AnalyseCentrale banken
De ECB en Fed voeren hun eigen strijd tegen het zwarte beest inflatie, maar kunnen ze wat leren van het verleden?
In de jaren tachtig knechtte Fed-president Paul Volcker de hoge Amerikaanse inflatie, in 2012 redde ECB-voorzitter Mario Draghi eigenhandig de euro. Maar de wereld waarin hun opvolgers Christine Lagarde en Jerome Powell nu hetzelfde moeten doen, is een heel andere.
Woensdag was de dag waarop centrale bankiers in zowel de eurozone als de Verenigde Staten ‘het narratief’ veranderden. De Europese Centrale Bank (ECB) gaf onaangekondigd, maar niet geheel onverwacht, het signaal dat ze niet zomaar zal toekijken hoe de nervositeit over het voortbestaan van de eurozone toeneemt. En de Federal Reserve (Fed) pakte steviger door in de strijd tegen de inflatie dan de bank zelf had aangekondigd.
Beide demarches gaan over geloofwaardigheid. En beide zijn een softere versie van de boodschappen die twee illustere voorgangers van Christine Lagarde (ECB) en Jerome Powell (Fed) eerder hebben gedaan om hún geloofwaardigheid over diezelfde onderwerpen te vergroten.
De ECB-baas eerst. Lagarde had vorige week in de persconferentie na het rentebesluit nagelaten om beleggers gerust te stellen. Die willen zeker weten dat de centrale bank niet zal toelaten dat het stelselmatig verhogen van de rente eurolanden met hoge overheidsschulden in de problemen zal brengen. En dat terwijl er al een deuk zat in haar geloofwaardigheid op dat vlak. In maart 2020 had Lagarde verklaard dat de ECB “er niet is om renteverschillen onder controle te houden”. Tot grote woede in onder meer Italië, dat meteen de rente op zijn overheidsobligaties zag oplopen.
Destijds moest Lagarde die fout rechtzetten met noodcommunicatie (de ECB was plots “volledig toegewijd aan het vermijden van elke fragmentatie in de obligatiemarkt”), nu gebeurde het met een spoedberaad. Net zoals haar voorganger Mario Draghi tien jaar geleden beloofde dat de ECB alles zou doen om de rentes op staatspapier betaalbaar te houden, kwam nu ook de Française met die toezegging.
Er rolde meteen een koopgolf van gerustgestelde beleggers over de obligatiemarkt. Daar bewegen koers en rente in omgekeerde richting, wat verklaart waarom de rente op Griekse tienjaarsobligaties daalde met 45 basispunten. Voor Italië was dat met 36 basispunten, de Portugese tienjaarsrente zakte met 26 basispunten.
Hoewel de details over dat nieuwe instrument in het arsenaal van Frankfurt nog onbekend zijn – dat kan nog weken duren – lijkt dus alleen al de aankondiging ervan genoeg te zijn om beleggers tot bedaren te brengen. Het geeft de ECB bovendien de broodnodige armslag om de rente te verhogen in de strijd tegen de inflatie in de eurozone die op dit ogenblik vier keer haar doelstelling bedraagt. Daarin is de wereld van Lagarde wel heel anders dan die van Draghi. De Italiaan moest destijds eerder vrezen voor te lage inflatie.
Een ander belangrijk verschil zit in de persoonlijkheid van de twee ECB-voorzitters. Toen Draghi in 2012 zijn ‘whatever it takes’ -belofte uitsprak, was dat niet doorgesproken met de rest van het ECB-bestuur. Hij deed wat hij vond dat nodig was. Cavalier seul spelen zit niet in de aard van Lagarde, die zich vanaf het begin heeft opgeworpen als een consensuszoeker.
‘De bereidheid om pijn te lijden’
Ook in de Verenigde Staten staat de baas van de centrale bank in de ring met het zwarte beest, want ook hier is de geldontwaarding enorm. De Federal Reserve besloot eveneens woensdag om de rente te verhogen met 75 basispunten tot een bandbreedte van 1,5 tot 1,75 procent. Het was voor het eerst sinds 1994 dat de Fed de rente zo flink de hoogte in stuurde.
Wat het besluit zo opmerkelijk maakt, is dat de centrale bank in de aanloop ernaartoe had aangegeven dat het een renteverhoging van 50 basispunten zou worden. Maar toen enkele dagen eerder het verrassend hoge inflatiecijfer over de maand mei was uitgekomen (8,6 procent), besloot de Fed toch harder door te pakken. Zeker ook omdat uit een recente peiling naar de inflatieverwachting van Amerikanen was gebleken dat die in de lift zit. En die geest wil de Fed absoluut weer in de fles krijgen.
Jerome Powell moet dus de inflatieverwachting van de Amerikanen breken. Dat betekent daadkracht tonen, en de bereidheid om pijn te lijden. “Dit is een Volcker-achtige Fed”, besloot Diane Swonk, hoofdeconoom bij de financiële dienstverlener Grant Thornton, na de persconferentie. “Dat betekent dat de centrale bank bereid is om hogere werkloosheid en een recessie te aanvaarden om niet dezelfde fouten te maken als in de jaren zeventig.”
Het mag duidelijk zijn de Paul Volcker in monetaire kringen vanuit het graf regeert. De titaan uit de geschiedenis van centrale banken wist de torenhoge inflatie van de jaren zeventig te knechten. Op 6 oktober 1979 zette hij als recent benoemde voorzitter van de Federal Reserve een shocktherapie in gang door de rente in één keer met 4 procentpunt te verhogen. Een dag die de beursgeschiedenis inging als de Saturday Night Massacre. De rente bleef daarna stijgen tot die boven de 20 procent piekte, en de inflatie werd verslagen.
Zulke grote stappen zet de Fed onder Powell vooralsnog niet. De centrale bankiers verwachten dat ze tegen het eind van het jaar de rente hebben opgetrokken tot 3,4 procent. Dat betekent dat de Fed op een bepaald punt overschakelt van een beleid dat de economie stimuleert naar een dat afremmend werkt. De zogeheten ‘neutrale’ rente ligt volgens ramingen van de centrale bank op ongeveer 2,5 procent. Lage inflatie is het fundament voor een sterke economie, benadrukte Powell. “Velen ervaren hoge inflatie voor het eerst, mensen vinden hoge inflatie niet leuk. Dat begrijpen we heel goed, en daarom zijn we vastberaden om de inflatie omlaag te krijgen.”
Ander scenario
Waarom kiest de Federal Reserve er niet voor om nog sneller en harder de rente op te trekken, zoals Volcker heeft gedaan? Wat vaak uit het oog wordt verloren, is dat diens strijd – hoe nodig die ook was om de ontspoorde inflatieverwachtingen te breken – de economie een geweldige optater gaf. De werkloosheid liep op tot meer dan 10 procent. Boeren blokkeerden met hun tractors de toegang tot het hoofdkantoor van de Fed. Bouwers stuurden stukken hout op naar Volcker. Ze hadden die toch niet meer nodig, want niemand kocht nog een huis.
Het leidde ook tot grote politieke spanningen. In januari 1983 diende het Democratische parlementslid Henry González twee Bills of Impeachment in om zowel Volcker als de rest van het rentebepalende comité af te zetten. Zonder succes overigens.
Dat scenario hoeft Powell nog niet te vrezen. Een rondvraag bij 177 bestuursvoorzitters van Amerika’s grootste bedrijven door Business Roundtable begin juni geeft aan dat 73 procent van hen verwacht dat de verkopen de komende zes maanden zullen toenemen. De helft van deze CEO’s is van plan om in die periode meer mensen aan te nemen. Drie maanden geleden was dat nog 68 procent. De Fed schroefde zijn groeiraming voor de Amerikaanse economie voor dit en volgend jaar terug naar 1,7 procent. De werkloosheid zou tegen eind 2024 oplopen tot 4,1 procent, wat nog altijd historisch laag is
De centrale bank kan niet garanderen dat de economie een zachte landing zal maken, liet Powell doorschemeren. Daarvoor zijn meevallers nodig, zoals een lagere olieprijs en minder toevoerproblemen van goederen uit China, waar er vanwege de covidpandemie lockdowns zijn. De Fed gaat niet uit van een recessie, gedefinieerd als twee opeenvolgende kwartalen van negatieve economische groei. Een analyse die Wells Fargo niet deelt. De bank verwacht voor volgend jaar “een milde recessie”.