De gentleman-gangster is nu heel erg boos
Hij kocht La Libre Belgique, bladerde naar de overlijdensrubriek en trok cirkeltjes rond de meest adellijk klinkende namen. Terwijl de familie in de kerk zat te snikken, roofde hij villa's en kastelen leeg, meestal met achterlating van een gedistingeerd visitekaartje: 'Arsène Lupin'. Hij deed het tussen 1986 en 1998 wel een keer of honderd. Geweld gebruikte hij nooit. Vorige vrijdag ontsnapte Yves Beaupain voor de tweede keer uit de gevangenis. Hij is boos, heel erg boos. Op 'het systeem', dat hem ten onrechte een spectaculaire roof ten huize van prins Alexander in de schoenen wou schuiven.
Douglas De Coninck
Te midden van het groepje nieuwsgierigen achter de cipier die voor de televisiecamera's de motieven voor de staking stond toe te lichten, was op het scherm een man te zien met een seventies-bril en middellang haar. Scherp was het beeld niet, maar volgens de politieman die 's avonds naar het journaal zat te kijken, was een knipoog duidelijk waarneembaar.
Dat was april 2002. Yves Beaupain had in de gevangenis van Sint-Gillis kans gezien om zijn gevangenisplunje in te ruilen voor iets netters, was via de grote poort naar buiten gewandeld en had zich niet kunnen bedwingen toen hij die televisiecamera's zag. Niet waar, zegt de één. Mythevorming. Wel waar, zegt de ander. Echt iets voor Beaupain.
Vijftien maanden lang zou hij onderduiken op een schuiladres: een appartement-hotel langs de Vleurgatsesteenweg in Elsene. Beaupain beweert dat speurders van de federale politie heus wel wisten waar hij uithing en dat een van hen hem er zelfs kwam opzoeken met het aanbod politie-informant te worden. In de kranten klonk het op 17 juli anders: 'Voortvluchtige meester-inbreker na vijftien maanden opgepakt.'
Opgepakt worden, dat vond Yves Beaupain op zich niet erg. Het was de manier waarop. Het was in de vroege ochtend gebeurd. De politie had in het hotel deuren ingebeukt - wat nooit een goede indruk nalaat - en hem voor onderzoeksrechter Damien Vandermeersch geleid, die vervelende vragen begon te stellen over een schilderijenroof in Ukkel. "Ik weet van niks", zei Arsène Lupin alvorens te worden overgebracht naar de gevangenis van Saint-Hubert. De diep in de bossen verscholen instelling heet 'semi-open' te zijn, maar Beaupain kreeg een cel in de gevreesde sectie zes, tussen de lawaaierige junks en dealers die elk recht op buitenlucht wordt ontzegd.
"Hij is vorige week vrijdag doodleuk naar buiten gewandeld", zegt zijn advocaat Didier de Quévy. "Ik snap het niet zo goed. Van de vijf jaar cel die hij eind 1999 opliep, had hij nog drieënhalve maand te zitten. Normaal was hij in december vrijgekomen. Misschien ambieert hij de titel van ontsnappingskoning of zo."
Het eerste wat Yves Beaupain na zijn ontsnapping deed, was vanuit een telefooncel het nummer vormen van de Brusselse krant La Capitale. "Hij komt graag in de krant", zegt journalist Thierry Remacle. "Hij legde me uit dat hij Saint-Hubert beu was. Alleen al vanwege de afstand. Hij kreeg haast geen bezoek. Zijn Brusselse vrienden vonden Saint-Hubert te ver. Hij was ook boos op de gevangenisdirectie daar." Daar was reden toe.
Halfweg maart werden gevangenisdirecteur Jacques Meeus, zijn echtgenote en twee cipiers door onderzoeksrechter Dominique Gérard in Neufchâteau in staat van beschuldiging gesteld wegens corruptie. Het viertal had grof geld verdiend met een handeltje in meubilair dat in de schrijnwerkerij van de gevangenis door gedetineerden werd vervaardigd. Mijnheer en mevrouw de directeur hadden een bijgebouw, een kilometer verderop in de bossen, laten verbouwen tot luxevilla en lieten daar gedetineerden opdraven als hun slaafjes. Mevrouw schepte er plezier in om gedetineerden met een vingerknip te bevelen om op een vele hectaren metende grasvlakte alle madeliefjes één voor één manueel te plukken. Bemerkte ze bij valavond van op haar - ook al door de gevangenen illegaal gebouwde - veranda door de verrekijker nog een wit stipje, dan ging de hele plukkersploeg de isoleercel in. Beaupain hoorde de verhalen. Zoveel onrecht: nee, daar kon hij niet mee om.
"Hij is intelligent, grappig en voorkomend", zegt Remacle. "Veel van wat over hem wordt gezegd is overdreven. Politiemensen vinden hem sympathiek omdat hij in de loop van de jaren consequent elke vorm van geweld bleef schuwen. Hij is niet dé grote crimineel, hij behoort eerder tot de onderwereld-folklore."
Volgens de mythe begon het ergens in de jaren tachtig, nadat hij de hele Arsène Lupin-reeks van de Franse auteur Maurice Leblanc had verslonden. Lupin, de gentleman-inbreker die steelt bij de rijken en (soms) geeft aan de armen. Dat dat was wat hij wou worden. In de villawijken bezuiden Brussel werd vanaf 1986 een patroon opgemerkt in een reeks inbraken, die het werk moest zijn van criminelen met een onberispelijke smaak. Kitsch lieten ze onaangeroerd. Dure schilderijen, juwelen en beeldhouwwerkjes des te minder. Sporen van geweld werden behalve een keurig geslepen gaatje in het raam nooit vastgesteld. Op salontafels werd wel een visitekaartje aangetroffen: 'Arsène Lupin.'
Beaupain spoorde zijn doelwitten op via de overlijdensrubriek in La Libre Belgique. Samen met zijn kornuiten sloeg hij toe op de dag van de begrafenis, als er niemand thuis was. Twaalf jaar lang had het Brusselse gerecht geen flauw vermoeden wie die mysterieuze Lupin-copycat wezen mocht.
Volgens de mythe pleegde hij "honderden" inbraken. Maar, zegt hij zelf: "Zó erg veel waren het er nu ook weer niet." Er zouden er vast nog tientallen zijn gevolgd als zijn huwelijk met Fernande S. niet spaak was gelopen. En zeker niet als zij in 1997 niet was bezweken voor de charmes van adjunct-politiecommissaris H. uit Sint-Lambrechts-Woluwe. Dankzij de getuigenis van zijn ex-echtgenote had men Arsène Lupin eindelijk te pakken.
Er viel wat af te lachen op het proces dat vanaf eind 1998 liep voor de correctionele rechtbank in Brussel. Beaupain legde uit dat hij een rijbewijs noch enige rijervaring bezat: "Ik had altijd mijn chauffeur." Als vaste chauffeur op zijn rooftochten wees hij Fernande S. aan. Beaupain stond terecht voor zo'n vijftig inbraken - alle volgens hetzelfde scenario - en zag zich op 30 juni 1999 veroordeeld tot vijf jaar effectieve celstraf, een straf die in beroep werd bevestigd.
Het is die straf waar Yves Beaupain (na aftrek van voorarrest plus vijftien maanden zelf verworven vrijheid) nog slechts drieënhalve maand van te zitten heeft. Over wat hij daarna dacht te gaan doen, bestaat weinig twijfel. Herbeginnen. Hij is boos, erg boos. En niet alleen op de gevangenisdirectie in Saint-Hubert.
In de vroege ochtend van 4 maart 1997 loopt bij de politie van Sint-Genesius-Rode een aangifte binnen over een inbraak met gijzeling op het domein Landrode van prins Alexander. Hij is de oudste zoon van koning Leopold III en Lilian Baels, en bijgevolg een halfbroer van koning Albert II.
De werkwijze van de daders is er zo op het eerste gezicht niet één uit het oeuvre van Maurice Leblanc. Drie gemaskerde mannen zijn de villa binnengedrongen en hebben de echtgenote van de prins, Lea Wolman, haar tienerzoontje en de conciërge onder bedreiging met een pistool verplicht om de codes van de brandkast vrij te geven. De drie gangsters zijn er vandoor gegaan met een berg juwelen ter waarde van - afhankelijk van de bron - 625.000 of meer dan een miljoen euro. Het is een vervelende zaak.
Officieel is prins Alexander op dat ogenblik met niemand getrouwd. Laken - en vooral koningin Fabiola - zijn allesbehalve gelukkig met zijn keuze voor de joodse Lea Wolman. Zoals ze ook ongelukkig is over alles wat de kinderen van prinses Lilian ondernemen, te beginnen bij het simpele feit dat ze ooit geboren werden. Prins Alexander is op 14 maart 1991 in het Britse Suffolk in het allergrootste geheim met Lea Wolman in het huwelijk getreden. Pas wanneer het satirische weekblad Pan dit in juli 1998 onthult, volgt, dezelfde dag al, een razendsnelle reactie van het paleis, dat kan melden dat Lea Wolman met ingang van heden de titel van 'prinses' (voor persoonlijk gebruik) mag bezigen. Pas enkele jaren later, na het bekoelen van het geruzie tussen Laken en de kinderen van prinses Lilian, is Wolman nu en dan te zien op onderonsjes van de koninklijke familie of aan de zijde van prins Laurent, met wie ze het goed kan vinden.
Maar zover zijn we in de nacht van 3 op 4 maart 1997 nog lang niet. Rond de positie van Lea Wolman hangt een taboe. Er is ingebroken bij een sort of Belgische prinses, van wier status slechts een erg select kransje van notabelen op de hoogte is. Over de inbraak verschijnt geen enkel bericht in de media. De zaak is om meer dan één reden vervelend.
Een van de bekommernissen van Fabiola en haar entourage berust op het feit dat Lea Wolman met prins Alexander al aan haar derde echtgenoot toe is in goed tien jaar. Ze heeft een dochter uit een eerste huwelijk met de Russische graaf S., en een zoon uit een tweede. Daar komt bij dat het Wolman in het verleden al eerder overkwam dat iemand bij nacht haar juwelen kwam stelen en de verzekeringsmaatschappij moest uitbetalen.
De Brusselse onderzoeksrechter Goblet is belast met het onderzoek naar de juwelenroof. Op 4 april 1997 vindt hij een fax op zijn bureau met de code DK 1190/57/M. De fax is afkomstig van de dienst 'criminele analyse' van de rijkswacht Brussel. De fax maakt melding van het relaas van een als 'betrouwbaar' beoordeelde informant: "Lea Wolman heeft recent van haar moeder een grote erfenis genoten die vooral bestaat uit juwelen (...). Tijdens de diefstal bij prins Alexander spraken de daders volgens de getuigen met een zwaar, misschien Slavisch accent. De enige die van de erfenis op de hoogte kon zijn is graaf S."
Het enige gevolg van de fax is dat onderzoeksrechter Goblet van de zaak wordt gehaald en vervangen door een andere, die het onderzoek toevertrouwt aan adjunct-politiecommissaris H. uit Sint-Lambrechts-Woluwe. Ook hij heeft een informant: Fernande S. Zij wijst Yves Beaupain aan als dader. Hij zou de inbraak gepleegd hebben samen met de Joegoslaaf Miroslav Pesic, een van zijn oude kompanen.
'Vrijgesproken bij gebrek aan bewijs', heet het op 28 maart 2000 vergoelijkend in de faits divers-rubrieken van enkele kranten. Aan het eind van een tumultueus verlopen proces gaan Beaupain en Pesic vrijuit. Dat kon bij nader inzien ook niet anders want Beaupain, zo blijkt, zat op het tijdstip van de roof bij de prins in de gevangenis (voor andere feiten). Het is een alibi dat kan tellen. De hele aanklacht blijkt te berusten op de verzinsels van S., die kennelijk zo razend is op haar ex dat ze bereid is om het even wat over hem te verkondigen. Halfweg het proces onthult Pesic dat hij op zeker ogenblik uit zijn cel is gehaald om te worden overgebracht naar het kantoor van een substituut van het parket, die hem voorstelde Beaupain valselijk te beschuldigen in ruil voor substantiële strafvermindering.
Van op de beklaagdenbank viel Beaupain op geen enkel moment uit zijn rol, ook niet toen hij dit hoorde vertellen. "Mevrouw de voorzitter, dit zijn maffieuze praktijken", sprak hij fijntjes.
Voor het hof van beroep gaat Beaupain op 29 juni 2001 andermaal vrijuit, maar wordt Miroslav Pesic veroordeeld tot vijf jaar cel wegens "medeplichtigheid" aan de juwelenroof. Twee weken later volgt de coup de théâtre: de kamer van inbeschuldigingstelling beveelt de onmiddellijke vrijlating van de Joegoslaaf op grond van een procedurefout.
"Iedereen wist dat Beaupain en Pesic met die roof niks te maken hadden", zegt advocaat De Quévy, die in die tijd Pesic verdedigde. "C'était un dossier monté. Er was behoefte aan een zondebok omdat men de ware toedracht blijkbaar liever niet wou kennen. Die Pesic is na zijn veroordeling meteen in hongerstaking gegaan. Bij het parket vond niemand het erg dat hij door die - naar men mij zegt opzettelijk begane - procedurefout al na twee weken weer naar huis kon. Pesic was gek geworden en vooral vastbesloten om de hongerdood te sterven. Dat wou men nu ook weer niet. Die vervelende zaak was vanuit strikt juridisch oogpunt van de baan, en dat was waar het om ging. Pesic is teruggekeerd naar Joegoslavië, met het voornemen nooit nog een voet op Belgische bodem te zetten. En Beaupain? Die neemt het rustiger op, maar is natuurlijk heel erg verbitterd."
En het betert er niet op. Nadat hij eerder ook, wederom op twijfelachtige gronden, beticht werd van een inbraak bij prinses de Mérode is er nu de beschuldiging van een schilderijenroof. Yves Beaupain ontkent, en kent zijn rechten. Tijdens zijn verschijning voor onderzoeksrechter Vandermeersch werd hij niet in staat van beschuldiging gesteld, wat hem enkel sterkt in zijn overtuiging dat ook dit niets anders kan zijn dan een dossier monté.
Binnenkort wordt de zaak van de schilderijenroof met het oog op een tussenvonnis behandeld door de Brusselse correctionele rechtbank. "Algemeen wordt verwacht dat Arsène Lupin bij die gelegenheid weer boven water zal komen", zegt een van zijn kennissen. "En als dat niet gebeurt, volgt er wel een andere stunt. Drieënhalve maand weer in de cel gaan zitten, dat is voor hem niet meteen een drama. Ik ben ervan overtuigd dat een aantal politiemensen dezer dagen met bijzondere aandacht naar het publiek op de achtergrond in de tv-journaals zit te kijken."
Yves Beaupain pleegde meer dan honderd spectaculaire inbraken in dure villawijken bezuiden Brussel. Eén inbraak pleegde hij niet: die bij prins Alexander. En iedereen moet dat weten. (Foto Way Press International)