Dinsdag 30/05/2023

Onderwijs

Brussels onderwijs voor gigantische uitdagingen: hoe vermijden we radicalisering?

Ibrahim Üçkuyulu, alias Ibo:
Ibrahim Üçkuyulu, alias Ibo: "Waarom moest ik per se dat tso in? Waarom geloofden ze niet in mij?"Beeld Artur Eranosian

In de Brusselse scholen wacht leerlingen, leerkrachten en directies een enorme uitdaging. We moeten veel dichter bij onze jongeren gaan staan, betoogt journalist Lode Delputte, die lesgeeft in een hoofdstedelijk GO!-atheneum en de jonge Brusselaar Ibo (25) persoonlijk naar een betere toekomst coachte.

Lode Delputte

Het is eind augustus, een jaar of zes terug. Mijn telefoon rinkelt. Een jongeman uit Sint-Joost-ten-Node aan de lijn, een vriend van een goede vriendin en collega. Ibrahim Üçkuyulu heet hij. Hij is van Turkse komaf, maar geboren en getogen in België. 'Ibo' is 19 en vraagt hulp.

Hij heeft een diploma technisch secundair onderwijs behaald, uitgereikt door het Brussels Nederlandstalig atheneum waar hij terechtkwam nadat aso niet gelukt was - het watervalsysteem, waar ook al zijn Turkse vrienden in beland zijn.

Of ik met hem naar Leuven kan, wil hij weten, want daar wil hij voortstuderen. Alleen, hoe moet dat dan? Maakt hij überhaupt kans om zich aan de Sociale School Heverlee in te schrijven? En o ja, hij wil op kot - weg uit zijn kleine wereld, uit het Anatolische dorp Sint-Joost, waar de tafelgesprekken over pa's heimwee naar Turkije gaan, over Turkse politiek of roddels uit de buurt.

Ibo woont in de hoofdstad van Europa, maar hij stikt, zegt hij. We gaan samen op stap. Naar Heverlee, naar de sociale dienst, naar zijn toekomstige nieuwe woonplaats. Hij wordt ingeschreven, leert Vlamingen van zijn leeftijd kennen - "Ik had er nog nooit zo veel bij elkaar gezien" - maakt vrienden.

Ibrahim Üçkuyulu. Beeld Artur Eranosian
Ibrahim Üçkuyulu.Beeld Artur Eranosian

Het wordt een fijne maar uitdagende tijd. Niemand kan Ibrahims achternaam onthouden. Plots lijkt de wereld opgedeeld in 'auto's' en 'allo's'. Soms valt er een grap die hij niet smaakt, hij moet ook uitleg geven over zijn gebedstapijt. Religieus zijn Ibo's ouders niet, hijzelf blijkt de gelovigste van het gezin. Sommige Brusselse jongeren zijn totaal uit de rails geraakt, de grote meerderheid houdt gewoon van Allah. Allah is goed, want Hij biedt troost voor de onbeholpenheid van pa en ma.

Niet omdat ze het niet willen, zijn ouders, veeleer omdat ze niet kunnen, de tools niet bezitten. Mams werd hier geboren, paps, die in de late jaren 80 in België arriveerde, komt uit Emirdag. Het stel is laag opgeleid, maar zwoegt en labeurt dat het een aard heeft. Ibo's thuistaal is Turks, op straat spreekt hij Frans, op school Nederlands.

Hij heeft het nooit anders gekend: al sinds zijn vroege jeugd moet Ibo werken. In een bloemenzaak, als ober in een restaurant. Nooit heeft hij een weekend vrij. Dat is de norm, denkt hij. In Leuven pas ontdekt hij dat zijn ouders het niet breed hebben en dat Sint-Joost de armste gemeente van het land is.

Diploma

Zijn nieuwe school is top. Leercoaching, trajectbegeleiding, een team dat hem met hart en ziel aanmoedigt. Ibo ziet een onvermoede horizont oplichten. Aan het eind van de rit moet die een diploma maatschappelijk werk opleveren.

De Brusselaar leert volop naar zichzelf te kijken. Ik kijk mee, wil volstrekt niet paternalistisch zijn, maar voel me dat soms wel. Honderden uren hebben we samen doorgebracht, die eerste jaren. Hiaten dichtrijden, gaten vullen, sakkeren op het hoofdstedelijk onderwijs, waarvan ik op dat moment (intussen weet ik allang beter) zo'n lage dunk heb, nog. "Heb jij eigenlijk wel iets geleerd?" Methodiek verwerven, structureel denken, dat vermaledijde Nederlands opkrikken. "De boek?" "Hét boek, Ibo, hét." "De meisje?" "Hét meisje, Ibo, hét."
Hij verliest er zijn geduld weleens bij. "Waarom moest ik per se dat tso in? Waarom geloofden ze niet in me?"

Vandaag - hij is goed en wel maatschappelijk adviseur geworden en studeert nu rechten aan de Universiteit Antwerpen - moet hij erom lachen. Maar toen hij in Heverlee begon, het vak geschiedenis van de filosofie, begreep hij Karl Marx nog als Karel de Max, u weet wel, de auteur van het 'Communautaristisch Manifest'.

Er zijn andere dingen waarmee we elkaar verbaasden: dat ik niemand kende in de gevangenis, pakweg. "Echt niet?", hoor ik de jongeman nog vragen. "Echt niet, Ibo!" Of dat Belgen er erg naïef uitzien als ze over straat lopen. "Schouders opzetten en boos kijken!", zo legt hij de norm onder Brusselse jongeren uit. "De rest staat voor zwakheid."

En neen, ik heb in mijn godganse leven nog nooit een identiteitskaart moeten voorleggen aan de politie. Ibo heeft er niet van terug. Ook van die realiteit wordt hij zich bewust. In 'De Vlaamse bril', een stuk dat in de door de Brusselse politicoloog Bleri Lleshi gebundelde Brieven uit Brussel verscheen, schreef Ibo:

"Ik zit veel op de trein Brussel-Leuven. Vaak word ik raar bekeken door de mensen. Ze denken dat ik hun handtas of gsm zal stelen. Misschien is dat niet zo, maar zo voelt het aan.

Soms vergeet ik mijn pen op kot, om mijn Campuskaart in te vullen. Het is gebeurd dat ik drie wagons moest doorlopen eer ik aan een pen kwam. Sommige mensen zeggen gewoon 'neen', anderen geven er wel een, maar het voelt alsof ze bang zijn. Bang waarvan, vraag ik mij af. Dat ik hun pen niet zal teruggeven? Ik weet het niet."

Zuinig, rijk, koud, niet echt netjes en vaak, bewust of onbewust, racistisch: ziedaar het stereotiepe beeld dat migrantenjongeren van de Vlaming hebben - le flamand, zoals die in de hoofdstad heet en inmiddels ongeveer synoniem geworden is voor 'westerling' of 'Belg'.

We weten beter nu, we hebben genuanceerder naar elkaar leren kijken. Ik naar mijn clichés, hij naar de zijne. Meestal zijn we wij; uitzonderlijk, daar zullen we maar eerlijk over zijn, wordt ook ons verhaal wij/zij. Kan voorvallen, dan praten we de kwestie uit.

"Wat zou er zijn gebeurd als ik jou en al die andere mensen niet gehad had?", vraagt Ibo zich soms af, dankbaar jegens allen die zich hier herkennen. "Wie weet was ik ook wel vatbaar geweest voor jihadisme?" (lacht)

Eigen lof, ijdel stof, het compliment beroert. En toch: ons engagement heeft ons overtuigd van de noodzaak dat we als samenleving veel dichter bij de jongeren moeten gaan staan, dat we meer dan ooit ons menselijk kapitaal met elkaar moeten delen en daar ook onwijs veel voor terugkrijgen. Uiteindelijk heeft de samen afgelegde weg ook mijn existentie veranderd: aan de VUB volgde ik de lerarenopleiding, inmiddels ben ik deeltijds leerkracht aan Atheneum Brussel, een mooie school hartje stad, die actief burgerschap hoog in het vaandel voert.

Vogels voor de kat

Hoe kunnen we de jonge Brusselaars meekrijgen in een verhaal dat door iedereen geschraagd wordt en een zogenaamde waardenconsensus vinden? Hoe kan onderwijs daartoe bijdragen? En niet in de laatste plaats, want brandend actueel, hoe vermijden we dat jongeren vogels worden voor de kat die radicalisering heet?

Een school moet geborgenheid bieden, vertrouwen ook, nú zeker. Elke Brusselse leerkracht kan verhalen vertellen, het mijne hebt u goeddeels gehad. Anders dan collega's in het Franstalige onderwijs, waar de situatie volgens getuigenissen veel schrijnender is, heb ik nooit agressie gevoeld, hooguit sociaal-culturele begrensdheid. Als het over werelderfgoed gaat en een 16-jarige leerling noemt in alle ernst 'het standbeeld op Place Anneessens', dan zegt dat iets over het universum waarin die jongen opgroeit.

Als we samen met Amnesty een schrijf-hem-vrijmoment opzetten voor de Saudische blogger Raif Badawi, en een leerling keert terug met mama's boodschap dat Badawi in plaats van 50 stokslagen per strafbeurt wel 100 stokslagen verdient, dan vertelt ook dat iets over hoe er thuis gedacht wordt. Maar fijne jongens zíjn het, reken maar.

Hoe dan ook, de problemen zijn reëel, en ze zijn niet min. Is België sowieso al een van de OESO-landen met de grootste prestatiekloof tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond, dan geldt dat a fortiori voor de hoofdstad.

"De grootste uitdaging," zegt ULB-socioloog Dirk Jacobs, "is de extreme sociale en etnische segregatie in ons onderwijssysteem. De studiekeuze vastleggen op een later tijdstip in het secundair kan een deel van de oplossing aanleveren, maar als samenleving moeten we er in de eerste plaats, net als de Finnen, van uitgaan dat elk kind een goede school en goed onderwijs verdient. Dat is niet wat er vandaag gebeurt: er is onderlinge concurrentie tussen ouders en kinderen voor toegang tot het beste onderwijs. Het vergt een mentaliteitswijziging, maar goed onderwijs is een collectief goed in het belang van iedereen."

Voor de achterstand worden nu eens sociaal-economische, dan weer culturele argumenten aangevoerd. Maar Jacobs vindt die discussie niet to the point. "In een superdiverse samenleving waar sociaal-economische en etnisch-culturele breuklijnen steeds meer samenvallen, is het debat over wat nu het belangrijkst is - sociale klasse, taal, religie of etniciteit - steeds vaker een debat over het geslacht der engelen. Het gaat in de eerste plaats om garanderen van gelijke kansen. Als je een diploma hebt moet je ook op de arbeidsmarkt reële kansen krijgen."

Discipline

Ook voor Jacobs' collega Mark Elchardus (VUB, emeritus) is het probleem veelgelaagd. "Niet alleen jongeren met een migratieachtergrond, het hele secundair onderwijs in onze grote steden scoort slechter. Of ze nu uit Brussel, Antwerpen of Gent komen, jongeren die daar naar school gaan, slagen minder vlot in het hoger of universitair onderwijs. In scholen in de grote steden is dus iets aan de hand. Hoe je het ook draait of keert, uiteindelijk beland je altijd weer bij discipline in de klas."

"Ik ken", gaat Elchardus door, "leerkrachten die de helft van hun tijd met disciplinering bezig zijn, waardoor slechts de helft van de tijd nog naar lesgeven gaat. Als ze hun diploma secundair onderwijs op zak hebben, hebben die leerlingen alles welbeschouwd drie jaar les gehad. In andere leeromgevingen wordt dat vijf tot zes jaar."

Het grootste probleem, om man en paard te noemen, doet zich voor bij moslimjongeren, aldus Elchardus. "Dan luidt de vraag: gaat het hier om iets wat de groep meebrengt van thuis, of iets wat op school met die jongeren gebeurt?" Alleszins pleit de VUB'er voor een ruimere investering in het aanhalen van de band met de ouders en andere leefcontexten. "Als blijkt dat de jongeren dingen aanbrengen die ingaan tegen de geest van wat ze op school leren, dan is dat een serieuze hinderpaal."

Er moet dringend iets gebeuren in het secundair onderwijs, vooral in onze grootsteden. Beeld Tim Dirven
Er moet dringend iets gebeuren in het secundair onderwijs, vooral in onze grootsteden.Beeld Tim Dirven

Toch zou het ongelooflijk oneerlijk zijn als de scholen het gelag moesten betalen voor collectieve fouten uit het verleden. De wijze waarop migranten in België geparkeerd werden als lowcost arbeidskrachten aan de vooravond van de de-industrialisering, en de effecten daarvan op hun vervreemding: het zijn vraagstukken die niet over een nacht ijs opgelost zullen raken.

"Wat het concrete probleem van de radicalisering betreft, denk ik toch dat we de scholen moeten bijstaan. Er is een initiatief nodig dat leerkrachten en directies helpt: 'dit is een teken van radicalisering, daar is de grens overschreden.' Als een kleuter van vier zegt dat hij ons later allemaal zal uitmoorden, een reële situatie, dan is dat een teken aan de wand."

"Radicalisering is een opdracht voor de Staatsveiligheid, maar de scholen moeten meewerken. Tezelfdertijd zullen ze een veilige omgeving moeten blijven. Dat is geen sinecure. En ja, ik blijf voorstander van het vak islamitische godsdienst, zij het dat de scholen de totale controle moeten krijgen over wie islam geeft en hoe dat gebeurt. Dat is vandaag niet het geval."

Met haar nieuwe start-up Democratische Dialoog zet Sigrid Van Eepoel, projectcoördinator aan de Erasmushogeschool, workshops op voor scholen. De sessies stellen zich tot doel beladen thema's bespreekbaar te maken. Dat gaat van levensbeschouwingen over genderkwesties tot de evolutietheorie, de Syrië-strijders en de conflicten in het Midden-Oosten.

"Het gaat met andere woorden over de actualiteit", aldus Van Eepoel. "Dialoog, dialoog en nog eens dialoog, daar moet het beginnen. Met kleuters, met jongeren, met ouders. Veel luisteren, praten ook. Wij stellen vast dat scholen wel bereid zijn om te dialogeren, maar dat de tijd ontbreekt. Tijd die nochtans hard nodig is om een vertrouwensband met iemand op te bouwen. Scholen zouden zulke momenten proactief moeten kunnen inplannen."

Maar het hoort ook een democratisch gebeuren te zijn. "Veel jongeren zien van de democratie enkel de formele aspecten, vrije verkiezingen of een vrije pers. Om maximale participatie en inclusie te bereiken, moet de democratie dieper gaan, zinvoller worden, een project aanbieden waarin jongeren zich kunnen spiegelen."

Met dat spiegelen loopt het sowieso moeilijk, hier in Brussel. Van Eepoel: "85 procent van de leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs woont niet in Brussel. Dat betekent dat er een cultuurkloof bestaat tussen de jongeren en hun leraren. Die laatsten moeten dus diverser worden. Bij de lerarenopleiding aan de Erasmushogeschool lukt dat al aardig, bovendien is ons pakket expliciet op de grootstad gericht. Leerkrachten die hier aan de slag willen, moeten meer dan ooit Brussel kennen en tot interculturele communicatie in staat zijn."

Met name op het levensbeschouwelijke vlak is er werk aan de winkel. "Daar weten we allemaal te weinig over", geeft Van Eepoel toe. "We moeten ook weg uit de tegenstelling moslim versus niet-moslim, want het radicalisme zit overal. Maar dit kán ook in een democratie, als we elkaar maar met respect behandelen. We moeten niet bang zijn om te praten over opvattingen en waarden, ook al brengen gevoelige thema's vaak moeilijke emoties naar boven. Pas als we die confrontatie aandurven, krijgt de democratische dialoog een kans."

Heilige huisjes

Jonge leerkrachten die er snel de brui aan geven, leerlingen die van school veranderen als van hemd, krappe gebouwen, hardnekkige kansarmoede, een demografische explosie en Babelse meertaligheid: uit welke hoek je het ook bekijkt, Brussel is een uitdaging.

En toch, Dirk Jacobs is optimistisch. "De bewustwording groeit met de dag. Enkele jaren geleden werd ik nog met pek en veren beladen toen ik de noodklok luidde, zeker aan Franstalige kant. Nu niet meer. Het kan zeker goed komen, maar daarvoor is een globale visie nodig en moeten we bereid zijn heilige huisjes te laten sneuvelen, zowel bij de netten, de leerkrachten, de vakbonden als de ouders. Alle actoren moeten overtuigd worden van het belang van een goed functionerend onderwijs en zo weinig mogelijk stellingenoorlogen voeren voor het eigen belang."

"Prioritair is dat de scholen met de zwaarste uitdagingen de sterkste leerkrachten en ondersteuning krijgen. Dat vergt forse collectieve inspanningen, want vandaag rust te veel last op de leerkracht als individu. Een andere keuze hebben we niet. Dat beseft intussen iedereen."

In de bibliotheek waar hij zijn examens voorbereidt, aan de UA, denkt ook Ibrahim, vandaag 25, over onze toekomst na. Ook hij ziet het niet somber in. "Ik leef met mensen van erg verschillende origines samen en daar put ik volop motivatie uit. Vlamingen, Franstaligen, Turken, Marokkanen en Joden. Maar het onderwijs moet beter. Nog altijd worden jongeren die hunkeren naar samenleven gescheiden door het schoolsysteem. Zonde! Maar we zijn wel de generatie van de sociale media, hè. We zijn met zijn allen mondiger geworden, daar zit de democratie!"

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234