De media, een pretpark
Zonder mijn ogen te sluiten voor enkele kwalijke effecten, wil ik aantonen dat de commercialisering van het medialandschap voor de Vlaamse mediagebruikers vooral een zegen is. Als liberaal ben ik tegen monopolies tout court. Dus ook in de media. Meer zelfs: en zeker in de media.
Een Vlaming zit gemiddeld zo'n drie uur per dag voor tv. Dat is zowat tien jaar op een leven. Heel wat mediaspecialisten zijn ervan overtuigd dat dit diepe sporen nalaat, bijvoorbeeld in de politiek. Ik geloof niet dat de invloed van de media zo groot is. Ik geloof wel dat veel politici geloven dat de media een steeds grotere invloed hebben. Daardoor verbaast het mij niet dat veel politici hun gedrag meer en meer afstemmen op de media. Wat me doet besluiten dat het maar net goed is dat er in de media geen monopolies meer bestaan.
Het aanbod van media en programma's is in Vlaanderen nooit zo rijk en verscheiden geweest als vandaag. Het audiovisuele landschap barst van vitaliteit. De regionale omroepen hebben hun plaats op de kabel verworven. Betaalzenders en doelgroepenzenders breken door. Het is onze intentie over afzienbare tijd ook het zogenaamde monopolie op landelijke radio te doorbreken. Ik zeg bewust zogenaamd monopolie. Want dit laatste monopolie is eigenlijk al voor een groot deel doorbroken: de VRT-radiodirectie was zo verstandig de concurrentie al intern te organiseren met doelgroepenzenders als Studio Brussel, Donna of Klara.
En hoe staat het met de kwaliteit van het programma-aanbod in het algemeen en de informatievoorziening in het bijzonder? Ik ben ervan overtuigd dat we ook daar geen reden tot klagen hebben. Oké, tussen het koren zit veel kaf. Maar de onderzoeksjournalistiek van Chris De Stoop over Doel ligt in de kiosk evenzeer voor het grijpen als de borsten van Betty. Als liberaal zou ik er niet aan durven denken bemerkingen te formuleren over wat journalisten blijkbaar als kwaliteit beschouwen. Maar evenmin voel ik me als liberaal geroepen om aan het even wie mijn kwaliteitsnormen op te leggen. Enkele vooraanstaande sociologen hebben vorig jaar bij een groot onderzoek naar het middenveld en het verenigingsleven ook het tv-kijkgedrag betrokken. Onder meer Marc Elchardus en Mark Hooghe stelden vast dat het Vlaamse verenigingsleven in ieder geval weinig lijkt te lijden onder de kijkkastjes. Ons verenigingsleven bloeit als nooit voorheen. Maar de onderzoekers waarschuwden wel dat wie veel tv kijkt en weinig sociale contacten onderhoudt, meer kans heeft om bang te zijn, pessimistisch, onverdraagzaam, politiek passief, antidemocratisch en egoïstisch. Zonder duidelijk oorzaak en gevolg te kunnen aanduiden - daarvoor is verder onderzoek nodig - wezen ze erop dat wie hoofdzakelijk naar commerciële zenders kijkt, minder belang lijkt te hechten aan burgerzin of betrokkenheid bij het sociale en culturele leven dan wie vooral naar de openbare en regionale omroepen kijkt. De waarschuwingen van de wetenschappers stemmen tot nadenken, eerder over de kwaliteit van de samenleving dan over de kwaliteit van de media. Want is het de taak van een omroep, weze het een openbare, om burgerzin bij te brengen? Sterker nog: kán een omroep dat? Kan een omroep dat nog aan het begin van het derde millennium? Ik ben geneigd op die vragen genuanceerd negatief te antwoorden. De ontzuiling bracht met zich mee dat de Vlamingen het niet meer pikken dat ze gedicteerd worden wat ze moeten doen, hoe ze moeten denken, leven of stemmen. Maar dat ontslaat de media, ook de particuliere, niet van verantwoordelijkheid. Vrijheid bestaat niet zonder verantwoordelijkheid. De media hebben als vierde macht wel degelijk een rol te spelen in de democratie. Ze kunnen mee een sfeer creëren, een collectief gevoel. Ze kunnen bestaande vooroordelen versterken of afzwakken. Ze kunnen maatschappelijke problemen maar ook schijnproblemen hoog op de agenda plaatsen. Daarom moeten redacties en programmamakers naar mijn bescheiden mening over hun mogelijke invloed op de publieke opinie een intense interne discussie voeren.
Al enkele jaren lijken journalisten voor zo'n discussies niet ongevoelig te zijn. Het uitstekende blad van de nieuwe Vlaamse Journalistenvereniging stimuleert die zelfreflectie bij de journalisten. Zo hebben verschillende toonaangevende journalisten de voorbije weken en maanden hun mening gegeven over hoe extreem-rechts in en door de media best kan worden benaderd. Als democratisch politicus roep ik de journalisten op om daarover eensgezind een charter of een code op te stellen. Ik zeg niet dat het cordon sanitaire rond het Vlaams Blok moet worden uitgebreid tot de media. Maar ik ben ervan overtuigd dat de media een belangrijke rol te spelen hebben in de democratie in Vlaanderen. Ik ben er ook van overtuigd dat je als journalist die die rol wil waarmaken, het Vlaams Blok inhoudelijk kritisch dient te benaderen.
Op mijn beurt wil ik als minister-president van de Vlaamse Gemeenschap inspanningen leveren om het democratisch en pluralistisch karakter van Vlaanderen te beklemtonen, en tegelijk de herinnering levend te houden aan de ontvoogdingsstrijd die we als Vlamingen hebben moeten leveren om daartoe te komen. Ik wil de Vlaamse regering het voorstel doen om in Vlaanderen twee nieuwe musea op te richten: een museum over de holocaust en een museum over de Vlaamse ontvoogding. Het eerste zou kunnen aansluiten bij bestaande initiatieven in Breendonk of de Mechelse Dossin-kazerne. Bij The Holocaust Exhibition in het Imperial War Museum van Londen kunnen we daarvoor heel wat inspiratie opdoen. Dit museum kan uitleggen hoe belangrijk de democratie is en welke rampen ondemocratische regimes als het fascisme of het communisme kunnen veroorzaken. Het museum over het ontstaan en de ontwikkeling van Vlaanderen kan evengoed tot stand komen in nauw overleg en samenwerking met bestaande initiatieven. Samen met een aangepast geschiedenisonderricht kan zo'n museum de Vlaamse witte vlekken in het onderwijs inkleuren. Het kan aantonen dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd niet eenvoudig was, dat doorheen de geschiedenis ook de Vlaamse voormannen betreurenswaardige keuzes hebben gemaakt en verkeerde bondgenootschappen hebben gesloten. Maar het kan ook aantonen dat de Vlaamse strijd vooral democratisch, sociaal en pluralistisch is geweest.
'Redacties en programmamakers moeten over hun mogelijke invloed op de publieke opinie een intense interne discussie voeren'