Column
De motorrijder incasseert de woede van de samengetroepte winkeliers, zijn hoofd verandert in een bloederige stip
Auteur Lize Spit en haar Nederlandse collega Bregje Hofstede, allebei 31, vertellen beurtelings over hun leven.
Er klinken schreeuwende mannenstemmen op straat. Ik steek mijn hoofd onder het gordijn, probeer te kijken naar wat er zich buiten afspeelt. Het is een hete maandag in een hete week, het asfalt is bleek. De buurt waar ik sinds kort woon, staat bekend om zijn groothandels – smaakloze mode, gemakzuchtige etalages. Aan de overkant van de straat, bij het portaal van de goedkope accessoirewinkel, staan twee mannen recht tegenover elkaar te brullen naast een foutgeparkeerde motor. De onderbuurman, een doorgaans vriendelijke man die de kledingwinkel uitbaat waar ik bij afwezigheid pakjes laat leveren, heeft een borstelsteel in de hand en wordt kalmerend toegesproken door zijn collega. Tegenover hem staat een man met een lederen motorjack, die wordt in bedwang gehouden door drie omstaanders, hij is vast diegene die het hardst wil meppen.
In elk gevecht zijn er drie rollen te verdelen. Er is de kern, de mensen die willen slaan. Er zijn de omstaanders die tussenbeide schieten om de gemoederen te bedaren. Er zijn de toeschouwers met telefoon of sigaret in de hand, die vanuit het niets in groten getale rondom elk incident heen cirkelen, zoals insecten rond een straatlicht.
Vanuit mijn appartement op de derde verdieping overzie ik alles, nog nooit heb ik zo’n goed zicht gehad op een gevecht. Dit zal uitmonden in rake klappen, dat merk je aan de grimmigheid die wordt opgebouwd, een spanning die slechts één kant op kan. Het heeft iets weg van een herhaling van een voetbalwedstrijd, een aanval waarvan iedereen al weet dat die in een goal eindigen zal, je zou je er een commentator bij wensen die je van tactische inzichten voorziet, want het is geen bende die in het wilde weg begint te rammen, het bouwt zich haast doordacht op, alsof het bestaat uit passes waar meermaals op geoefend werd.
De schermutselingen duren nu al minstens vijf minuten, de tegengehouden man voelt zich betutteld en raakt nog meer gefrustreerd, zijn woede wordt opgespannen zoals de veer in een klein speelgoedautootje – laat hem los en hij schiet weg.
Schijnbeweging
Inmiddels zijn er bemiddelaars die ook beledigd werden, die een duw kregen, zij willen nu zelf meppen op de man die ze eerder in bedwang hielden. In een snel tempo breidt de kern zich uit, steeds meer mensen duwen en trekken, steeds meer omstaanders moeten ingrijpen om anderen te kalmeren. De zakenpartner van mijn onderbuur komt met een nog zwaardere bezemsteel naar buiten gelopen.
Tot iedereen plotseling bedaart. De meppers draaien elkaar de rug toe, de bemiddelaars laten los, maar het blijkt slechts een schijnbeweging – meteen volgt een eerste echte, loeiharde klap. De toeschouwers deinzen achteruit. Er wordt gestampt, gebokst, gebeukt. Niemand is bereid de ander nog zomaar te laten gaan.
De motorrijder incasseert de woede van de samengetroepte winkeliers, zijn hoofd verandert in een bloederige stip, hij kruipt op zijn voertuig maar wordt samen met zijn motor omver gestampt. Wankelend krabbelt hij weer recht. Met een geknakte houding neemt hij plaats op het zadel, hij slalomt de straat uit. Ik blijf op trillende benen toekijken, tot de rode stip steeds kleiner wordt.
Veilig achter glas staan, maar toch in je maag worden gestompt.