Blik op BelgiëMaalbeek
De hulpverleners in metrostation Maalbeek konden zelf ook wel wat hulp gebruiken
“Een collega die er die dag bij was is kort daarna gestopt”, zegt agent P. van de spoorwegpolitie. “Ik ben zelf ook van functie veranderd. Ik zit nu bij de motorbrigade. Je probeert het te vergeten en jezelf er terug bovenop te krijgen. Kijk, als politieman weet je dat je geconfronteerd zal worden met moorden en zware verkeersongevallen. Maar dit? Mijn collega zei: ‘Dit wil ik nooit meer zien.’”
Tijdens zijn getuigenis zit agent P., een van de eersten die op 22 maart 2016 metrostation Maalbeek binnengingen, tranen te bevechten, wat niet lukt. Van zodra hij merkt dat de agent het lastig krijgt, legt brandweerman M., die naast hem zit, een hand op zijn schouder.
“De rook was heel dik”, zegt P. “Je zag je eigen handen niet eens. Ik hoorde mensen roepen, tieren, wenen. Op dat perron lag een vrouw. Ze had een hoofdbreuk, maar ze was nog bij bewustzijn. Ik wist dat ik niet veel voor haar kon doen. Ik focuste op mijn missie: de locatie beveiligen. Overal lagen lichamen. Ik wist niet wat te doen. Ik heb mijn ogen gesloten en diep ademgehaald.”
“Op de sporen zag ik een man met een koffertje. Hij bleek de metrobestuurder te zijn. Ik zei dat ik van de politie was en hij bleef maar herhalen: ‘Ja maar wagen twee! Ja maar wagen twee!’ Op de grond lag een vrouw van wie de romp was doorboord met een stuk metaal. Ze vroeg: ‘Mijnheer, kunt u mij helpen?’ Ik zei: ‘Ik kom zo bij u.’ En zij zei: ‘Dank u, en excuseer mij om u te storen.’”
Parijs scenario
“Mijn eerste reactie, toen ik op dat perron stond, was me omdraaien”, zegt brandweerman M. “Op zeker ogenblik overwin je dan toch die angst. Ik zag een losgerukt hoofd. We stapten over dat puin en dat bloed. We moesten verifiëren of er nog mensen waren die konden worden geholpen. Door de radio hoorden we opeens: ‘Flash, flash evacuatie!’ Ik heb toen tegen mijzelf gezegd: ‘Zo dadelijk zie jij er zelf ook uit als al deze dode mensen.’ We zijn dan naar metrostation Kunst-Wet gelopen, en daar de metrotunnel ingegaan. We hebben daar effectief nog twee overlevenden gevonden.”
Ook M. is intussen van functie veranderd. Weg van het operationele. Dat ging niet meer.
“U was wellicht ook bang voor een Parijs-scenario?”, vraagt rechter Laurence Massart op maandag, als Nathalie B. en Dieter C. van het technisch labo plaatsnemen in de getuigenbank. Ook B. is intussen van functie veranderd.
Dieter C.: “We konden in Maalbeek onze explosievenscanner niet gebruiken. Ze hadden die nodig in Zaventem. Ik was zelf eerst op weg naar Zaventem, maar toen hoorden we op de radio over de volgende explosie. En daar lag een koffer tussen het puin met wat leek op elektrische draadjes. Daarom is er op zeker ogenblik geëvacueerd.”
Nathalie B.: “Sommige collega’s zijn daar dertig uur aan een stuk gebleven. We kregen hulp aangeboden vanuit het hele land. Leuven, Namen, Gent, Luik, Turnhout, Antwerpen.”
Hulp bij het ordenen en benoemen van de nu via PowerPoint getoonde armen, benen, rompen en hoofden. In de rechtszaal zitten mensen zich af te vragen of ze gaan blijven kijken naar het grote scherm. Uit respect voor de hulpverleners van het eerste uur, nu zij hier voor het eerst in het openbaar over spreken, overwinnen mensen hun weerzin. Bevragen ze elkaar wat later aan het koffieapparaat over hoe het komt dat de ogen in al die dode hoofden opengesperd zijn. En hoe het moet zijn geweest om dit te ervaren in de realiteit, met de geuren, geluiden en angsten van die dag, eerder dan in het comfort van de Justitia-site.
Brandweerman M.: “Niemand is hier ongeschonden uitgekomen. Ook onze families hebben hieronder geleden. Misschien nu nog altijd. Ik heb enorme moeilijkheden gekend, de afgelopen zes jaar, maar volgens mijn nederige mening hebben wij gedaan wat wij die dag moesten doen.”
Nathalie B. wil aan het eind van haar getuigenis nog een dankwoord uiten: “Aan de mensen van hotel Thon, tegenover het metrostation. Drie dagen lang hebben zij ons gevoed en gehuisvest. Zonder dat daar ooit met een woord over is gesproken. Die deden dat gewoon.”