De nacht dat kunst werd gered door ‘provo’s en hoeren’
In april van het woelige jaar 1968 stond de Antwerpse Sint-Pauluskerk in lichterlaaie. Volgens de overlevering waren het toen provo’s, buurthoertjes en studenten die de kunstschatten ’s nachts hielpen evacueren, met gevaar voor eigen leven.
De aanleiding voor het vuur was bijzonder banaal: een buurvrouw die per ongeluk haar strijkijzer had laten branden. De vlammen sloegen over op het klooster en uiteindelijk op de Sint-Pauluskerk aan de Antwerpse Veemarkt. De schade viel al bij al nog mee, maar over die nacht van 3 april 1968 worden nog steeds heroïsche verhalen verteld. In de kerk vinden bezoekers vandaag nog altijd een foldertje waarin ereconservator Frans Boudouin zijn relaas doet van die nacht. Hij moest toen de massaal toegestroomde vrijwilligers instructies geven, al bleek dat in de chaos niet zo vanzelfsprekend. “Het aantal vrijwilligers nam toe en het werd moeilijker hen onder controle te houden. Op eigen initiatief begonnen ze de overgebleven schilderijen af te haken en al wat niet te heet of te zwaar was naar buiten te dragen”, schrijft hij. Hoewel sommigen de verhalen afdoen als pure mythes, bleken het vooral nachtraven, die zich op dat moment in de buurt van de Veemarkt ophielden, die de kunstschatten uit de kerk redden. “Hoertjes, travestieten, provo’s en cafégangers, iedereen die zich op dat moment in de buurt bevond. De Veemarkt was toen een rare buurt”, herinnert Adriaan Raemdonck zich. Vandaag is hij eigenaar van kunstgalerij de Zwarte Panter, toen was hij een van de eerste blussers. Hij woonde om de hoek en kwam meteen helpen toen hij hoorde van de brand.Ook Robbe De Hert werd door zijn broer uit het café geplukt om te komen helpen. “Al herinner ik me daar weinig van, ik was behoorlijk dronken die nacht. Maar ik weet wel dat Wannes Van de Velde en cineaste Nicole Van Goethem er bij waren.” Boudouin heeft het over eeuwige dank voor de vrijwilligers, “wie ze ook waren, want de onderlinge verschillen werden spontaan overbrugd door de gemeenschappelijke wil om een patrimonium te beveiligen”. “Het was een aandoenlijk tafereel. De chaos was compleet, niemand wist of ze de werken redden zoals het hoorde, maar iedereen wou per se helpen”, vertelt Raemdonck. Met gevaar voor eigen leven, schreef Boudouin.“Ik was nogal een handige jongen, en ik kreeg van een soldaat een legerschop in mijn handen geduwd. Daarmee ben ik op een ladder gekropen en heb ik een Rubens los geprutst. Meteen mijn nauwste contact met Rubens”, aldus Raemdonck.Opmerkelijk is ook dat alle geëvacueerde stukken relatief ongedeerd buiten geraakten. “Zelfs geen stoel werd gepikt, die nacht.” (LB)