trilt. Bij Plossu is alles bijna, ongeveer, misschien. Om een foto zo mooi te laten mislukken moet je achttien zijn en verliefd, of heel goed kunnen kijken.
Zeven. Bij een stuk over de Belgische fotograaf Marc Trivier in het nieuwe fototijdschrift Pour Voir wordt een portret afgedrukt dat Plossu van zijn collega maakte. In een vlak van wit en grijs omklemt een hand een zwart doosje; het lijkt een oude camera. We zien Triviers hoofd als een schim in het kijkraampje, kleiner dan een postzegel op een omslag. Een foto in een foto bij een artikel over foto's.
Geen van deze opnamen komt voor in En ville, het nieuwste boek van Bernard Plossu (°1945), maar ze vatten zijn werk goed samen - de grijswaarden, de onscherpte, de beweging, de achteloos opgemerkte details die worden opgeslagen in beelden als dagboekaantekeningen, invallen eerder dan zorgvuldig geconstrueerde verzen, prozagedichten of aforismen maar geen essays. We herkennen de stad op de afdrukken in dit album dat onlangs met veel liefde door de Brusselse fotogalerie Contretype werd uitgegeven. Tussen 1996 en 1998 streek de fotograaf vijf keer een week lang in de hoofdstad neer om er zijn huiswerk te maken voor een résidence d'artiste die 2.340 opnamen heeft opgeleverd.
Jean-Louis Godefroid, die voor Contretype het project begeleidde, vertelt dat Plossu in augustus 1997 in het Zuidstation van de nachttrein uit Marseille stapte, naar de kermis trok en vijftien filmrolletjes later tot stilstand kwam bij gebrek aan onbelichte film. Voor het boek selecteerde hij uiteindelijk een honderdtal foto's, en ook voor de tentoonstellingen van Brussel 2000 werd een handvol afdrukken uit de kast gehaald. Het zouden evengoed honderd andere opnamen kunnen zijn geweest, en toch zijn ze allemaal essentieel.
Er zijn geen bijschriften, geen vermeldingen van plaats en tijdstip. Plossu houdt niet van de anekdote maar van het grote verhaal van de stad. En van de klare lijn in onze stripverhalen, van het noorderlicht en van de stoemp die zo warm is dat zijn objectief onmiddellijk aandampt wanneer hij in een Brussels restaurant naar binnen stapt. Van het Grieks eethuisje bij het Zuidstation waar hij in de keuken mag uitkiezen wat hij zal eten. En van cinema. En van taal.
Misschien zijn de foto's die hij al sinds zijn dertiende maakt wel schijnbewegingen op het snijpunt van beweging en stilstand, een voorzichtig antwoord op de vraag hoe je de snelheid en de stad kunt vatten in een papieren rechthoek van zwart en wit. Daarvoor moet je allicht een verwoed wandelaar geweest zijn die de halve wereld heeft doorkruist: Californië, Mexico, India, Turkije, Mali. Het was een geopolitiek fenomeen als de Golfoorlog dat Plossu pijnlijk duidelijk heeft gemaakt dat het almaar moeilijker werd om met een gerust geweten in verre landen aan de slag te gaan. Hoe kon hij er foto's maken die niet 'exotisch' leken, romantisch en neerbuigend of gedetermineerd door onze heersersblik, zelfs wanneer ze politiek correct wilden zijn?
Plossu heeft zich uiteindelijk in Le Ciotat bij Marseille teruggetrokken en fotografeert alleen nog fragmenten van het oude Europa: de Bourgogne, de Haute-Provence, Marseille, de Middellandse Zee. En steden als Lissabon of Brussel, omdat iemand het hem vriendelijk gevraagd heeft en omdat hij de geuren en geluiden van de metropool niet kan missen. Luister naar En ville en hoor hoe dichtbij de stad op de achtergrond klinkt, met ruisende klanken en kleuren - onscherp, schots en scheef, in schaduwen gewikkeld. Achteloos laat de fotograaf voorbijgangers door het beeld lopen, neemt hij straatlantaarns en achteruitkijkspiegels mee, of de rand van het raam in de tram en de opschriften van lang geleden. Daar is ook het grijs weer: de kleur van het asfalt en de lichtjes op de boulevard, de stenen en de regen. Filmisch maar herkenbaar en zelfs vertrouwd grijs, geplukt uit de film noir en de verhalen van Simenon. Zo kunnen we dit boek ook lezen - als een verzameling stills uit een film over de stad, een greep uit de duizend flarden die een wandelaar waarneemt wanneer hij door de straten loopt. Kijk, ik kijk. Wat zie je dan? Alles en niets. Ik neem waar, ik neem voor waar aan wat mijn ogen mij laten zien. Kijk je verstrooid of aandachtig? Beide. Ik bekijk wat Bernard Plossu uitgekozen heeft om door mij gezien te worden. Herken je het? Ja, en ik begrijp het ook. Doet niet elke fotograaf precies hetzelfde? Ja, maar anders.
Plossu heeft het vak van zijn vader geleerd. De wereld was er eerst, en daarna kwamen de theorieën. De Sahara toen hij dertien was, en de films en de kleuren van Satyajit Ray, Rossellini, Corot of Malevitsj. De stilte van De Chirico en de beste doeken van Magritte. De avonturen van de scheepsjongen Corentin die hij achterna reisde om de decors van zijn avonturen bij de roodhuiden terug te vinden. De klare lijn van de beeldverhalen uit de jaren vijftig; gretig somt Plossu zijn favoriete auteurs op - Cuvelier, Hergé, Franquin, Laudy, Craenhals, De Moor, Martin, Jean Graton, Fred Funcken, Peyo. Tussen het trage grijs en zwart van de avondstad, vertrouwd onscherp en voortdurend in beweging zoals onze blik die even blijft haken aan de rafelige randen van de dingen en onmiddellijk weer verder trekt, duiken inderdaad enkele haarscherpe beelden op. Plossu heeft een zonnige zomerdag nodig om de harde lijnen van de architectuur vast te leggen: het Noordstation mag eindelijk zichzelf zijn, en ook Kuifje ziet vanaf zijn flatgebouw aan het andere eind van de stad dat het goed is. Ronduit filmisch zijn het ritme van momentopnamen door winkel- en andere ramen heen, die de motieven van stoeptegels en zebrapaden laten rijmen, en de dramatische maar perfect realistische nachtelijke shots die aan het sterkste van collega-fotografen als Plissart en Fastenaekens herinneren. Ook bij hen vinden we geen verlangen naar het pittoreske maar eenvoudige, juiste beelden die Brussel omzichtig naderen en dus traag bekeken moeten worden.
Françoise Nunez, de geliefde van de fotograaf, krijgt het laatste woord. "Wanneer Bernard aan het werk is, lijkt het alsof hij danst, razendsnel maar nauwkeurig - een lenig lichaam dat alles onder controle heeft. Je ziet geen inspanning, alleen gratie; geen onzeker zoeken maar perfecte precisie." Dat klopt. En ville moet het beste fotoboek zijn dat ik het afgelopen jaar onder ogen kreeg.
Bernard Plossu, 'En ville', een uitgave van Contretype en La Lettre volée, 112 p., 950 frank.