ReportageKosovo
De oorlog in Oekraïne dreigt het bevroren conflict in Kosovo te ontdooien. ‘Servië is een Russische proxy’
In Kosovo lopen twee decennia na de oorlog de spanningen tussen de Servische minderheid en de Albanese meerderheid weer hoog op, mede door de invasie van Servische bondgenoot Rusland in Oekraïne. ‘De EU kijkt toe, maar handelt niet.’
Acht dagen is zijn winkel nu leeg, zegt kledingverkoper Salim (36) met een trieste blik. Het kleine zaakje vol goedkope schoenen, tassen en jassen trekt op een normale zaterdag veel Servische stadsgenoten uit het noorden van Mitrovica. Maar nu Servische demonstranten de wegen rondom Mitrovica hebben geblokkeerd, komen ook Serviërs uit de stad zelf amper meer naar de buurt vol Albanese vlaggen van Salim en zijn buurman Din (64), die niet met hun achternaam in de krant willen.
Niet omdat de blokkades de Servische clientèle fysiek belemmeren. Vanonder de rood-zwarte Albanese slingers loop je nog steeds in twee minuten naar het andere deel van Mitrovica, waar je geen stap kunt verzetten zonder het Servische rood-blauw-wit te zien.
De meeste inwoners blijven aan hun eigen kant omdat de sfeer tussen de Albanezen (95 procent) en Serviërs (5 procent) in Kosovo gespannener is dan in jaren. Servische troepen staan “in de hoogste staat van paraatheid”, zo liet de Servische defensieminister Milos Vucevic maandagavond weten. Volgens Vucevic is het leger klaar om “gewapend geweld” te gebruiken indien nodig.
Bondgenoot Rusland
Het is het voorlopige hoogtepunt van spanningen die steeds verder oplopen. Begin december schoten Servische bendes op een Kosovaarse-Albanese politieagent en gooiden een granaat naar een auto van de Europese politiemissie EULEX. De Servische president Aleksandar Vucic diende bij de sinds 1999 in Kosovo aanwezige NAVO-vredesmacht KFOR een – weinig kansrijk – verzoek in om met hun toestemming duizend militairen naar het noorden van het land te sturen.
Een paar honderd meter verwijderd van de winkeltjes van Salim en Din, in het Servische deel van de stad, is bondgenoot Rusland nooit ver weg. “Kosovo is Servië, de Krim is Rusland”, valt er te lezen op een muurschildering waarin de gelijkende vlaggen van beide landen naadloos in elkaar overvloeien. Russisch staatsmedium Russia Today verspreidt ondertussen het nepnieuws dat er in Kosovo een oorlog uitgebroken is, want een tweede front op de Balkan zou Rusland niet slecht uitkomen.
De cafés zijn uit protest gesloten, maar verder is het behoorlijk kalm in Noord-Mitrovica, waar een drietal Italiaanse carabinieri namens EULEX in de hoofdstraat een praatje maakt met Sloveense collega’s van KFOR. De internationale uniformen laten hier bewust hun aanwezigheid zien.
De weinige Serviërs die nog wel voor boodschappen naar het Albanese deel komen, willen voor geen goud over politiek praten. De Albanese kledingverkopers begrijpen op hun beurt niet waar hun Servische stadsgenoten boos over zijn. “Ze leven als koningen hier. Ze betalen niet eens hun eigen energierekening”, zegt Din verontwaardigd. “Dat doen wij!”
Protesten
Het is slechts een voorbeeld van de schizofrene situatie die sinds de oorlog (1998-1999) bestaat in de voormalige mijnwerkersstad Mitrovica, waar de Servische bevolking zich afzet tegen de Kosovaarse regering. De Serviërs weigeren al 23 jaar om het Kosovaarse energiebedrijf voor hun elektriciteit te betalen, met als gevolg dat die rekening bij de Kosovaarse belastingbetaler terechtkomt.
In het noorden van Kosovo wordt pijnlijk duidelijk dat de problemen ruim twee decennia na de oorlog niet opgelost zijn. Toen probeerde het Servische leger van Slobodan Milosevic om Kosovo, destijds deel van het afbrokkelende Joegoslavië, etnisch te zuiveren door de Albanese bevolking te vermoorden en verdrijven. Er vielen ruim 8.600 Albanese burgerdoden, zo’n 1.600 Servische burgers kwamen om, net als honderden burgers die tot andere groepen behoorden.
Om het bloedvergieten te stoppen, bombardeerde de NAVO in 1999 drie maanden lang Servische doelen, tot het leger van Milosevic zich terugtrok uit Kosovo. In 2008 riep Kosovo de onafhankelijkheid uit, en inmiddels erkennen 101 van de 193 VN-lidstaten het land.
Toch verzet Belgrado zich, inmiddels onder leiding van voormalig Milosevic-propagandaminister Vucic, nog altijd fel tegen de onafhankelijkheid. De Servische bevolking in Mitrovica is de meest vooruitgeschoven post van die weerstand. Zij worden regelmatig opgejut om te demonstreren tegen de regering in Pristina, omdat die erop uit zou zijn hen als minderheid het leven moeilijk te maken via bureaucratische obstakels.
Begin november verlieten etnische Serviërs de Kosovaarse instituties zoals politie, rechtspraak en gemeente uit protest, al betwijfelen veel Albanese Kosovaren die motivatie. Volgens hen zijn de meeste Serviërs in het noorden helemaal niet zo ontevreden, maar voeren zij slechts bevelen van Belgrado uit.
Nadat een escalatie over autokentekens eind november ternauwernood werd afgewend, zag de Kosovaarse regering zich een paar dagen later gedwongen om lokale verkiezingen in het noorden uit te stellen, omdat ook die de gemoederen hoog deden oplopen.
Maar een half uur na die beslissing diende zich alweer een volgende reden tot escalatie aan: de arrestatie van een Servische voormalige politieagent. Volgens de Kosovaarse autoriteiten heeft hij een granaat naar binnen gegooid bij een verkiezingskantoor in Mitrovica, Serviërs menen dat de arrestatie politiek gemotiveerd is.
Criminele gangs
Wegbarricades waren er de afgelopen jaren wel vaker, maar zo intens als nu was het zelden, zegt onderzoeksjournalist Jeta Xharra (44) op haar kantoor in hoofdstad Pristina. Op het bureau staat een traditioneel wit Albanees hoofddeksel naast een rood-zwart kleedje van de Albanese vlag.
Xharra is hoofdredacteur van het Balkan Investigative Reporters Network en doet samen met haar collega’s onderzoek naar georganiseerde misdaad in het noorden, waar de politie door het conflict weinig vat op heeft. “Het is daar een wildwesttafereel.”
En volgens Xharra is dat precies wat de krachten achter de Servische protesten zo willen houden. “Het gaat niet om nationalisme, maar om financiële belangen.” Haar collectief deed onderzoek naar witwaspraktijken in het noorden van Kosovo, door criminele zakenmannen uit de kring van president Vucic. Mede dankzij dat onderzoek zetten het Verenigd Koninkrijk en de VS drie van de grootste maffiabazen op hun sanctielijst.
Ook de Kosovaarse regering noemt de wegbarricades in het noorden consequent het werk van “criminele gangs”. “Vergeet niet dat dit allemaal uit Belgrado komt”, zegt minister van Buitenlandse Zaken Donika Gërvalla-Schwarz (51) in haar kantoor in Pristina.
Servisch president Vucic heeft dat altijd ontkend, maar liet onlangs wel weten dat “de barricades verwijderd worden” als Kosovo aan een belangrijke Servische voorwaarde voldoet: de vorming van een samenwerkingsverband tussen gemeenten met een Servische meerderheid. Daar is Kosovo mordicus tegen, omdat het zo een afscheidingsbeweging in huis vreest te halen.
De barricades zijn dus een drukmiddel in de onderhandelingen over een ‘normaliseringsakkoord’, waar Brussel beide landen met steeds meer drang achter probeert te krijgen. De streefdatum van maart 2023, vijftien jaar na de Kosovaarse onafhankelijkheid, lijkt inmiddels sciencefiction.
Achter het ministersbureau hangt een geel-blauwe poster: We stand with Ukraine. In de hoek staat naast de vlaggen van Kosovo en de EU een NAVO-vlag. Een paar dagen eerder heeft Kosovo haar EU-lidmaatschapsverzoek ingericht, al is daarvoor nog een lange weg te gaan. “Maar toen we onafhankelijkheid wilden uitroepen, verklaarde iedereen ons eerst ook voor gek”, zegt Gërvalla-Schwarz vol optimisme.
Toch is de minister ook uiterst kritisch voor de club waar ze graag bij wil horen. “Europa heeft niets geleerd van Poetins invasie”, zegt ze fel. “Servië is een Russische proxy, en toch herhaalt Europa met Vucic nu weer dezelfde fouten.”
Europa
Op twee uur rijden ten westen van Pristina denkt de Servisch-orthodoxe abt Sava Janjic (57) daar anders over. Ja, er is Russische invloed, maar het idee dat alle Serviërs “kleine Russen” zijn, vindt hij overdreven. “Het komt van pas in het Albanese verhaal.”
Om zijn 14de-eeuwse klooster Visoki Dečani te bereiken, moeten bezoekers eerst langs militaire beveiliging door KFOR. Het Servisch-orthodoxe klooster ligt net buiten een Albanees dorpje, en werd na de oorlog vier keer aangevallen met granaten, door Albanezen die wraak zochten op een Servisch symbool. “Terwijl wij hier juist Albanese vluchtelingen hebben beschermd”, zegt Janjic.
Hij maakt zich zorgen nu de spanningen in het noorden toenemen. De meeste Serviërs in Kosovo wonen namelijk verspreid over het zuiden, en zouden bij uitbrekend geweld in het noorden een kwetsbaar doelwit voor vergelding kunnen zijn. “Ik hoop dat ze de barricades opruimen en een vreedzame oplossing vinden.”
De geestelijke is kritisch voor Belgrado, maar staat ook mijlenver af van de Kosovaarse regering en premier Albin Kurti, die hij populisme verwijt, en het aanjagen van verschillen tussen groepen. “Niet alle Serviërs die protesteren in het noorden zijn criminelen”, stelt hij. “Mensen maken zich oprecht zorgen over hun rechten.”
Ja, knikt Janjic, er bestaan in Kosovo 23 jaar na de oorlog twee parallelle realiteiten. De Servisch-orthodoxe priester ziet vrijwel alles anders dan de regering in Pristina, maar over één ding is hij wel akkoord: “Europa is onze enige toekomst. Als je de Europese integratie hier laat versloffen, blijft de Balkan achter als stuk vlees voor allerlei landen – niet alleen Rusland, ook China en Turkije.”
De Kosovaarse regering hoopte dat de Russische invasie in Oekraïne een alarmbel zou zijn voor het westen: hét moment om Servië te dwingen tot een keuze tussen oost en west, maar die wens kwam niet uit. En de Europese appeasement-politiek richting Servië is niet alleen een gevaar voor Kosovo, waarschuwt minister Gërvalla-Schwarz, maar voor de hele westelijke Balkan.
Ze wijst op Bosnië-Herzegovina en Montenegro, waar Servisch nationalisme ook voor politieke onrust zorgt. “Van zes westelijke Balkanstaten verkeren er nu drie in een instabiele situatie, die één aanstichter hebben: Rusland via Servië. We moeten het grotere plaatje zien.”
Volgens de Kosovaarse minister zou de EU, net als het VK en de VS, sancties moeten opleggen aan Servische criminele oligarchen (“niet aan de gewone mensen”), en subsidies en het EU-toetredingsproces moet bevriezen.
“EU-geld kan alleen samengaan met EU-waarden”, stelt Gërvalla-Schwarz, die zich zorgen maakt. “Ik weet nog welke fouten er in de jaren negentig gemaakt werden vóór de oorlog, en ik vrees dat ze nu herhaald worden. De EU kijkt toe, maar handelt niet.”
Ook de blik van Albanese kledingverkopers Salim en Din in Mitrovica, die door het wegblijven van de Servische cliëntèle alle tijd hebben voor zoete thee en de ene sigaret na de andere, is gericht op Brussel. “Van Russen moeten we niets hebben”, verklaart Din. De EU mag soms teleurstellen, maar blijft hier de enige hoop om het in cirkeltjes draaiende conflict te doorbreken. “Wij Albanezen”, zegt Din, “willen maar één kant op: de straat naar Europa.”