Dinsdag 28/03/2023

ReportageDaklozen in Brussel

Dakloze asielzoekers proberen te overleven in de Brusselse vrieskou: ‘We leven hier als beesten’

De 42-jarige Tariku kwam als voormalig parlementariër in het vizier van de Ethiopische regering en is nu op zoek naar een slaapplek in Brussel. Beeld © Eric de Mildt
De 42-jarige Tariku kwam als voormalig parlementariër in het vizier van de Ethiopische regering en is nu op zoek naar een slaapplek in Brussel.Beeld © Eric de Mildt

Terwijl het stenen uit de grond vriest, zitten tal van asielzoekers in Brussel zonder opvangplek. Ze schipperen tussen voedselbanken en geïmproviseerde slaapplekken, tussen ontgoocheling en hoop. ‘Ik weet niet of je dit echt leven kunt noemen. Het is gewoon overleven.’

Jorn Lelong

De glazen kantoren in de Brusselse Pachecolaan glinsteren in een stralende ochtendzon. Toch is het er om iets over negenen nog steeds ijskoud op straat. Een ijslaagje omhult de dranghekken aan de ingang van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Onder een afdakje herinneren uitgevouwde kartonnen, opgerolde slaapzakken en blikjes bier aan een eindeloze nacht.

Een Ethiopische man houdt halt aan de ingang. “Excuseer, het is hier toch dat je asiel kunt aanvragen?”, vraagt hij aan een vrijwilliger van Artsen Zonder Grenzen. “Klopt”, antwoordt ze. “Maar u bent helaas net te laat. Vijf minuten geleden ging de toegangspoort dicht. U zult morgen moeten terugkomen. Probeer er dan zeker om zeven uur te zijn.”

De 42-jarige Tariku staart in ongeloof voor zich uit. Andere asielzoekers die hij gisteren was tegengekomen, hadden hem verteld dat de deuren pas om halftien opengingen. Zo stond het ook op Google, hij had het gecheckt op de gsm van een mede-Brusselaar.

Het duurt niet lang voor hij gezelschap krijgt van andere asielzoekers die verkeerd geïnformeerd zijn. Een Afghaanse jongen van 16 tuurt verslagen naar de gesloten toegangspoort. “Hij is hier helemaal alleen en slaapt al vier nachten op straat”, vertaalt een oudere Afghaan die net zijn verhaal aanhoorde.

Ook een Oost-Europees koppel komt de groep vervoegen. Hun twee jonge kinderen − de jongste is nauwelijks enkele maanden oud − liggen er verstijfd bij in de buggy. Ze hebben de hele nacht buiten doorgebracht, bij -7 graden. “Help ons toch”, smeekt de moeder. “Wij hebben vanaf zes uur in de rij gestaan bij een ander aanmeldcentrum. Daar zeiden ze dat we hier meteen binnen zouden kunnen. De kinderen hebben koud en hebben al uren niks gegeten.”

Plots schuift de grijze toegangspoort weer open. Het gebonk van enkele Afrikaanse twintigers op de toegangspoort blijkt zijn vruchten te hebben afgeworpen. Vertegenwoordigers van Fedasil komen naar buiten om de verhalen van de aanwezige asielzoekers te aanhoren. Na enig beraad mag het koppel met de jonge kinderen alsnog naar binnen. Ook de Afghaanse jongen zal later zijn ‘bijlage 26’ − een papier met verzoek tot internationale bescherming − mogen ophalen. Maar voor Tariku en de andere alleenstaande mannen blijkt hoop andermaal uitgestelde teleurstelling. “Sorry, jullie moeten morgen terugkeren.”

null Beeld Wouter Maeckelberghe
Beeld Wouter Maeckelberghe

Het is al de derde keer dat Tariku zich vergeefs zich naar het aanmeldcentrum begeeft. De voorbije nacht sliep hij op straat, de vijfde keer al deze week. Zonder hoofdkussen, tent of slaapzak. Zelfs handschoenen heeft hij niet. Zijn eerste kennismaking met temperaturen onder het vriespunt is een onophoudelijke stresstest voor zijn hele lijf en leden. “Ik heb vannacht twee wandelingen van een uur gemaakt, om middernacht en om zes uur. Dat hielp om weer wat gevoel in mijn voeten te krijgen. Alleen mijn handen heb ik nooit warm gekregen.”

Hij warmt ze nu aan een kopje thee van Artsen Zonder Grenzen, wijst naar de zon. “Vreemd toch. In mijn land is het warm als de zon schijnt. Maar hier doet die precies niks.”

Hij vertelt dat hij in Ethiopië tien jaar in het parlement zetelde voor de EPRP, Ethiopian People’s Revolutionary Party. De afgelopen jaren ruilde hij die job in voor die van ambtenaar op het ministerie van Werk en Sociale Zaken, en werkte hij als adviseur van internationale ngo’s rond mensensmokkel en migratie. Hij had naar eigen zeggen genoeg van de politiek, maar de politiek niet van hem.

In 2020 barstte in Ethiopië een conflict uit tussen de regering van premier Abiy Ahmed en rebellen van het Tigray People’s Liberation Front (TPLF), dat al snel escaleerde tot een gruwelijke burgeroorlog. Volgens onderzoekers van UGent heeft die tussen de 380.000 en 600.000 levens gekost sinds november 2020. Meer dan 2,5 miljoen mensen zijn sindsdien ontheemd.

“Het is een etnisch conflict geworden”, zegt Tariku. “Als je naar een andere regio wilt reizen, moet je het bijna per vliegtuig doen. Per bus word je meteen tegengehouden, en als je de juiste taal niet spreekt, ben je de klos.” Tariku behoort tot de Kafficho, een etnische groep die slechts 1 procent van de 120 miljoen Ethiopiërs uitmaakt. Dat is pech, in een land dat verscheurd wordt door geweld tussen etnische groeperingen. “Ik was een vreemdeling in mijn eigen land geworden.”

Zijn etnische achtergrond was niet het enige wat tegen hem pleitte. Premier Abiy Ahmed, die in 2019 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg omdat hij na twintig jaar oorlog vrede sloot met Eritrea, heeft de repressie in eigen land sindsdien stevig opgevoerd. Als voormalig parlementariër voor de oppositiepartij kwam Tariku in het vizier van de regering. “Twee keer werd ik het voorbije jaar aangehouden. De regering probeerde me voor haar kar spannen”, vertelt hij.

Bij de Médibus van Dokters van de Wereld kunnen mensen terecht voor onder andere warme kleren en een medische check-up. Beeld Wouter Maeckelberghe
Bij de Médibus van Dokters van de Wereld kunnen mensen terecht voor onder andere warme kleren en een medische check-up.Beeld Wouter Maeckelberghe

Hij toont me de brief die alles veranderde. In oktober kreeg hij een uitnodiging in de bus om als expert in migratie een conferentie in Brussel bij te wonen. Zo’n kans zou hij niet gauw meer krijgen, besefte hij. “Mijn vrouw en moeder waren triest toen ik hen mijn besluit vertelde. Maar het kon niet anders. Dit was dé kans om een nieuw bestaan uit te bouwen.”

En zo werd de expert migratie zelf ervaringsdeskundige. De eerste twee dagen sliep hij op hotel. Daarna was zijn geld op en was hij veroordeeld tot de straat. De voorbije week leefde hij op één karton melk en een stuk brood. “Het is lastig”, zegt Tariku, “maar ik moet vechten voor mijn familie. En voor mijn volk.”

Vanuit Brussel hoopt hij de aandacht op de Ethiopische zaak te vestigen. Wanneer hij tussen de vrijwilligers van Artsen Zonder Grenzen een landgenoot aantreft, veert hij op van geluk. “Zo gaat dat in het leven. Ik ben weer eens niet binnengeraakt in het asielcentrum. Maar ik heb warme thee gekregen en een vriendelijke landgenoot ontmoet. It’s a good day after all.”

Hoewel asielzoekers wettelijk gezien recht hebben op medische zorgen, zijn de velen die niet ingeschreven raken of wachten op een opvangplek afhankelijk van ngo’s. Naast het registratiecentrum voor asielzoekers heeft Artsen Zonder Grenzen een tijdelijke medische post opgezet. Medewerkers dienen er vaccins toe, bijvoorbeeld tegen difterie, of helpen migranten die schurft hebben opgelopen op hun geïmproviseerde slaapplek.

Ook Dokters van de Wereld probeert de gezondheid van asielzoekers en daklozen waar mogelijk op peil te houden. Hun Médibus, een dokterskabinet op wielen, staat op maandagavond aan het station Brussel-Centraal, op dinsdagavond aan Brussel-Zuid en donderdagavond aan Brussel-Noord. De organisatie voorziet daklozen en asielzoekers er van warme kleren, steriele naalden of een medische check-up.

“De medische problemen variëren nogal”, zegt Térèse, vaste vrijwilliger bij de Médibus. “Er zijn mensen met messteken of andere vechtwonden. Er zijn mensen met diabetes die komen om hun suikerspiegel te controleren. En er zijn mensen met wonden aan de voeten of respiratoire aandoeningen. Die problemen worden hardnekkiger nu het zo koud is.”

Het moeilijkste is om zicht te houden op de medische situatie van hun bezoekers. Niemand die weet of de asielzoekers en daklozen hun suikerspiegel op peil houden of hun ontstoken wonden laten controleren zodra de bus weer vertrokken is. “We kunnen mensen adressen of telefoonnummers geven van dokters die ze kunnen contacteren, maar we weten niet of ze ook bij hen raken”, zegt Térèse.

null Beeld Wouter Maeckelberghe
Beeld Wouter Maeckelberghe

Een dinsdagavond aan de Médibus aan Brussel-Zuid laat een grimmig beeld zien. Mensen die hier aankloppen schipperen tussen de straat en geïmproviseerde slaapplekken, in achterafkamertjes van hotels of overbevolkte kraakpanden. Een oudere man aan de bus heeft zijn handen in twee washandjes gestopt, bij gebrek aan handschoenen. Een tiener met wonden aan zijn handen en armen verspreidt een walm van verfverdunner, die hij om de haverklap inhaleert. Iets later blijkt hij de gsm van een hulpverlener te hebben gestolen.

En toch is er veel warmte aan het Zuidstation, zelfs nu een gemene wind de gevoelstemperatuur tot -10 doet zakken. César, een Spanjaard van 64, fleurt op wanneer hij een muts krijgt die hij onder zijn hoed kan stoppen. Anderen, zoals de Congolees Alfred (52), genieten er zichtbaar van om een babbeltje te slaan met lotgenoten en hulpverleners. “Er zijn veel dingen die me stress bezorgen”, zegt hij. “Maar telkens als ik een moeilijk moment heb, probeer ik hierheen te komen. Erover praten helpt echt.”

In oktober 2021 telde het opvangnetwerk van Fedasil 28.000 plekken. Deze maand zouden dat er 33.700 moeten worden. Maar als je weet dat er alleen al in oktober 4.000 mensen asiel aanvroegen, blijkt die opschaling onvoldoende. Ook plannen om een extra buffercapaciteit van 5.400 plekken aan te leggen, zoals toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (cd&v) in juli 2021 al aankondigde, zijn nooit helemaal voltooid. “Op dat moment is er veel te traag gereageerd”, zegt Thomas Willekens, beleidsmedewerker van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. “Nu zitten we met een gigantisch probleem dat op korte termijn niet meer op te lossen valt.”

In Brussel is het probleem het zichtbaarst maar het opvangtekort dijt ook uit naar andere centrumsteden. Bij de Gentse vzw Hart voor Vluchtelingen kregen ze de voorbije maand 88 hulpvragen van asielzoekers die geen dak boven hun hoofd hebben. Willekens: “In alle regio’s krijgen we signalen van medewerkers dat het opvangnetwerk verzadigd is.”

Het kabinet van staatssecretaris Nicole de Moor (cd&v) wijst op het akkoord dat het recent sloot met het Brussels Gewest, waardoor 1.200 plekken voor asielzoekers vrijgehouden worden in de daklozenopvang. Ook in het Koning Boudewijnstadion, een gebouw in de Lombardstraat en in de oude gevangenis van Vorst komen er nieuwe opvangplekken. In totaal zou Fedasil deze maand vijfhonderd nieuwe opvangplaatsen in haar netwerk creëren. “Hoewel we die initiatieven toejuichen, vrezen we dat het andermaal niet volstaat”, zegt Willekens. “Zo’n 2.000 alleenstaande mannen moeten op dit moment onderduiken in panden of op straat slapen omdat ze niet de opvang krijgen waar ze recht op hebben.”

Vol goede moed stapt Tariku naar de humanitaire hub aan de Havenlaan. Er werd hem verteld dat hij zich daar kan inschrijven op een wachtlijst voor opvangplekken. Helaas. Op woensdag blijken de bevoegde hulpverleners niet aanwezig te zijn. “U kunt morgenvroeg terugkomen”, krijgt de Ethiopiër alweer te horen. Het plaatst hem voor een dilemma. “Kan ik me dan beter hier komen aanmelden, of toch eerst die asielregistratie in orde proberen te krijgen?”

Tariku: ‘Ik ben opnieuw niet binnengeraakt in het asielcentrum. Maar ik heb warme thee gekregen en een landgenoot ontmoet. ‘It’s a good day after all.’’ Beeld © Eric de Mildt
Tariku: ‘Ik ben opnieuw niet binnengeraakt in het asielcentrum. Maar ik heb warme thee gekregen en een landgenoot ontmoet. ‘It’s a good day after all.’’Beeld © Eric de Mildt

“Ik zou eerst je registratie regelen”, zegt John, een 35-jarige Burundees die naar de hub gekomen is voor zijn dagelijkse gratis lunch. Hij is al een maand in Brussel en kent inmiddels het reilen en zeilen als asielzoeker. “De wachtlijst voor onderdak is sowieso voor de lange termijn. Je moet drie weken wachten voor je misschien kans maakt op een plek. Ik heb er alleszins niks meer van gehoord.”

Hij gidst Tariku dan maar naar het kraakpand waar hij al drie weken overnacht. Sinds hij ontdekte dat er slaapplek is in het vroegere hoofdkantoor van de Dienst der Belastingen in de Brusselse Paleizenstraat, verlopen zijn dagen, en die van de meeste inwoners van het gebouw, volgens een vast stramien. ’s Ochtends gaan ze naar het aanmeldcentrum in de Pachecolaan, hetzij voor een eigen afspraak of om anderen op weg te helpen. Tegen de middag wandelen ze naar de humanitaire hub om aan te schuiven aan de voedselbank. ’s Avonds begeven ze zich naar metrostation Kruidtuin, waar vrijwilligers van Operatie Thermos gratis voedselpakketten uitdelen. “Het is veel wandelen en wachten. Ik weet niet of je dit echt leven kunt noemen. Het is gewoon overleven.”

In oktober werd het oude belastingkantoor gekraakt. Inmiddels leven en slapen er meer dan 900 asielzoekers en sans-papiers op een zakdoek bij elkaar. Als John Tariku rondleidt, is de hele vloer overstroomd met water uit de douche. Een indringende urinegeur vult de centrale trappenhal. “We leven hier als beesten”, zegt John. “Officiële instanties blijven hier liever weg, dus moeten we onze eigen regels bepalen. Je moet voor jezelf opkomen om hier te overleven.” Hij vertelt over de vechtpartijen en diefstallen die er geregeld plaatsvinden, en dat is niet het enige gevaar. Hulpverleners stelden zorgwekkende gevallen van huiddifterie, schurft of tuberculose vast, met een grote kans op verspreiding in het gebouw.

John is inmiddels wel wat gewend, na drie maanden in Europa. Zijn odyssee leidde hem van Burundi naar Servië, Bosnië, Kroatië, Slovenië, Italië, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en uiteindelijk België. Vooral zijn passage in Kroatië zal hij niet snel vergeten. Hij wijst naar zijn gsm, waarvan de verschillende lenzen van zijn camera gebarsten zijn. “Een aandenken van de Kroatische politie, die niet wilde dat ik kon filmen hoe onmenselijk ze te werk gingen.”

John vertelt hoe ze hem arresteerden, zijn spullen afpakten en vijf dagen buiten lieten zitten. Hij en zijn reisgenoten belandden in de gevangenis. Dan nam de grenspolitie hun vingerafdrukken.

John wist toen nog niet dat die vingerafdruk als asielaanvraag in Kroatië zou gelden. Volgens de Europese Dublinverordening moet dat gebeuren in het eerste EU-land van aankomst. De kans dat John teruggestuurd wordt naar Kroatië, is dan ook groot. “Ik begrijp het niet. Ze weten hier toch ook hoe het er daar aan toegaat?”

null Beeld Wouter Maeckelberghe
Beeld Wouter Maeckelberghe

John kan Tariku niet beloven dat er de eerste dagen nog plek voor hem is in het kraakpand. Dus moet Tariku weer op zoek. Als hij rond zessen in de rij voor de voedselbank van Operatie Thermos verneemt dat het nog twee uur wachten is, gaat hij ervandoor. “Ik kan wel wachten tot morgenmiddag om te eten. Of ik koop weer wat brood en melk. Maar ik moet nu echt een slaapplaats vinden.”

Het lukt hem zowaar. Vrijdagochtend aan de humanitaire hub glimlacht hij. “We made some progress!”, roept hij enthousiast. Eindelijk was hij binnengeraakt in het registratiecentrum. Hij had er de moed uit getapt om op straat een Brusselaar aan te spreken, die hem voor één nacht thuis op de grond heeft laten slapen. Bij het ter perse gaan had Tariku echter nog geen nieuwe slaapplek voor de komende 52 avonden tot aan zijn eerste interview bij de Dienst Vreemdelingenzaken.

Ook John daagt op in de hub. Hij komt nog maar eens horen of hij al kans heeft op een plek in de nachtopvang. De tijd dringt: op 19 december dreigen hij en de 900 krakers uit het pand in de Paleizenstraat te worden gezet, al wil hij sowieso liefst een andere, veiligere plek.

In de nacht van woensdag op donderdag had John geen oog dichtgedaan. Rond middernacht schrok hij wakker van het brandalarm. Een groepje Marokkanen, die de ontgoocheling van de verloren halve finale op het WK voetbal probeerden weg te drinken, hadden vuilniszakken verzameld en in brand gestoken. Niet veel later kwam het tot een vechtpartij met de Afghanen. “Op een bepaald moment haalden enkelen een mes boven. Een van mijn vrienden raakte gewond. Pas toen de politie uiteindelijk opdaagde, keerde de rust terug.”

Zijn telefoon rinkelt. Een Whatsapp-oproep van de drie vrouwen in zijn leven: zijn vrouw en twee jonge dochters. Te midden van de wachtrij in de voedselbedeling gaat John zitten, tien minuten lang lijkt hij de wereld rondom zich te vergeten. “Dit is telkens het hoogtepunt van mijn dag. Het is voor hen dat ik alles doe.”

Ik vraag of hij zijn vrouw vertelt over zijn worsteling hier. “Natuurlijk niet. Ze heeft het daar al lastig genoeg. Al haar hoop is op mij gevestigd. Het laatste wat ik wil, is dat ze zich ook nog zorgen maakt over mij.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234