InterviewClub Brugge
‘Club is een geldmachine. Noa Lang kostte 6 miljoen en zal voor een veelvoud worden verkocht’
Spannend: de vraag wie zal excelleren in Play-off 1, hoeveel Antwerp-spelers van Franky Vercauteren nog over de middellijn mogen, en op welke manier Moeskroen dit seizoen in beroep zijn licentie krijgt. Minder spannend: de vraag wie kampioen wordt. Want Club Brugge wrijft in de Jupiler Pro League de concurrentie als roos van de schouders. Tien jaar nadat Bart Verhaeghe de club overnam en van kleur deed verschieten, is het succes oceanisch. Hoe deed hij dat? Wat betekent die aangekondigde en weer ingetrokken beursgang? En werd er onderweg niet over de ziel van stamnummer 3 gelopen? Vijf kenners van de keuken antwoorden.
DE CORYFEE: ‘EEN EXPONENTIËLE CURVE’
Straks kroont Club Brugge zich dus voor het tweede seizoen op rij tot landskampioen. De enige vraag die nog rest: met een straat of een straatje voorsprong? ‘Het rapport kleurt sowieso heel mooi’, knikt Franky Van der Elst, zelf co-auteur van een serie glanzende hoofdstukken uit de clubgeschiedenis. ‘En dat soort dominantie begint bij goed beleid.’
Nochtans volgde het sportieve succes niet meteen nadat voorzitter Bart Verhaeghe Brugge was komen binnenstuiven. Het duurde tot 2016 voor Club weer eens kampioen werd.
Van der Elst: “Klopt, al is het niet zo dat Club toen dramatisch was weggezakt: alleen in 2011 eindigde het buiten de top drie. Maar inderdaad, in die eerste vijf jaar van de nieuwe bestuursploeg was er geen titel. Die seizoenen stonden vooral in het teken van personeelswissels. Er was een groot verloop binnen de club, maar ook in en rond de ploeg. Kijk naar het lijstje van trainers: Adrie Koster, Christoph Daum, Georges Leekens, Juan Carlos Garrido.”
Was dat leergeld dat Verhaeghe betaalde?
Van der Elst: “Dat klinkt me te streng. Het is niet zo dat Verhaeghe eerst maar wat deed, en dan plots het licht zag. Neen, een nieuwe structuur uitbouwen kost tijd, en dan vooral de juiste mensen vinden voor die structuur. Als die vijf seizoenen uiteindelijk de voorbode zullen blijken van een langdurig succesverhaal, dan waren dat geen verloren jaren. Verhaeghe en zijn ploeg hebben die nodig gehad om alles te krijgen zoals het nu is.
“De aanstelling van Michel Preud’homme als trainer, in 2014, is misschien wel de sportieve cesuur geweest. Bart Verhaeghe en algemeen manager Vincent Mannaert zijn heel sterke persoonlijkheden, leidersfiguren die erg aanwezig zijn. Daar moet een sportieve baas tegenover staan die óók persoonlijkheid heeft, zijn visie durft te verdedigen en niet bang is van conflict. En ja, dan is Preud’homme de ideale figuur.
“Die titel van 2016 bleek geen lucky shot, en al zeker geen eindpunt – wél het begin van een periode van dominantie. De twee trainers na Preud’homme, Ivan Leko en Philippe Clement, werden ook kampioen, en Clement gaat dat zelfs twee seizoenen na elkaar worden.”
Wat is de basis van het sportieve succes?
Van der Elst: “De financiële weelde, natuurlijk – zo werkt het in het moderne voetbal. Club zal straks voor de vierde opeenvolgende keer in de groepsfase van de Champions League zitten, wat telkens een bonus van minstens 30 miljoen euro betekent. En nog los van die jackpot heeft Verhaeghe van Club een geldmachine gemaakt.
“Nu goed, dan nog moet je die volle portemonnee aan een goeie werking koppelen. En dan kom je uit bij de excellente spelersscouting. Mensen als Raymond Mommens, Peter Van Wambeke en Kenneth Brylle leveren werk waar de clubleiding op kan bouwen. Ze slagen er nu toch al enkele jaren in om jong en betaalbaar talent van de radar te plukken: spelers die eerst sportief renderen, en daarna op de transfermarkt. Zo krijg je een exponentiële curve. Dankzij de winst van de afgelopen jaren is Club nu in staat om een speler van het kaliber van Noa Lang te halen. Die kostte 6 miljoen, en wordt in de toekomst voor een veelvoud verkocht – in de wandelgangen circuleren bedragen ver boven de 20 miljoen. Dan zet Club wéér een substantiële stap vooruit.”
Net als Ajax Amsterdam – de grote voorbeeldclub voor Verhaeghe – wil Club straks jaarlijks zelf opgeleid talent de wereld in sturen. Het eerste voorbeeld is er al: Charles De Ketelaere.
Van der Elst: “Zeker, al moet die wel een gat van jaren vullen. Ik kan me niet meteen voor de geest halen wie de laatste jeugdspeler vóór De Ketelaere was die doorbrak. Eén zo’n voltreffer volstaat niet om te zeggen dat je succes gedragen wordt door je opleiding. Maar inderdaad, de jeugdwerking van Club is heel professioneel georganiseerd. Het is afwachten wat jongens als Ignace Van der Brempt en Thomas Van den Keybus kunnen brengen.”
Het nieuwe Club Brugge wil meer dan alleen glorie in eigen land. Is een plaats in de Europese subtop wel realistisch voor een club uit een klein voetballand?
Van der Elst: “Op het vlak van transfers is die ambitie nog niet zo gek. Je ziet nu al dat Club bij het aanwerven van spelers kan vissen in een vijver waarin het voorheen geen lijntje kon uitwerpen. Maar of dat volstaat om écht mee te draaien in Europa? Het niveau van de allergrootsten is sowieso onbereikbaar: Club is geen Manchester City of Bayern München. Maar ook daaronder is het drummen. Clubs die in Engeland of Spanje subtop zijn, zijn dat ook in Europa. Een keertje de Europa League winnen, zoals je tussen de lijnen weleens hoort? Ik twijfel eraan, want dan moet je het halen van de Manchesters en Sevilla’s van deze wereld.
“In België zie ik de hoogconjunctuur wel blijven duren. Dat betekent niet dat we de kampioen van de volgende tien seizoenen al kennen. Als er eens twee transferperiodes mislukken, kan er een terugvalletje komen. Maar de fundamenten om de volgende jaren dominant te zijn, liggen er wel. Als Club het niet zelf spectaculair verknalt, is het nog jaren toonaangevend.”
DE SPORTECONOOM: ‘VERHAEGHE VLIEGT’
Als eerste in België slechtte Club Brugge een taboe in de voetbalwereld: het noemt zichzelf zonder terughoudendheid ‘een bedrijf’ – een ‘entertainmentbedrijf’ zelfs. De afgelopen jaren werd fors geinvesteerd in marketing en communicatie. ‘Het Club Media House is het resultaat daarvan, en het is grensverleggend’, zegt Wim Lagae, sporteconoom aan de KU Leuven.
Wat is dat Club Media House?
Lagae: “Het mediadepartement, al is dat nog een flauwe formulering: je zou het een volwaardig productiehuis kunnen noemen. Het houdt 365 dagen per jaar de communicatielijnen met de supporters en de commerciële partners open. Het principe: je gaat niet schroomvallig aan de traditionele media vragen of ze over je willen berichten. Neen, je doet het zélf, via je eigen kanalen, met aan je publiek aangepaste content in alle vormen en maten.”
Dat hebben ze niet zelf uitgevonden.
Lagae: “Neen, internationaal waren het de Red Bull-clubs (ploegen als RB Leipzig, Red Bull Salzburg en New York Red Bulls, red.) die daarmee begonnen. Het is dus niet zo dat Bart Verhaeghe een briljante visionair is, maar in Brugge hebben ze, meer dan bij andere clubs, wél de vinger aan de pols. Nieuwe trends worden heel snel opgepikt. Toen de sociale media voor een revolutie zorgden, waren ze meteen méé.”
Het klinkt mooi, je communicatie in eigen handen nemen, maar ook gevaarlijk. Als voetbal een zwaarwegende economische tak is geworden, heeft het toch een kritische en onafhankelijke pers nodig?
Lagae: “Het is nog wat zoeken, maar er komt een nieuw evenwicht. Clubs ontwikkelen hun eigen communicatie, maar de klassieke kanalen zullen niet verdwijnen. Goeie journalisten zullen nooit toestaan dat hun pen wordt vastgehouden. Kijk naar de intussen afgeblazen beursgang van Club: daar werd behoorlijk kritisch over bericht, toch?”
Veel voetbalsupporters krijgen eczeem van marketingtermen.
Lagae: “Dat kan, maar dat Club zo inzet op marketing en communicatie en zich ondubbelzinnig een entertainmentbedrijf noemt, is allemaal in het voordeel van die supporters. Alles in de communicatie van Club is erop gericht om het communitygevoel te versterken. ‘Kom erbij, en we zullen je extra bevoorraden met moois’: dat is de centrale gedachte. ‘No Sweat/No Glory’ is zo’n tien jaar geleden door een communicatiebureau bedacht, maar die slogan past perféct bij de club: de spionkop herkent zich erin. Bovendien, een supporter identificeert zich nog het meest met wat er op het veld gebeurt, met aantrekkelijk voetbal en resultaten. Wel, de professionele bedrijfscultuur bij Club leidt tot die resultaten.”
Wat maakt het verschil met de rest in België zo groot? Ook bij andere clubs moeten er toch knappe koppen rondlopen?
Lagae: “Cruciaal voor wie een topclub wil zijn, is kampioen spelen. Want die mag naar de groepsfase van de Champions League, casht zo minstens 30 miljoen euro, en krijgt een venster waarin het zijn beste spelers mag uitstallen voor de Europese topclubs. Club werd voor het eerst weer kampioen in 2016, en als je dan alle puzzelstukjes klaar hebt liggen – en dat wás zo – trap je een ontzettend krachtige motor in gang. Het is de jungle van het moderne voetbal, waarin rijk rijker wordt, en arm armer. Clubs die zwaar geïnvesteerd hebben met het oog op een landstitel en géén kampioen worden, zakken weg in de rode cijfers. Wie wel kampioen wordt, krijgt vleugels. En Verhaeghe heeft wat moeten zoeken, zeker, maar kijk: Club Brugge vliegt.”
DE BEURSEXPERT: ‘EEN BLAUWTJE GELOPEN’
Zoals supporters – ‘het kan maar helpen’ – naar Scherpenheuvel gaan, zo gaat Club Brugge naar de beurs. Dat was toch het plan, want eind maart, net voor de aangekondigde beursintroductie, werd de boel afgeblazen – of uitgesteld, zoals het bij de club klinkt. ‘Gênant’, zegt Christophe De Rijcke, coördinator Geld & Beleggen bij de krant De Tijd. ‘Een beursgang die op het laatste nippertje wordt afgeblazen, maken we maar één keer om de tien jaar mee in België.’
Waarom kwam die beursgang er dan toch niet?
De Rijcke: “Heel simpel: er was te weinig vraag. Dat lag niet aan de supporters, de grote buitenlandse beleggers lieten het afweten, en die zijn noodzakelijk voor een beursgang. Ik vrees dat de Jupiler Pro League te weinig bekend is in het buitenland. De Londense zakenkrant Financial Times schreef letterlijk één zin over de beursgang. Een fondsbeheerder vatte het als volgt voor mij samen: ‘Voorzitter Bart Verhaeghe is onbekend in het buitenland en toch wat controversieel in het binnenland.’”
Waarom wil Club Brugge absoluut een beursgenoteerd bedrijf worden?
De Rijcke: “De club zou zo toegang krijgen tot de kapitaalmarkt. Dan wordt het bijvoorbeeld veel makkelijker om obligaties uit te zetten, en dát opent dan weer perspectieven met het oog op de financiering van het nieuwe stadion – cruciaal voor de toekomst van de club.
“Ironisch genoeg zou het meest concrete gevolg een nadeel zijn, toch als je het vanuit de klassieke voetbalcultuur beschouwt. Als beursgenoteerd bedrijf moet je elk jaar héél gedetailleerde resultaten voorleggen – en dus ook open communiceren over transferbedragen.”
Wat had het voor mij betekend als ik één aandeel had kunnen kopen?
De Rijcke: “Dan had je een risico gelopen: je had ongeveer 20 euro betaald, en niets had je gegarandeerd dat je dat aandeel een aantal maanden of jaren later voor een veelvoud zou kunnen verkopen.”
Maar misschien ben ik een supporter van Club Brugge, en ben ik niet uit op winst, maar op een stem?
De Rijcke: “Elke aandeelhouder – zelfs al heb je maar één aandeel – had de algemene vergadering kunnen bijwonen en daar het woord mogen vragen. Maar wegen op het beleid: nee. Sowieso hadden Verhaeghe en co. aangekondigd dat ze minstens 50 procent zelf zouden houden. Bovendien hadden ze beslist dat de oorspronkelijke aandeelhouders – zijzelf, dus – dubbel stemrecht zouden krijgen: dankzij een recente wetswijziging kan dat. De beursgang had dus geen paleisrevolutie ingeluid.”
Is het wel een goed idee om aandelen van een voetbalclub te kopen?
De Rijcke: “De geschiedenis gilt: ‘Nee!’ Er zijn talloze voorbeelden van beleggers die zich verbrand hebben aan voetbalclubs.
“Bij de beursgang van een voetbalclub overwegen allicht veel mensen die nog nooit een aandeel hebben gekocht, om dat wél te doen. Dat is op zich niet kwalijk, zolang ze maar niet verwachten dat het een binnenwegje naar grote winst is. De waarde van een voetbalclub is iets heel delicaats. Kijk naar de grote rivaal van Club Brugge, RSC Anderlecht: Marc Coucke heeft daar intussen zo’n 100 miljoen euro ingestoken, maar de club is momenteel veel minder waard. ‘Het kan verkeren’, zei Bredero. Ik ben zo vrij om daaraan toe te voegen: ‘Zéker in voetballand.’ Op Charles De Ketelaere wordt een potentieel transferbedrag van 16 miljoen euro geplakt – allicht wordt het nog veel meer. Maar als zo iemand zijn been breekt, verkruimelt die waarde, heeft dat een groot gevolg voor de club, en een héél groot gevolg voor het beursgenoteerde bedrijf.”
Bart Verhaeghe heeft in tien jaar wel een zéér robuuste organisatie uitgebouwd. Een gebroken been doet dat toch niet teniet?
De Rijcke: “Mja, je mag toch niet onderschatten hoe iets ogenschijnlijk kleins in het voetbal een grote impact kan hebben. Kijk naar Ajax, dat ook beursgenoteerd is. Dit seizoen speelde het eind vorig jaar tegen Atalanta Bergamo voor de knock-outfase in de Champions League. In de heenwedstrijd was het 2-2, een prima uitslag voor Ajax. In de terugmatch bleef het lang 0-0, en toen pakte Ryan Gravenberch in de slotfase rood, waarna Atalanta scoorde en de kwalificatie binnenhaalde. Dát is de grote charme van het voetbalspel, maar een dag later stond het aandeel van Ajax wel veel lager. Dat moet je weten als je erin stapt: je kunt met je club verliezen, en daarna ook nog eens helemaal in je eentje.”
Bij de afgeblazen beursgang zouden geen nieuwe aandelen uitgeschreven worden. Het geld was dus terechtgekomen bij Bart Verhaeghe of één van de andere aandeelhouders, en niet in de club.
De Rijcke: “Dat was wel bijzonder, ja. Bij een beursintroductie worden doorgaans nieuwe én bestaande aandelen aangeboden. Die nieuwe geven het bedrijf dan extra middelen, maar dat was dus niet het plan van Verhaeghe.”
Hij wilde cashen?
De Rijcke: “Ja, en dat mag. Maar, euh, elegant is het niet.”
Uitstel is geen afstel, zegt Verhaeghe. Denk je dat Club alsnog naar de beurs trekt?
De Rijcke: “Club spreekt officieel over uitstel, maar ik geloof dat niet. Niet alleen Club heeft hier een blauwtje gelopen, maar ook de grote zakenbanken die zijn gaan leuren bij potentiële beleggers in voetbalaandelen. Dat gaan ze heus geen tweede keer doen. Niemand neemt het risico op een tweede mislukte beursgang.”
DE INTIMUS: ‘VOLGENS HET RODE BOEKJE’
Luc Verelst is de ondernemer die in de jaren 80 en 90 het gelijknamige bouwbedrijf groot maakte, later op andere velden ging dribbelen, en anno 2021 onder meer in kankeronderzoek investeert. En in het Broeklin-project (het vroegere Uplace), dat andere kind van Bart Verhaeghe, zijn zakenpartner en vriend.
Verelst: “Ik ken Bart al sinds de zomer van 1993. Hij was een bleuke, nog niet zo heel lang afgestudeerd, maar hij maakte indruk met een presentatie en ik nam hem op in het bouwbedrijf. Hij kwam als geroepen: Verelst was heel snel gegroeid, de omzet verdubbelde jaarlijks, maar we liepen organisatorisch wat achter. Bart werd al snel mijn rechterhand.
“Op een lentedag in 1998 zat ik in een belangrijke meeting waarin de mensen rond de tafel maar bléven palaveren. Mijn interesse gleed weg, en ik zag dat het perfect weer was om te zeilen, mijn sport destijds. Ik liep naar het bureau van Bart, briefte hem en vertrok: ‘Neem jij het over?’ En dat deed hij. Definitief, want niet veel later stapte ik helemaal uit het bedrijf. Bart kreeg toen de leiding over Eurinpro, de projectontwikkelaar binnen Groep Verelst. Hij deed dat meteen fantastisch. En de man die ik toen bij Eurinpro zag, zie ik nog steeds bij Club Brugge: een ambitieuze, efficiënte, perfectionistische ondernemer. Maar misschien is wat hij nu doet nóg indrukwekkender. Al véél succesvolle bedrijfsleiders hebben hun tanden stukgebeten op de voetbalwereld.”
HUMO Hoe maakt Verhaeghe dan het verschil?
Verelst: “Toen ik op de eerste zaterdagochtend van deze paasvakantie opstond, had ik al een mail van Bart over één van onze gezamenlijke investeringen. Hij hóéft dat helemaal niet te doen, maar het is sterker dan hemzelf: Bart is fundamenteel begeesterd. Hij maakt zijn keuzes, kiest zijn doelen, en gaat er helemaal voor. Dat kan intimiderend zijn, ja, want hij is heel veeleisend voor medewerkers, aannemers en onderaannemers. Maar het méést vraagt hij van zichzelf.
“Dat hij wél succes boekt in het voetbal, heeft vast ook te maken met zijn planmatige aanpak. Bart is iemand die chaos geen kans geeft. Hij is de ultieme rationele denker, en gaat van A naar B naar C. Dat klinkt logisch, maar in het voetbal wordt er vaak van A via F naar B gegaan.
“Hij weet dat een organisatie pas succesvol kan zijn als elke afdeling professioneel werkt, dat het niet volstaat om wat orde te scheppen in de boekhouding. Indertijd heeft Bart bij Verelst het Rode Boekje mee uitgewerkt – het rood verwees naar de kleur van ons logo, niet naar onze communistische sympathieën. (lacht) Het was een gedetailleerd stappenplan voor elk onderdeel van de organisatie. Bij Club Brugge heeft hij ook zo’n ultieme handleiding uitgewerkt. Er wordt daar niet à la minute gereageerd, ze doen geen dingen voor de vuist weg.”
Recentelijk was er wel een valse noot.
Verelst: “De beursgang is inderdaad niet gelopen zoals gepland. Maar wat dan typisch Bart is: hij klasseert die kleine nederlaag – achteromkijken heeft nog nooit iets opgeleverd behalve nekpijn – en begint onmiddellijk na te denken over een manier om die beursgang wél te laten lukken. Want neen, dat plan is niet van tafel.”
Vanuit de oude vzw klinken bittere geluiden: Verhaeghe heeft een aantal mensen brutaal opzijgezet.
Verelst: “Of je nu in een bouwonderneming, een voetbalclub of kankeronderzoek investeert: je moet aan personeelsmanagement doen. Bart kon van Club Brugge geen succes maken als hij zich niet met de beste mensen omringde, op alle posities. Zo werkt het nu eenmaal in de bedrijfswereld: je maakt je team altijd beter, en de goeien werken de slechten eruit.”
Was het aantrekkelijke van Club niet net dat het een topclub was die toch het gemoedelijke, zelfs wat provinciale had weten te bewaren?
Verelst: “Ook dat is Bart: hij heeft een hekel aan sufheid, aan profitariaat en aan middelmaat. Dat laat hij merken in gesprekken en op vergaderingen, en dan botst het. Ik heb vaak genoeg met hem in meetings gezeten waarin hij 100 procent gelijk had, en ervoor vocht om dat gelijk ook te krijgen. Dan wordt het eventjes spannend, want Bart zegt de dingen zoals ze zijn.”
Er wordt hem ook opportunisme aangewreven, en een te grote geldverliefdheid. Hij slaagde erin om de club nagenoeg voor niets over te nemen, en zou cashen bij die beursgang.
Verelst: “(wuift weg) Ach, die eeuwige, kleinzielige jaloezie… Een ondernemer moet winst maken, en wat de aandeelhouders vervolgens met die winst doen, is hun zaak. Het klopt écht niet dat geld zijn belangrijkste drijfveer is. Geld is het gevolg van wat Bart doet, niet het doel. Hij wil zijn bedrijven optimaal runnen, er een succes van maken. En als dat lukt, ja, dan wordt hij daar ook beter van.”
Vóélt Bart Verhaeghe Club Brugge? Huurt blauw-zwart een kamer in zijn hart?
Verelst: “Het is niet omdat je beredeneerde beslissingen neemt, dat je een koel iemand bent die alleen maar opgewonden wordt van positieve balansen en vrolijke jaarrekeningen. Je werkt geen nachten door voor iets waar je alleen maar rationeel mee bezig bent. Nee, je doet dat met je hele innerlijke hebben en houden. En zo is dat ook bij Bart en Club Brugge. Hij heeft West-Vlaamse wortels, en was altijd al supporter. In zijn jeugdjaren was Bart een aardige voetballer – ik herinner me een krantenartikel waarin hij de nieuwe Marc Degryse werd genoemd.
“Ik wil best begrijpen dat die zakelijke stijl af en toe botst met de grote emotie van het voetbal, maar het stoort me als Bart wordt weggezet als een bulldozer. Het is waar dat je zijn vertrouwen moet winnen, maar zodra je het muurtje over bent, is er alleen maar loyauteit. Ik weet dat, want ik ben zijn vriend, en ik ken hem als een familiemens, als iemand met gevoel voor humor, als een vader die tegen zijn kinderen zegt: ‘Doe waar je zin in hebt, maar doe het góéd.’”
Heeft hij u tien jaar geleden gevraagd om mee in Club Brugge te stappen?
Verelst: “Ja, maar ik ken niets van voetbal en heb het dus niet gedaan. Daar heb ik nu wel spijt van, ja. Ik woon in Zwitserland, maar als ik in België ben, ga ik weleens kijken naar Club, uit vriendschap voor Bart. Ik heb nog steeds niets met voetbal, maar ik denk dan telkens: ja, Bart, dat heb je hier toch goed geregeld.”
DE SUPPORTER: ‘FUCK, ZÓ GROOT ZIJN WE!’
Rik Verheye is het type acteur dat niet aarzelt wanneer je ’m vraagt naar de rol van zijn leven: supporter zijn van Club Brugge.
Wat vond jij van het plan om naar de beurs te trekken?
Verheye: “Het zal je niet verbazen dat ik geen expert ben, en dus was ik vooral nieuwsgierig. Zoals ik het inschat, waren behoorlijk wat supporters van plan om in te stappen, maar dan eerder bescheiden. Ik denk dat heel wat mensen één aandeel wilden kopen, omwille van de symboolwaarde. Niet om er geld mee te verdienen, of invloed mee uit te oefenen, maar wel om een klein stukje Club te bezitten.”
Het geld zou niet naar de club gaan, wel naar Bart Verhaeghe of één van de andere aandeelhouders.
Verheye: “Natuurlijk, en iedereen wíst dat. Die beschuldiging dat het management z’n portemonnee wilde laten vullen door de supporters, is complete onzin. Wie dat beweert, heeft niet gezien wat er de afgelopen tien jaar gebeurd is. Bart Verhaeghe is niet even komen binnenwippen om aan de spenen van de uier te trekken en weer te vertrekken. Samen met Vincent Mannaert heeft hij een langetermijnproject op de sporen gezet. Ze zijn nu al meer dan tien jaar voor die club aan het zorgen, hè, en kijk waar het ons gebracht heeft: we zijn gloriemomenten aan het verzamelen.
“Dat Verhaeghe nu wat return voor zichzelf ambieert, lijkt me niet meer dan logisch. Dat is wat ondernemers doen: op een bepaald moment cashen ze, zodat ze weer wat ruimte hebben voor iets nieuws. Een dierentuin in Wallonië kopen of zo, om een volkomen fictief voorbeeldje te geven. (lacht) En ook: we aanvaarden dat voetballers vet – móddervet – betaald worden, terwijl ze eigenlijk geen wezenlijk risico nemen. Dan vind ik het niet meer dan logisch dat een ondernemer die een groot risico neemt, zichzelf beloont wanneer dat tot een heerlijk succes leidt.”
Leg eens uit wat Verhaeghe de supporter gegeven heeft, voor wie het belangrijkste getal in het jaarverslag het stamnummer is?
Verheye: “In eerste instantie: puur voetbalplezier. Dat komt met bekers en titels, maar ook met wat er op het veld te zien is. Dat wij nu elke week voor voetballers als Simon Mignolet, Bas Dost en Noa Lang kunnen supporteren, voelt sensationeel aan. Dat is een weldaad, hè. De komst van Mignolet was een kleine mijlpaal. Toen zeiden we in de tribunes: ‘Fuck, zó groot zijn we dus.’
“Wat ons ook plezier doet, is dat voetballers gráág voor Club Brugge spelen, en er dus ook voor langere tijd blijven. Gasten als Ruud Vormer, Brandon Mechele en Hans Vanaken voetballen al sinds de vroege middeleeuwen bij ons, terwijl ze allemaal de kans hebben gehad om in het buitenland te gaan cashen. Maar ze weten wat ze hier hebben: ze worden goed betaald, lopen elke dag rond in een trainingscentrum dat zijn gelijke niet heeft in België, en spelen elk seizoen voor de knikkers. Club Brugge is een prachtige ontkenning van de stelling dat de Jupiler Pro League een transitcompetitie is – een plek waar talent even aanspoelt, en dan weer wegtrekt.
“Laatst babbelde ik met een Cercle-supporter, en die beklaagde zich erover dat hij zijn vereniging niet meer herkent. ‘We zijn de C-ploeg van AS Monaco, dat op zijn beurt een speeltje is van rijke Russen.’ Dan kus ik mijn pollekes: wij hebben onze ziel niet verkocht. Integendeel, onze identiteit is sterker dan ooit. Je kunt zeggen dat ‘Bluvn goan’ en ‘No Sweat/No Glory’ slimme marketingtermen zijn. Dat zal ook wel, maar ze kloppen toch mooi met de werkelijkheid. Wij zijn de club van Franky Van der Elst, hè: passie, onverzettelijkheid en liefde gaan voor op lekker spelen met een bal. En dat blijft zo, ook nu we wél spelers hebben die aan frivoliteit doen. Want we staan niet toe dat de gasten met de franjes en de foliekes zich boven de ploeg stellen. Kijk naar Mbaye Diagne: daar werd snel korte metten mee gemaakt, hè. Korte Brugse Metten. (lacht)
“Ik wil maar zeggen: Bart Verhaeghe heeft de ziel van de club niet weggesneden.”
Hij doet er wel niet flauw over: Club Brugge is een entertainmentbedrijf.
Verheye: “Club Brugge is héél trouw aan zichzelf. Ik heb het geluk dat ik af en toe ook eens backstage mag, dat ik achter de schermen kan kijken. Wel, als Bart Verhaeghe en Vincent Mannaert de kleedkamer binnenlopen, gebeurt dat allemaal heel ongedwongen en rustig – ze hebben de club écht niet met stijfheid besmet.
“Bijna alle spelers wonen in Knokke. Heerlijk gemakkelijk: ze moeten één keer op de pedal van hun dikke auto duwen en ze zijn in Brugge. Dat zorgt voor een grote verbondenheid met de club. Ik ben al een paar keer bij Ruud Vormer thuis beland. Daar tref je dan de halve ploeg, hè. En niet – zoals het bij veel andere clubs gaat – alleen de Nederlandstaligen. Nee, pakweg Clinton Mata is daar ook. Je voelt dan: dit is een ploeg die aaneenhangt. Dit zijn gasten die zich amuseren in plaats van naar hun werk te gaan. Dat is toch bijzonder, in het moderne voetbal?”
HUMO Is dit de mooiste periode uit je volwassen supportersleven?
Verheye: “Ik ben altijd graag Club-supporter geweest. Dat zuinige spelen en elke week met 1-0 winnen onder Christoph Daum, het eeuwige ‘net niet’ onder Adrie Koster: warm werd ik er niet van, maar het vrat nooit aan mijn liefde. Een supporter houdt van zijn club, niet van een bepaalde periode van zijn club. Maar dit is wel hemels, ja. Zodra de Izquierdo’s en de Diaby’s landden bij Club, die snelle wingers, kregen we plots een heel ander voetbal. En daarmee ook trainers die succes belichamen: Preud’homme, Leko, Clement. Dat is toch het cadeau dat Verhaeghe en Mannaert ons gedaan hebben: weelde.”
Zit er nog veel rek op het succes?
Verheye: “Je kunt een paar keer door het vals plafond breken, maar op een bepaald moment knots je tegen echt beton. Het zou jammer zijn als de club het slachtoffer wordt van de beperkingen van de Jupiler Pro League, bedoel ik. In die optiek moet je dat flirten met de beurs zien, en vooral: het doorduwen voor een BeNeLiga. Ik ben daar een uitgesproken voorstander van: het is de enige manier om België nog toegang tot Europa te geven.”
Voetbalfans gruwen doorgaans van het idee.
Verheye: “De bus op naar Westerlo of Eupen: ik zou het ook missen, hoor – dat zijn de héérlijkste verplaatsingen voor een supporter. Maar de bus op naar Groningen, dat is toch óók heel leuk? Een dagtrip! Nee, ook daar steun ik Verhaeghe in: bluvn goan!”
© Humo