AchtergrondContactopsporing
Contacttracing moet sneller, efficiënter en ‘dichter bij de mensen’: lukt het lokaal wel?
Lokale besturen in heel Vlaanderen, met Antwerpen op kop, proberen zelf contacttracing te organiseren. Het moet sneller, efficiënter en ‘dichter bij de mensen’ zijn. In samenspraak ook met het Vlaams niveau, al botst het daar weleens mee.
Met de tablet in de hand, het mondmasker op, en een badge om zich te identificeren. Zo belt de Antwerpse verpleegkundige Frederick Bosman (30) al twee maanden aan bij besmette personen. Hij doet contactonderzoek als field agent. Als het callcenter iemand telefonisch niet kan bereiken, moet er een field agent ter plekke langsgaan om te vragen met wie die persoon in contact is gekomen.
“Nog niemand heeft geweigerd om mee te werken, al was er weleens iemand te ziek om me te woord te staan. Die vrouw zat er helemaal door. Dan ben ik ’s anderendaags teruggekomen.”
Eind mei ging Vlaanderen voor het contactonderzoek in zee met de mutualiteiten en callcenters. Testen & tracen moest een opflakkering van het virus voorkomen, maar bleek zelf een zorgenkind. Mensen werden te laat gebeld, twee keer gebeld, en zowel contacttracers als huisartsen klaagden over het falende computersysteem. Een contacttracer bekende in de pers dat ze regelmatig uit verveling Netflix keken.
Bosman deelt die negatieve ervaring niet. “Elk beginnend project heeft kinderziektes; maar ik ben vijf dagen op de zeven met die tablet op stap en ik merk weinig problemen.”
Taalbarrière
Toch heeft Antwerpen naast het systeem van het Vlaamse niveau deze week zijn eigen team samengesteld. Het gaat om elf ‘casemanagers’: gepensioneerde artsen en studenten verpleegkunde en maatschappelijk werk. De artsen, ouder dan 65 jaar, zullen telefonische gesprekken voeren, terwijl de studenten de huisbezoeken doen. Het team kan nog uitbreiden met vijf kandidaten indien nodig.
De casemanagers moeten besmette personen informeren in de tijd tussen de positieve test en hun telefoontje van een contactonderzoeker van het Vlaams niveau. Stel dat een besmet persoon een positief resultaat krijgt van zijn huisarts, dan zal die beoordelen of een casemanager nodig is.
“Als het mensen zijn die perfect begrijpen wat er van hen verwacht wordt, dan zal er geen casemanager nodig zijn, maar soms is er een taalbarrière, soms is er lage scholing en soms moet je iemand over de streep halen om deel te nemen aan het contactonderzoek”, zegt Cathy Berx, de Antwerpse gouverneur.
De casemanager zal de besmette persoon voorbereiden op het gesprek uit het callcenter. Het gesprek komt dus niet in de plaats van de Vlaamse contacttracing, al zal de casemanager ook al polsen naar diens hoogrisicocontacten en waar hij besmet is geraakt. Tot slot zal hij helpen om de thuisisolatie (afzondering van huisgenoten) en quarantaine (afzondering van buitenwereld) goed op te volgen.
Het lokale initiatief in Antwerpen komt van een arts van Wijkgezondheidscentrum Het Spoor die Berx contacteerde omdat de besmettingcscijfers in Antwerpen zo snel de hoogte in gingen. In een week tijd heeft Antwerpen dit uitgerold. De coördinator van het project is Machteld Verbruggen, voormalig directeur van de Thomas More-hogeschool, die een sabbatjaar neemt. Ook epidemioloog Pierre Van Damme (UAntwerpen) en Erika Vlieghe (UAntwerpen, voorzitter van de expertengroep GEES) zijn betrokken.
Donderdag kregen de casemanagers een opleiding, gisteren zijn ze begonnen. Het project start in Antwerpen-Noord en Borgerhout, waar de uitbraak het hardst toeslaat. Het zijn diverse buurten en dat moet zich weerspiegelen in het team. Er zijn vermoedelijk clusters van besmetting in de Marokkaanse, Joodse en Turkse gemeenschappen. Het onderzoek loopt nog, maar bronnen hebben het over enkele huwelijken, eventueel over de grens in Nederland. Berx verwijst ook naar jongeren die zich bij besmetting niet aan quarantaineregels hielden, en naar shishabars. Enkele van de studenten-casemanagers spreken Berbers (Tamazight) of Arabisch, dat kan vertrouwen wekken.
“Ik begrijp wel dat lokale mensen een meerwaarde kunnen zijn”, zegt field agent Frederick Bosman die voor het Vlaamse niveau werkt. “Maar ik heb het volste vertrouwen in ons huidig team, dat even goed divers is, samen spreken we zes talen. En we kunnen bovendien beroep doen op de tolkendienst.”
Niet alleen in Antwerpen, ook in Midden-Limburg en Zuid-West-Vlaanderen zijn er lokale opflakkeringen. Reeds begin mei pleitte toenmalig hoofd van het Interfederaal Comité Testing & Tracing Emmanuel André (KU Leuven) voor “toezichtsystemen op lokaal niveau”. En dat we “over een maand of zo” hyperlokaal moesten kunnen ingrijpen in clusters. Maar beleidsmakers hadden de tweede coronagolf pas na de zomer verwacht.
Vlaanderen heeft de ambitie wel om lokale toezichtsystemen uit te werken, dat blijkt uit het ‘Draaiboek lokale uitbraak Covid-19’ dat de Vlaamse regering deze week publiceerde. Het belooft mobiele zorgteams. Veertien zorgraden, verspreid over Vlaanderen, zullen elk 15.000 euro subsidie krijgen om de bevolking en zorgverstrekkers te sensibiliseren en om lokale uitbraken te beheersen. De aanspreekpunten voor die zorgraden zullen echter pas vanaf september operationeel zijn.
Negen gemeentes in het Hageland, Vlaams-Brabant, willen daar niet op wachten. “We willen sneller schakelen dan Vlaanderen”, zegt Ine Tombeur, N-VA-schepen in Tienen en voorzitter van de Zorgraad. De gemeentes willen gepensioneerde huisartsen inschakelen. Ook in Limburg lieten lokale besturen van zich horen.
Maar, hoewel het aanvankelijk anders in de media kwam, gaat het niet om contacttracing in de plaats van de opsporing die Vlaanderen organiseert. Net als in Antwerpen is het ook in Vlaams-Brabant en Limburg de bedoeling om aanvullend te werken, in overleg met het Vlaams Agentschap.
“Op zich is het een goede zaak dat gemeenten zelf een actieve rol willen opnemen,” zegt Vlaams minister van Volksgezondheid Wouter Beke (CD&V), “maar het is wel essentieel dat de gegevens centraal blijven, anders kom je in een verhaal waarbij contactopsporing dubbel gebeurt.”
In West-Vlaanderen willen lokale besturen verder gaan. W13, een intercommunale waarin veertien gemeentes in Zuid-West-Vlaanderen samenwerken rond zorg, wil echt zelf contactopsporing doen. Ook Roeselare wil dat. Hun idee vindt echter niet alleen ongenade bij Beke, maar ook bij Karine Moykens, die Emmanuel André opvolgde als hoofd van het comité Testing & Tracing. “Dan loopt alles in de prak”, zegt Moykens.
Philippe De Coene, sp.a-schepen in Kortrijk en voorzitter van W13, begrijpt die “defensieve houding” niet. “Frank Robben, de topambtenaar die het computersysteem uitwerkte, wil ons licenties geven als we onze mensen opleiden volgens de scripts van het interfederaal comité. We hebben negen gepensioneerde artsen die willen inspringen en alleen al in Kortrijk vijf maatschappelijk werkers. We staan klaar. Intussen hebben we in Kortrijk 20 besmettingen in drie dagen tijd. En we kennen de verhalen van mensen die pas elf dagen na hun besmetting zijn gebeld door een contacttracer, of mensen die thuis telefoon kregen voor een persoon die intussen al overleden was.”
Kortere duurtijden
Volgens Moykens worden de contacttracers onterecht beladen met zondes die de hunne niet zijn. Er zijn drie momenten waarop de contacttracing vertraging op loopt. Ten eerste duurt het te lang om de test naar het labo te krijgen via het federaal platform. Minister Philippe De Backer (Open Vld) zou dit weekend vergaderen met de betrokken spelers om dit sneller te doen verlopen. Ten tweede duurt het soms twee dagen voordat het testresultaat van het labo in de databank van Sciensano verschijnt. Vorige maandag liet het RIZIV alle labs weten dat het resultaat voortaan binnen het uur moet verschijnen, samen met alle patiëntengegevens, want die ontbraken wel eens. Het RIZIV koppelt dit aan de terugbetaling: niet op tijd, geen geld. “We zien nu al de effecten”, zegt Moykens. “Je ziet de duurtijden verkorten.”
Ten slotte was er vertraging tussen Sciensano en het callcenter. De gegevens worden doorgegeven in één lading per dag. Een nieuwe update van het computersysteem zal het mogelijk maken om gegevens in realtime te consulteren, maar dat is pas voor september. “Deze week is alvast mogelijk gemaakt om met drie uploads te werken, verspreid over de dag. Zo kunnen ze sneller beginnen bellen”, zegt Moykens. “We hebben gisteren een geval gezien waarbij er slechts 4,5 uur zat tussen de afname van de test en het telefoontje van het callcenter.”