De grootste Brel
Een man voor mannen
Jacques Brel als de grootste Belg? Onzin natuurlijk, zoals dat hele spelletje op de televisie. Hoewel het programma, tussen het dwangmatige klassementsgedoe door, wel mooie filmportretten oplevert van de genomineerden. De uitzending waarin Johan Verminnen zijn idool Jacques Brel voorstelde, ontroerde me zelfs tot in de ziel. Goed voor een nachtlang Brel-nostalgie, met liedjes en anekdoten uit het rijke Brel-repertoire.
"Quand je serai vieux, je serai insupportable", zong hij in 'La... la... la...', een chanson waarin hij een sombere Belgische toekomst schetste, met als uitsmijter: "Quand je lui chanterai Vive la République/ Vivent les Belgiens merde pour les Flamingants..."
Zowel in Vlaanderen als in Wallonië is Brel genomineerd als grootste Belg. Nochtans had hij weinig met Wallonië. In Luik ging hij weleens een nachtje stappen en op verzoek van een nachtbrakende copain schreef hij over de stad een nummer: 'Il neige sur Liège'. "Het had van Adamo kunnen zijn", stelde Johan Anthierens (in Ooggetuige, de door Brigitte Raskin verzamelde journalistieke geschriften van Anthierens): "Brel is zo Vlaams als de weg van Brugge naar Gent, de weg waar hij Marieke kwijtspeelde. Hij is super-Vlaams als hij in de fanatieke uitval 'Les Flamingants' op een vraag van gecultiveerde Chinezen tranenknarsend ontkent: 'Ik ben van Luxembourg'."
Dat laatste verwijst naar 'Les F...', Brels chanson comique op zijn laatste lp in 1977. De commotie die het lied in Vlaanderen veroorzaakte, herinner ik me nog goed. Voor het eerst kon de Franse les op het college me echt passioneren: de leraar was een Brel-liefhebber die vond dat zijn idool nu te ver was gegaan en over de kwestie een klasdiscussie organiseerde.
In De passie en de pijn vermeldt Anthierens de getuigenis van een vriendin van Brel, Marie-Louise, roepnaam Marieke. Toen ze in 1977 'Les F...' hoorde, moest ze meteen denken aan een ruzie tussen Brel en de dichter Paul Snoek van jaren eerder: "Het klonk alsof de ruzie met Snoek zes jaar nadien gewoon werd voortgezet, de irritante muziek inbegrepen." Brel had Marie-Louise (opnieuw) ontmoet in 1971 (tijdens het draaien van de film Franz) in de nachtclub The Gallery in Knokke. Op een avond kwam, "dronken als een draaideur", Paul Snoek daar binnen. "De alcohol sijpelde uit zijn ogen. Hij laveerde 'recht' op Brel af, legde een zware hand op diens schouder en begon op hem in te praten: dat Brel geen kloten kende van Vlaamse kunst, en moest zwijgen over Vlaamse eigenschappen waar hij niets van afwist en meer van dat uitdagend gebral. Brel beet agressief van zich af en al gauw stonden daar twee kemphanen tegen elkaar op te kraaien, opgejut door die enerverende muziek."
Brel kende Paul Snoek niet, volgens de getuigenis van Marie-Louise: "Zie dat daar staan, dat stuk flamingant", zei hij haar na de ruzie. Ze antwoordde dat Snoek geen flamingant was, maar een dichter en schilder, "een man van talent, maar op dit ogenblik overdreven dronken".
Toch moeten Brel en Snoek elkaar nog hebben ontmoet. Zo blijkt tenminste uit een verklaring van Jef Geeraerts, die vanaf 1969 enige tijd met Snoek bevriend was. In een kort interview over de dichter in Humo vertelt Geeraerts over een nachtje stappen met Snoek "drinken, eten, naar de sauna in Oostende en daarna zijn we in de Jamaica terechtgekomen, waar we Jacques Brel tegen het lijf liepen. Tóén is het pas echt uit de hand gelopen..." Paul Demets werkt momenteel aan een biografie van Paul Snoek, benieuwd wat daarin te lezen zal staan over diens stormachtige ontmoetingen met Brel.
Nog meer literaire anekdotiek. Brel, die al jaren geen plaat meer had opgenomen en 'ondergedoken' leefde, kwam in 1973 naar Nederland voor opnamen van een KRO-programma met Liesbeth List. Tijdens die "dag vol wachten voor dat stukje film van zeven minuten", zat hij volgens List - geciteerd in Jacques Brel. Leven en liefde van René Seghers - steeds naar de deur te kijken waar Hugo Claus en Cees Nooteboom door moesten komen. Op een bepaald moment veerde hij stralend op: daar was Claus, voor wie hij, aldus List, "zo'n waanzinnige bewondering" had.
In haar biografie Het voorlopige leven van Liesbeth List vertelt ze over Brel: "Hij leek me een mannenvriend, aards, iemand die geen enkele poging deed je te paaien of bij je in het gevlij te komen, een soort Hugo Claus, een echte Vlaming van het vlakke land, al was het Frans zijn voertaal." En in een interview met Manu Adriaens heeft ze het over een avondje stappen met Brel, haar toenmalige echtgenoot Nooteboom en Claus: "Lachen! En veel whisky natuurlijk, daar hield hij erg van. Hij adoreerde Claus, die op zijn beurt ook weer een diepe bewondering voor Brel had. Brel was een man voor mannen." Claus en Brel, toen ik de schrijver ooit vroeg naar hun relatie, vertelde Claus dat ze elkaar nog ontmoet hebben op het einde van Brels leven, toen Brel al wist dat hij ongeneeslijk ziek was en afscheid wilde nemen. Benieuwd wat we daarover in de toekomstige Claus-biografie zullen lezen.
Een man voor mannen. Daarvan getuigt ook de accordeonist Jean Corti, als hij vertelt over hun eerste ontmoeting: "Op de man Brel was ik meteen verliefd. Een supervent. Na mijn optreden trokken we de hele nacht door tot de zon opkwam. Brel was een vuur dat je gewoon niet kon weerstaan."