Vrijdag 09/06/2023

Kinderen

"Dat non-stop babygehuil lijkt wel een marteltechniek"

null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

"Ik stond er alleen voor. En die kindjes bleven maar huilen." Het is een flard uit het verhoor van de verzorgster van de opgedoekte Kiddy Watch-crèches. Voor mishandeling zijn geen excuses. Maar hoe stresserend kan onophoudelijk gehuil zijn?

Eline Delrue

"Soms ging ik ’s nachts met haar in de buggy wandelen in het centrum van Brugge. Dan viel dat gehuil en gekrijs minder hard op. Binnen in huis weerkaatste dat overal, echt vreselijk. Je had me moeten zien. In pyjama slofte ik door de straten. Ooit stond ik plots te midden van de meifoor. Ik had niet eens gehoord dat er kermis was, met mijn verdwaasde kop. Dat wandelen ’s nachts was ook goed voor het contact met de buitenwereld. Ik voelde weer sociale controle. Dat had ik graag. Dan kon ik mijn baby al zeker niks ‘mis’ doen.”

Amber, nu een vrolijke meid van negen, weende drie jaar lang. Dag en nacht, geen stoppen aan. Nu kan mama Lobke (36) erom lachen als ze erover vertelt, maar toen werd het haar geregeld zwart voor de ogen. “Ik sloot mezelf soms op in het toilet, weg van het gehuil. Meer nog, ik heb ook momenten gehad waarop ik aan mijn man duidelijk aangaf: help, nu is het mij te veel. Als je haar nu niet overneemt, kegel ik haar door het raam.”

Tot fysiek geweld kwam het bij Lobke nooit – “ik wist mijn kind altijd tijdig af te geven”. Dan is het verhaal van de Antwerpse crèches Kiddy Watch van een heel andere orde. Een jonge kinderverzorgster, die tot vijf jaar cel riskeert, schudde er baby’s door elkaar, zwierde peuters ruw in hun eetstoel in het rond en deelde zelfs klappen uit. Deze week was er opnieuw veel ophef over de zaak: zou haar verhoor eerst uitgezonden worden op tv, in het VIER-programma De rechtbank, dan hield een Antwerpse rechter dat op het nippertje tegen. Opmerkelijk: in dat verhoor, waaruit al fragmenten werden gepubliceerd, wijst de kinderverzorgster op onverwerkt verdriet. Verdriet over haar overleden grootvader, over de echtscheiding van haar ouders, en conflicten met haar bazin. “En ondertussen bléven die kindjes maar huilen.”

Je opa die sterft, je ouders die uit elkaar gaan. Nee, voor kindermishandeling zijn natuurlijk geen excuses. Maar feit is wel: huilen – en zeker aanhoudend jengelen – is stresserend. Dat eerste babyjaar, op die wolk die ieder uur van kleur verandert, ís een hele beproeving. Tien tot twintig procent van de jonge moeders heeft na de geboorte symptomen van een postnatale depressie, zo blijkt uit cijfers van Kind & Gezin.

De organisatie lanceerde onlangs ‘kraamkaartjes’, om zo mee een taboe te doorbreken: dat mama’s en papa’s die hulp durven te vragen geen slechte ouders zijn. Het concept is simpel: vrienden en familie die op babybezoek komen, bieden met zo’n kraamkaart hulp aan, zonder zich op te dringen. Een maaltijd fiksen, de boodschappen doen… Mooi meegenomen voor ouders die de eerste maanden alleen maar kunnen dromen van slaap.

“Toen Amber een jaar oud was, zijn mijn man en ik eens op hotel gegaan”, herinnert Lobke zich geamuseerd. “We hebben haar toen een weekendje bij mijn ouders gedropt. Het plan was: we boeken een hotelkamer en doen daar maar één ding: slapen. Dat was hier vlakbij, we zijn er zelfs met de fiets naartoe gereden. (lacht) En effectief, we hebben twee dagen aan een stuk geslapen. Heeft mijn dochter dat weekend veel gehuild? (aarzelt) Zou je geloven dat ik het niet weet? Ik heb dat achteraf niet eens aan mijn moeder gevraagd. Erg hè. Ik moest er zo hard van weg.”

null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

Instant onmacht

Ook bij Linde (12), haar oudste dochter, had het – beperkte – babygehuil al een impact, vertelt Lobke. “Het zette mij altijd voor een raadsel: wat verlangt mijn kind nu? Wat moet ik doen en waarom voel ik dat niet spontaan aan? Ik vond mezelf een slechte moeder. Bij Amber ging dat nog een stap verder. Het knaagde vanbinnen: ‘Kind, ik kan jou in geen honderd jaar aan.’ Dat maakte het aartsmoeilijk om een band op te bouwen met haar. Ook daar lag ik weleens wakker van.”

Zes jaar is het nu al geleden, het brullen en blèren. Maar Lobke kan het zich nog zo voor de geest halen. “Meteen voel ik die onmacht weer. Precies daarom wil ik nog altijd geen derde kind. Opnieuw dat gejank, dat is mijn grootste angst. Dat gehuil sloeg altijd op mijn buik, als een stressreactie. Alsof ik iets verkeerds gegeten had, een baksteen op mijn maag. Dat je het niet kunt controleren: niet aan en uit kunt zetten, dat is nog het ergste van al. Het lijkt wel een marteltechniek. Hoe mismaakt kan de natuur eigenlijk zijn? Dat ze ouders van zulke kleintjes martelt.”

Veel ouders hebben het moeilijk met het geschrei op zich. “En dan hoeft het niet eens over een huilbaby te gaan”, weet gezinspsychologe Nina Mouton. “Bovendien voelen ze zich daar ook nog eens schuldig over. ‘Want ja, je wéét toch op voorhand dat een baby weent’, zo voelen ze zich met de vinger gewezen. ‘Waar jij nu over klaagt!’ Komt daarbij dat ze ook met de gedachte worstelen: elke moeder kan dat geween verhelpen en ik niet. Baf. Regelrecht falen.”

Schieten ouders in de stress bij gehuil, dan spreken ze vaak van “een benauwdheid, een beklemmend gevoel en hartkloppingen”. Het idee ‘Ik moet dat hier zien op te lossen.’ Nina Mouton: “Ik zie vaak moeders die vroeger zelf geen boosheid, angst of verdriet mochten toelaten. Ze hebben nooit geleerd dat verdriet komt en gaat, dat zulke emoties ooit weer afzwakken. Als je zelf met zo’n toegedekt potje emoties zit, maakt dat het dikwijls moeilijker om je kind te zien huilen. Vaak onbewust. Daar zit je dan, met die torenhoge verwachtingen over het moederschap, en dan krijg jij je baby maar niet getroost. Reacties van buitenstaanders kunnen het dan helemaal af maken. ‘Ge zijt zelf te gestrest, zeker?’ Of: ‘Breng dat kind maar eens een nachtje naar ons, ’t zal rap gedaan zijn.’”

De comateuze jaren

Huilende baby’s, ze doen wat met een ouderbrein. Alsof er op een knopje wordt gedrukt: must react. Dat ‘knopje’ is onder meer de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, die een belangrijke rol speelt in onze respons op stress, met de aanmaak van het ‘stresshormoon’ cortisol. “Aanhoudend babygehuil kan bij ouders chronische stress veroorzaken”, duidt kinderpsychiater Celia Van Zand­weghe (UZ Gent). “Op den duur is je stressresponssysteem helemaal ontregeld. Hoeveel last je daarvan ondervindt, hangt van je eigen veerkracht af. Maar als het te lang aansleept, raakt je stressresponssysteem regelrecht uitgeput. Dat kan een grote weerslag hebben, op je lichaam en op je geest.”

Zo verwonderlijk is dat ook niet, stipt Van Zandweghe aan. “Als je baby je aankijkt of naar je lacht, dan gebeurt er ook van alles in je lichaam. Je smelt, zoals ze zeggen. Je ademhaling verandert, je hart maakt een sprongetje, het beloningssysteem in de hersenen licht op. Er zijn zo veel lichamelijke en hormonale reacties. Dan is het niet meer dan logisch dat ook huilen een enorme impact heeft.”

Babygehuil mist inderdaad zijn doel niet, ondervond ook Maarten (34), papa van Fleur (9) en Joren (7). Met twee huilbaby’s op rij leerde hij alle truken van de foor. Maar geen enkele bleek zaligmakend. Laten doorwenen? “Het pakte niet.” Het kinderbedje in de badkamer zetten om het gekrijs te dimmen? “Veel hielp dat niet, als ouder ben je daar zo op gefixeerd. Dat is de biologie, zeker?” Nachtelijke ritjes met de wagen? “Ja, we mochten regelmatig tanken. Gelukkig was het een bedrijfswagen. (lacht)” En die tientallen fopspeentjes in het bedje? “Helaas, de kinderen weigerden zichzelf te troosten.”

Fleur was een nachthuiler, vertelt Maarten, nu nog altijd “lichtjes allergisch voor het doordringendste geluid dat er bestaat”. “Zij begon telkens om 3 uur ’s nachts en het duurde tot we naar ons werk moesten vertrekken. Een uitputtingsslag dus. Toch bleven mijn vrouw en ik vasthouden aan het idee: samen wakker, samen slapen: we pakken dit gezamenlijk aan. Maar toen kwam Joren. En als het op huilen aankwam, bleek hij alles nog te overklassen. Hij weende niet alleen ’s nachts, maar ook overdag. Toen moesten we ons principe laten varen. Terwijl de ene sliep, ging de andere met de buggy stappen. We móésten het wel overnemen van elkaar.”

Een baby die maar wat graag zijn volume open draait, het zet ook extra druk op je relatie, stelt gezinspsychologe Nina Mouton. “Een pasgeborene dwingt je sowieso een nieuw evenwicht te zoeken. Als je baby het dan ook nog lastig heeft en veel huilt… Er zijn relaties die daarop stranden. Niet de Ikea-kast, maar een baby is dé relatietest.”

“Er waren veel momenten waarop we puur functioneel samenleefden”, blikt Maarten terug. “Waarop we goed genoeg wisten: nu heeft het geen zin om een discussie aan te gaan. We zijn te moe, dan komt er toch alleen maar ruzie van. Hoe dan ook, we maakten er een punt van om altijd in hetzelfde bed te slapen, no matter what. Zelfs al liepen we overdag als zombies naast elkaar. Ik noem het onze comateuze jaren. (lacht)

Jaren van weinig rust en veel roes. En dat doet gekke dingen met je kop. Maarten: “Ik weet nog dat ik op een keer, zo ijl als iets, bovenaan op de trap stond, met Joren huilend in mijn armen. Eén seconde flitste het toen door mijn kop: ‘Wat als? Wat als hij nu zou vallen?’ Ik heb mezelf toen onmiddellijk uitgebreid berispt voor die gedachte. Maar ik begrijp dus wel dat sommige ouders of verzorgsters zover kunnen komen dat ze misstappen begaan. Niet dat ik het goedkeur natuurlijk. Maar ik snap dat je buiten je zinnen kunt gaan. Wij waren, op onze huilbaby na, perfect stabiel. Maar als je, behalve die doordrammende baby, echt aan het wankelen gaat. Als je nog verdriet in je leven hebt…”

Groepsgehuil

Onverwerkt verdriet, zoals die kinderverzorgster in de inmiddels opgedoekte crèche Kiddy Watch. Zij is vast niet de eerste die knakt onder het gehuil, meent Dominique Rahoens, uitbaatster van het Gentse kinderdagverblijf Maaltecenter. “Ik heb er hier al veel de revue zien passeren die daarop afhaken. Ooit pakte een verzorgster midden op de dag haar biezen. ‘Ik kan het niet meer horen’, riep ze, ‘dat geschrei.’ Weg was ze.”

Toegegeven, het geween in een crèche is ook niet makkelijk, zegt Dominique. “Een kind huilt helemaal anders op maandag dan op vrijdag. Op maandag zijn ze allemaal uit hun routine. Ze hebben slaaptekort, zijn een weekend lang thuis vertroeteld, of bij oma en opa. Daar moet je daar als verzorgster op inpikken, je moet dat kind weer in zijn ritme brengen. Dat is een hele kunst.”

Helemaal waar, knikt kinderverzorgster Melissa (29). Het gesnik van haar peuterzoontje Ryan “snijdt dwars door het hart”. Maar ook het gejammer van alle acht haar crèchebaby’s herkent ze haast blindelings. “Weent er één kindje of huilt de hele groep, dan maakt dat toch een groot verschil. Dat laatste kan best wel vermoeiend zijn. Dan zal ik sneller de tutjes geven of de ‘aanstoker’ één minuutje apart in het speelpark of in zijn bedje stoppen. Zo komen ook de anderen tot bedaren, en raak je ook zelf weer op adem.

“Als ik het zelf eens wat moeilijker heb, dan komt dat gehuil wel harder binnen. Als ze dan alle acht wenen, dan lijken het er wel zestien. Of vierentwintig. Dan loop ik zelf iets prikkelbaarder en zal ik ook al eens mijn stem verheffen: ‘Stop, nu moet het gedaan zijn!’ Maar daar blijft het ook bij. Wordt het mij echt te veel, dan ontsnap ik eens naar het toilet. (lacht)

Foertmoment

Eén keer in die 25 jaar was crèche-uitbaatster Dominique Rahoens er niet meer gerust op. Bang dat een verzorgster over de schreef zou gaan. “Ik durfde haar op den duur geen vijf minuten alleen laten met de kinderen. Ik voelde dat er iets niet klopte. Lang heeft dat niet geduurd. Ik dacht: als er hier iets voorvalt, dan vergeef ik mezelf dat nooit.”

Slaan de stoppen door, dan is er altijd meer aan de hand, stelt psychologe Nina Mouton. “Je geduld is op. Het is én slaaptekort, én de psychische kwetsuren die je meedraagt, én de anderen die verwachten dat jij het wel zult oplossen. ‘Want ja, jíj bent toch verantwoordelijk voor dat kind.’ Als verzorgster of als ouder. Daarom is het belangrijk goed te voelen waar je grens ligt. ‘Als ik nu niet uit de situatie stap – hem veilig in zijn bedje leg en even de kamer verlaat – bega ik ongelukken’.”

“Ik heb die grens altijd zeer goed gesignaleerd”, vertelt Lobke. “Ik moest ook wel tijd nemen voor mezelf, anders werd ik stapelgek. Ik herinner me een avond waarop ik iets ging drinken met een vriendin. Mijn man ging voor Amber zorgen, maar wilde niet alleen zijn. Dus had hij zijn vrienden uitgenodigd bij ons thuis voor een pokeravond. Tien mannen aan het pokeren, en Amber maar krijsen. Twee uur later hadden ze alle tien onze dochter al op hun arm gehad, ze ging de hele tafel rond. Daarna hielden die mannen het voor bekeken. Ze waren het spuugzat. (lacht)

Voor Maarten was er geen ontsnappen aan, daar met zijn huilebalk bovenaan op de trap. “Maar no way dat er echt iets misgelopen zou zijn. Geen denken aan. Dat was een flits, een foert-moment in mijn kop.”

Nu, jaren later, kan hij er smakelijk om lachen: hoe de nachtelijke wandelingen met de buggy overgingen in ochtendloopjes. “Soms stond ik al bij de bakker ‘aan te schuiven’, nog voor zijn rolluiken omhoog waren. Maar kijk, vorig weekend gingen onze kinderen zelf om koffiekoeken. Hoe heerlijk was dat. Om maar te zeggen: het was ook maar een fase. Een comaatje.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234