GetuigenisOorlog in Oekraïne
De laatste twee journalisten vluchten uit Marioepol: ‘De Russen maakten jacht op ons’
Twintig dagen lang was Mstyslav Tsjernov (37) samen met een collega van het Amerikaanse persbureau AP de enige vertegenwoordiger van de internationale media in Marioepol. Met hulp van Oekraïners zijn ze de stad ontvlucht. ‘Als de Russen jullie hier pakken, is alles voor niks geweest.’
De Russen maakten jacht op ons. Ze hadden een lijst met namen, met daarop ook die van ons, en ze kwamen dichterbij.
We hadden al meer dan twee weken verslag gedaan van de belegering van de Oekraïense stad door Russische troepen en waren de enig overgebleven internationale journalisten. We waren aan het werk in het ziekenhuis toen gewapende mannen door de gangen kwamen geslopen. Chirurgen gaven ons witte jassen als camouflage.
Bij zonsopgang stormden opeens een tiental soldaten binnen: “Waar zijn de journalisten, in godsnaam?”
Ik keek naar hun armbanden, blauw voor Oekraïne, en probeerde de kans te berekenen dat het vermomde Russen waren. Ik stapte naar voren om mezelf te identificeren. “We zijn hier om je eruit te krijgen”, zeiden ze.
De muren van de operatiekamer trilden van het artillerie- en machinegeweervuur buiten, en het leek veiliger om binnen te blijven. Maar de Oekraïense soldaten hadden bevel gekregen om ons mee te nemen.
We renden de straat op en lieten de artsen die ons hadden opgevangen, de zwangere vrouwen die waren beschoten en de mensen die in de gangen sliepen omdat ze nergens anders heen konden achter. Ik vond het verschrikkelijk om ze allemaal achter te laten.
Negen minuten, misschien tien, een eeuwigheid over wegen en langs platgebombardeerde flatgebouwen. Toen granaten in de buurt insloegen, lieten we ons op de grond vallen. We telden de tijd tussen granaatinslagen, met aangespannen spieren en ingehouden adem. De ene na de andere schokgolf beukte op me in en mijn handen werden koud.
We bereikten een ingang en gepantserde auto’s brachten ons naar een verduisterde kelder. Pas toen hoorden we van een politieagent die we kenden waarom de Oekraïners de levens van soldaten hadden geriskeerd om ons uit het ziekenhuis te halen.
“Als ze je vangen, zullen ze je voor de camera zetten en laten zeggen dat alles wat je hebt gefilmd een leugen is”, zei hij. “Al jullie inspanningen en alles wat jullie in Marioepol hebben gedaan, zou vergeefs zijn geweest.”
De officier, die ons ooit had gesmeekt om de wereld zijn stervende stad te laten zien, smeekte ons nu om te vertrekken. Hij duwde ons naar de duizenden gehavende auto’s die zich klaarmaakten om Marioepol te verlaten.
Het was 15 maart. We hadden geen idee of we er levend uit zouden komen.
De oorlog
Als tiener woonde ik in Charkiv, op slechts 30 kilometer van de Russische grens. Daar leerde ik omgaan met een geweer als onderdeel van het lesprogramma. Het leek me zinloos. Oekraïne, zo dacht ik, was omringd door vrienden.
Sindsdien heb ik verslag gedaan van oorlogen in Irak, Afghanistan en het betwiste gebied van Nagorno-Karabach, in een poging de wereld de verwoesting uit de eerste hand te laten zien. Maar toen de Amerikanen en daarna de Europeanen deze winter hun ambassadepersoneel uit Kiev evacueerden, en ik me verdiepte in de kaarten van de Russische troepenopbouw tegenover mijn geboorteplaats, was mijn enige gedachte: “Mijn arme land.”
In de eerste paar dagen van de oorlog bombardeerden de Russen het enorme Vrijheidsplein in Charkiv, waar ik tot mijn 20ste had rondgehangen.
Ik wist dat Russische troepen de oostelijke havenstad Marioepol als een strategische prijs zouden beschouwen omdat die aan de Zee van Azov lag. Dus op de avond van 23 februari ging ik daarheen met mijn oude collega Jevgeni Maloletka, een Oekraïense fotograaf voor AP, in zijn witte Volkswagen-busje.
Onderweg maakten we ons zorgen over reservebanden en vonden we online een man in de buurt die ze midden in de nacht wel aan ons wilde verkopen. We legden hem en een kassier in de nachtwinkel uit dat we ons op een oorlog voorbereidden. Ze keken ons aan alsof we gek waren.
Om 3.30 uur reden we Marioepol binnen. Een uur later begon de oorlog.
De stilte doorbreken
Ongeveer een kwart van de 430.000 inwoners van Marioepol vertrok die eerste dagen, toen het nog kon. Maar weinig mensen geloofden dat er een oorlog zou komen, en tegen de tijd dat de meesten hun vergissing inzagen, was het te laat.
Bom voor bom schakelden de Russen de elektriciteit, het water, de voedselvoorziening en ten slotte, cruciaal, de gsm-, radio- en televisietorens uit. De weinige andere journalisten in de stad vertrokken voordat de laatste verbindingen werden verbroken en er een volledige blokkade was ingesteld.
De afwezigheid van informatie in een blokkade bereikt twee doelen.
Ten eerste chaos. Mensen weten niet wat er aan de hand is en raken in paniek. In het begin begreep ik niet waarom Marioepol zo snel uit elkaar viel. Nu weet ik dat het kwam door het gebrek aan communicatie.
Straffeloosheid is het tweede doel. Zonder informatie uit een stad, zonder foto’s van gesloopte gebouwen en stervende kinderen, konden de Russische troepen hun gang gaan. Zonder ons zou er niets zijn.
Daarom hebben we zulke risico’s genomen om de wereld te kunnen sturen wat we zagen, en dat maakte Rusland boos genoeg om ons op te sporen.
Ik heb nooit eerder het gevoel gehad dat het doorbreken van de stilte zó belangrijk was.
‘Film de doden’
De doden volgden elkaar snel op. Op 27 februari zagen we hoe een arts een klein meisje probeerde te redden dat door granaatscherven was geraakt. Ze stierf.
Een tweede kind stierf, toen een derde. Ambulances haalden de gewonden niet meer op omdat mensen ze niet meer konden bellen en omdat ze niet door de gebombardeerde straten konden rijden.
De artsen smeekten ons om families te filmen die hun eigen doden en gewonden binnenbrachten, en lieten ons hun beperkte generatorvermogen gebruiken voor onze camera’s. Niemand weet wat er in onze stad gaande is, zeiden ze.
Beschietingen troffen het ziekenhuis en de huizen eromheen. De ramen van ons busje werden verbrijzeld, er zat een gat in de zijkant en een van de banden werd lek geschoten. Soms renden we naar buiten om een brandend huis te filmen en renden dan terug tussen de explosies door.
Er was nog één plek in de stad waar een stabiele verbinding te krijgen was, bij een geplunderde supermarkt op Budivel’nykiv Avenue. Eén keer per dag reden we erheen en hurkten we onder de trap om foto’s en video’s de wereld in te sturen. Niet dat die trap ons echt kon beschermen, maar het voelde veiliger dan in de open lucht.
Het signaal verdween op 3 maart. We probeerden onze video te verzenden vanaf een hoge verdieping van het ziekenhuis. Van daaruit zagen we de laatste resten van de middenklassenstad Marioepol uit elkaar vallen.
De supermarkt in Port City werd geplunderd en we gingen die kant op, dwars door artillerie- en machinegeweervuur. Tientallen mensen renden weg met winkelwagentjes vol elektronica, eten en kleding.
Een granaat ontplofte op het dak van de winkel, waardoor ik buiten op de grond werd geworpen. Ik verstijfde, wachtend op een tweede inslag, en vervloekte mezelf honderd keer omdat mijn camera het niet kon opnemen.
En toen viel er met een vreselijk lawaai nog een granaat op het appartementencomplex naast me. Ik zocht dekking door achter een hoek ineen te krimpen.
Er kwam een tiener langs met een bureaustoel op wieltjes met daarop allerlei dozen met elektronica die er links en rechts afvielen. “Ik was daar met mijn vrienden en de granaat sloeg tien meter van ons vandaan in. Ik heb geen idee hoe het met hen is”, zei hij.
We scheurden terug naar het ziekenhuis. Binnen een kwartier begonnen de gewonden binnen te komen, sommigen in winkelwagentjes.
Satelliettelefoon
Een paar dagen lang hadden we alleen verbinding met de buitenwereld via een satelliettelefoon en de enige plek waar die telefoon het deed, was buiten op straat, pal naast een bomkrater. Dan maakte ik mezelf klein en probeerde ik verbinding te maken.
Iedereen vroeg ons wanneer de oorlog zou ophouden. Een antwoord had ik niet.
Elke dag weer waren er geruchten dat het Oekraïense leger op weg was om het beleg te doorbreken. Maar er kwam niemand.
Inmiddels had ik doden gezien in het ziekenhuis, lijken op straat, tientallen lichamen in een massagraf. Ik had zoveel dood gezien dat ik bijna filmde zonder het nog in me op te nemen.
Op 9 maart maakte een dubbele luchtaanval korte metten met het plastic dat we over de ramen van ons busje hadden gespannen. Ik zag de vuurbal een fractie van een seconde voordat ik de scherpe pijn voelde in mijn oren, op mijn huid, op mijn gezicht.
We zagen rook opstijgen uit een kraamkliniek. Toen we daar aankwamen, waren hulpverleners nog bezig om bebloede zwangere vrouwen uit het puin te trekken.
Onze batterijen waren bijna leeg en er was geen verbinding om de beelden te verzenden. Elk moment kon de avondklok ingaan. Een politieagent hoorde ons praten over hoe we het nieuws over dit bombardement op een ziekenhuis naar buiten konden krijgen.
“Dit zal de loop van de oorlog veranderen”, zei hij. Hij bracht ons naar een plek waar stroom was, en een internetverbinding.
We hadden zoveel dode mensen en dode kinderen gefilmd; er kwam geen eind aan. Ik begreep niet waarom hij dacht dat nog meer beelden van doden ook maar iets zouden veranderen. Daarin kreeg ik ongelijk.
In het duister verstuurden we de beelden via drie mobiele telefoons die elk een deel van het videobestand verstuurden, om een en ander sneller te laten verlopen. Het duurde nog uren, tot lang nadat de avondklok was ingegaan. De beschietingen gingen door, maar de officieren die ons door de stad moesten escorteren, bleven geduldig wachten.
Toen werd onze verbinding met de wereld buiten Marioepol weer verbroken.
‘Leg de wapens neer’
We gingen terug naar een lege kelder onder een hotel met daarin een aquarium vol dode goudvissen. Geïsoleerd als we waren, wisten we niets over een sterker wordende Russische desinformatiecampagne om ons werk in diskrediet te brengen.
De Russische ambassade in Londen verzond twee tweets waarin ze de AP-foto’s ‘nep’ noemde en ze beweerde dat een van de zwangere vrouwen een actrice was. De Russische ambassadeur hield kopieën van die foto’s omhoog tijdens een vergadering van de VN-Veiligheidsraad en herhaalde de leugens over de aanslag op de kraamkliniek.
Intussen werden wij in Marioepol aangeklampt door mensen die het laatste nieuws over de oorlog wilden horen. Velen stapten op me af en vroegen of ik ze alsjeblieft wilde filmen zodat hun familie buiten de stad zou weten dat ze nog in leven waren.
Inmiddels werkte er geen enkel radio- of tv-station meer in Marioepol. Het enige radiostation dat je kon ontvangen, zond Russische leugens uit: dat de Oekraïners Marioepol gijzelden, dat ze op gebouwen schoten en chemische wapens ontwikkelden. De propaganda was zo krachtig dat sommige mensen die we spraken dit geloofden ondanks wat ze met hun eigen ogen konden zien.
De boodschap werd voortdurend herhaald, in typische Sovjetstijl: Marioepol is omsingeld. Leg de wapens neer.
Omsingeld
Op 11 maart vroeg onze redacteur ons in een kort telefoongesprek of we de vrouwen konden opsporen die de luchtaanval op de kraamkliniek hadden overleefd, om te bewijzen dat ze werkelijk bestonden. Ik besefte dat de beelden krachtig genoeg moesten zijn geweest om de Russische regering tot een reactie te dwingen.
We vonden de vrouwen in een ziekenhuis aan de frontlinie, sommigen al met baby’s, anderen nog aan het bevallen. Daar hoorden we ook dat een andere vrouw haar baby had verloren en kort daarna haar eigen leven.
We gingen omhoog naar de zevende verdieping om het beeldmateriaal via de wankele internetverbinding te versturen. Vanaf daar zag ik hoe de ene na de andere tank zich aan één kant van het ziekenhuisterrein opstelde. Allemaal met de letter Z, die het Russische embleem was geworden voor deze oorlog.
We waren omsingeld: tientallen artsen, honderden patiënten, en wij.
De Oekraïense soldaten die het ziekenhuis hadden bewaakt, waren verdwenen. En de route naar ons busje met ons eten, ons water en onze apparatuur werd afgedekt door een Russische sluipschutter die al een verpleger had geraakt die zich buiten had gewaagd.
Uur na uur vergleed in duisternis terwijl we luisterden naar de explosies buiten. En toen kwamen de soldaten ons halen, ons roepend in het Oekraïens.
Het voelde niet als een redding. Het voelde alsof we alleen maar van het ene gevaar naar het andere werden gebracht. Inmiddels was het nergens in Marioepol nog veilig, en er kwamen geen hulptroepen. Ieder moment kon je laatste zijn.
Russische controleposten
Ik voelde me vreselijk dankbaar tegenover de soldaten, maar ook murw. En beschaamd, omdat ik wegging.
We werden in een Hyundai gepropt met een gezin van drie en sloten aan in een file van vijf kilometer die de stad uitging. Die dag wisten zo’n 30.000 mensen uit Marioepol weg te komen – het waren er zo veel dat de Russische soldaten geen tijd hadden om de auto’s waarvan de ramen waren bedekt met flapperende stukken plastic grondig te inspecteren.
De mensen waren zenuwachtig. Er werd ruzie gemaakt, geschreeuwd. Om de minuut hoorden we een vliegtuig of een luchtaanval. De grond trilde.
We passeerden vijftien Russische controleposten. Bij elke post begon de moeder heftig te bidden, zo hard dat wij het achterin konden horen.
Terwijl we die controleposten passeerden – het derde, tiende, vijftiende, allemaal bemand door soldaten met zware wapens – vervloog langzaam mijn hoop dat Marioepol dit zou overleven. Alleen al om de stad te bereiken zou het Oekraïense leger zoveel terrein moeten veroveren. En dat zat er niet in.
Tegen zonsondergang kwamen we bij een brug die door de Oekraïners was vernield om de Russische opmars tegen te houden. Een konvooi van zo’n twintig auto’s van het Rode Kruis zat er al vast. We gingen allemaal van de weg af, naar de velden en achterafwegen. De bewakers van checkpoint nr. 15 spraken Russisch met het ruwe accent van de Kaukasus. Het gehele konvooi kreeg opdracht om de koplampen uit te doen zodat de wapens en het materieel dat langs de weg geparkeerd stond niet zichtbaar waren. Ik kon maar amper de witte Z op de voertuigen onderscheiden.
Bij de zestiende controlepost hoorden we stemmen. Oekraïense stemmen. Ik voelde een enorme opluchting. De moeder voor in de auto barstte in tranen uit. We waren eruit.
Wij waren de laatste journalisten in Marioepol. Nu is er niet één meer.