AnalyseNederland
De nieuwe Nederlandse regering zit vol frisse gezichten, maar daarmee zijn de problemen nog niet opgelost
De Nederlandse regering-Rutte IV oogt nieuw en fris. Maar lastige dossiers zoals het coronabeleid, de stikstofkwestie en het woningtekort dringen. Wie op een sleutelpositie zit in het kabinet, loopt het risico al snel te verzuipen.
De verwachtingen waren vooraf flink aangewakkerd. Een nieuw elan hadden de leiders van de rechts-liberale VVD, het links-liberale D66, het christendemocratische CDA en het christelijk-sociale ChristenUnie beloofd. Om te beginnen met de ministers van het kabinet, waarin volgens aanstaand premier Mark Rutte “mensen van naam en faam” zouden komen.
Nu alle namen van de nieuwe bewindslieden bekend zijn, kan voorzichtig worden geconcludeerd dat dat laatste in elk geval klopt. Als je zoals Robbert Dijkgraaf directeur bent van het Institute for Advanced Study in Princeton of zoals Karin van Gennip jarenlang in de raad van bestuur van onder meer ING zat, heb je bewezen iets te kunnen.
Wat voorafging
Sinds de Nederlanders in maart 2021 naar de stembus trokken, nam de regeringsformatie er ‘Belgische proporties’ aan. De formatie duurde meer dan 290 dagen en is zo de langste in de Nederlandse geschiedenis. De foto van gespreksnota’s met daarop ‘Positie Omtzigt, functie elders’ was al in maart een bommetje. Pieter Omtzigt was het Kamerlid dat doorduwde op de toeslagenaffaire, waardoor de regering aftrad. Ontslagnemend premier Rutte ontkende eerst dat hij over Omtzigt gesproken had, maar dat bleek niet waar. Aanvankelijk wilde D66 niet met de ChristenUnie in zee gaan. Toen de links-liberalen uiteindelijk besloten om die blokkade op te heffen, kon een regering gevormd worden met VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Rutte IV - hij wordt opnieuw premier - bestaat uit dezelfde partijen als Rutte III.
Sleutelposten
Wat betreft de mensen straalt het aanstaande kabinet inderdaad iets nieuws uit. Meer vrouwen dan ooit, dertigers als ministers en meer bewindslieden met een migratieachtergrond. Maar of dat ook zorgt voor een nieuw elan moet de praktijk uitwijzen. Geen minister of staatssecretaris kan lang teren op zijn uitstraling, er liggen grote opgaven voor Rutte IV. De bewindslieden op sleutelposten zullen heel snel het vak in de vingers moeten krijgen om zichzelf een afgang te besparen.
Zo kan de nieuwe minister van Volksgezondheid Ernst Kuipers nog zo zijn sporen hebben verdiend als bestuurder van het universitair ziekenhuis Erasmus MC in Rotterdam, met vakkennis alleen kom je er niet. De afgelopen twee jaar had hij geregeld kritiek op het coronabeleid van het kabinet, nu moet hij bewijzen dat hij het beter kan. De aanpak van de coronacrisis zal zeker 2022 nog overheersen. Dat vergt de nodige politieke stuurmanskunst, want over bijvoorbeeld de invoering van een zogeheten 2G-beleid waarbij ongevaccineerden niet meer overal welkom zijn, is de Nederlandse Kamer tot op het bot verdeeld.
Daarbij kan gebrek aan politieke ervaring iemand opbreken. De Tweede Kamer overtuigen van je gelijk is wat anders dan een ziekenhuis besturen. Een bekend voorbeeld van hoe het mis kan gaan, is de voormalige Nederlandse minister van Marine, Willem Naudin ten Cate. Die was zelf zeeofficier, maar trad kort na zijn benoeming als minister weer af. Na zijn eerste debat met een lastig parlement zei hij: “Daar zien ze me nooit meer terug.”
Weinig ervaring
Ook voor andere sleutelposten in het kabinet zijn politici aangezocht die weinig ervaring hebben aan het Binnenhof in Den Haag, het centrum van de Nederlandse politiek. In het stikstofdossier zijn de belangen zodanig tegenstrijdig dat het vorige kabinet er niet uitkwam. Nu is Christianne van der Wal er verantwoordelijk voor gemaakt. Haar ervaring op het hoogste politieke niveau reikt niet verder dan het partijkantoor van de VVD, waarvan ze voorzitter was.
De uiterst gevoelige reorganisatie in de jeugdzorg komt op het bordje van Maarten van Ooijen (ChristenUnie). Hij heeft alleen drie jaar ervaring als schepen in Utrecht. Het asieldossier zit vol angels en klemmen. De nieuwe staatssecretaris Eric van den Burg (VVD) heeft vooral ervaring in de Amsterdamse stadspolitiek en was daarnaast slechts twee jaar senator.
Gebrek aan ervaring hoeft geen probleem te zijn, maar het verklaart wel waarom partijen bij andere sleutelposities in het kabinet kiezen voor politici met veel kilometers in de benen. Hugo de Jonge, al minister sinds 2017, moet het schrijnende woningtekort oplossen. Met huisvesting heeft hij geen ervaring, maar hij weet wel hoe hij meerderheden kan krijgen voor impopulaire maatregelen. Tegelijk kan hij net zo min als zijn voorganger voldoende nieuwe huizen erbij toveren.
Geen recept voor succes
Want zoals ervaring in een vakgebied geen recept is voor succes, zo is politieke ervaring dat evenmin. De nieuwe klimaatminister Rob Jetten is als D66-fractievoorzitter en medeonderhandelaar van het regeerakkoord politiek beslagen genoeg. Maar het klimaatprobleem is niet alleen met het aanstaande miljardenfonds op te lossen. Zo staat de Nederlandse energievoorziening onder druk door de overstap naar nieuwe energiebronnen.
Bij het aantreden van een kabinet krijgen bewindslieden altijd het voordeel van de twijfel. Ze ogen nieuw, fris, kunnen zich verheugen in veel media-aandacht. Maar al snel telt maar één ding: lossen ze de problemen op waarvoor de Nederlanders op 17 maart vorig jaar massaal naar de stembus gingen?