AnalyseBritse politiek
Boris Johnson wint, wat hij ook doet of laat
De Britse Conservatieven lijken immuun voor de schandalen die hun premier de jongste weken opgestapeld heeft. Volgens de eerste resultaten van de lokale verkiezingen duwen ze hun grootste rivaal Labour nog dieper in het moeras. Boris Johnson wint, no matter what. Maar wordt hij ook een nieuwe Margaret Thatcher of piekt hij te vroeg?
Hartlepool is een eigenzinnig stadje. Toen Labour en de Conservatieven er in 2002 om het burgemeesterschap streden, visten ze allebei achter het net. De kiezer duidde Stuart Drummond als overwinnaar aan, een partijloze kandidaat die voordien vooral bekendstond als de man die in een apenpak mascotte speelde voor de plaatselijke voetbalploeg. Zijn gooi naar de sjerp was begonnen als een grap, maar hij werd de eerste burgemeester van het land die drie ambtstermijnen aanbleef.
Het had dus best wel weer een anomalie kunnen zijn, toen gisterochtend duidelijk werd dat de Conservatieven de parlementszetel voor Hartlepool hadden gewonnen. Die was al sinds 1975 in handen van de sociaaldemocratische Labour-partij. Maar de enige strijd voor een nationaal mandaat tijdens deze lokale verkiezingen (de zetel moest opgevuld worden na het vroegtijdig ontslag van een parlementslid) werd absoluut geen uitzondering. In de 24 lokale besturen waarvoor er in de late namiddag al uitslagen waren, gingen de Tory’s er 77 zetels op vooruit, terwijl Labour er 83 verloor.
Gemeenteraadsverkiezingen draaien in de eerste plaats om zebrapaden en vuilnisophaling. Maar het is toch ongebruikelijk dat de partij die nationaal bestuurt, lokaal zo afgetekend wint. Zeker als haar eerste minister er nog maar pas een omstreden omwenteling zoals de brexit doorgeduwd heeft – en in de aanloop naar de verkiezingen door schandalen werd geplaagd. Boris Johnson mag dus best een dubbele duim opsteken, zoals de gigantische opblaaspop die naar zijn beeltenis verscheen tijdens de verkiezingsnacht in Hartlepool.
Er zijn heel wat verklaringen te noemen voor de zege van de Conservatieven. Te beginnen met de brexit, die nu is voltooid. Dat nam de concurrentie weg van harde eurosceptici zoals de United Kingdom Independence Party (UKIP) en de met politiek pensioen vertrokken Nigel Farage. Zonder hen hadden de Tory’s de zetel in Hartlepool vorige keer wellicht al veroverd. Er is ook de coronacrisis, waarmee Johnson lang geworsteld heeft, maar nu op het goede pad zit met een hoogst succesvolle vaccinatiecampagne. En er is Labour zelf, zijn grote rivaal, waar het interne huishouden nog altijd niet op orde is.
De sociaaldemocraten zitten al sinds 2010 in de oppositie en het is tekenend voor hun verval dat ze Johnson zelfs niet van de macht gehouden hebben in 2019, toen een meerderheid van de bevolking zich tegen diens brexit had gekeerd. Labour lag toen hopeloos met zichzelf overhoop en dat de omstreden leider Jeremy Corbyn ondertussen is buitengegooid, heeft daar nog niet veel aan verholpen. De vorig jaar verkozen leider Keir Starmer mist charisma. En terwijl nog niet duidelijk is of hij het sowieso kan, kwam deze stembusslag alleszins te vroeg voor hem.
Starmer had onvoldoende tijd om het herstel in te zetten en daardoor flakkeren de tegenstellingen nu meteen weer huizenhoog op. Het gematigde kamp waartoe Starmer zelf behoort, wijst met een beschuldigende vinger naar de erfenis van Corbyn, zeggend dat de kiezer het vertrouwen nog niet terug heeft dat er onder hem verloren is gegaan. Maar dat Labour vooral achteruitgaat bij het klassieke arbeiderspubliek, doet de linkervleugel die Corbyn vertegenwoordigde dan weer roepen dat het niet met “loze modewoorden” en “in maatpak” is dat Labour verkiezingen wint.
Als Labour zo blijft ruziën, dan zit Boris Johnson op rozen. Ook hij heeft wel wat tegenstand in eigen rangen, maar scherpt zijn reputatie van winnaar against all odds nu duchtig aan. Het speelt in zijn voordeel dat er weinig fatsoen van hem wordt verwacht en dat hij juist het best gedijt wanneer hij tegenwind krijgt. In dat opzicht doet hij wat denken aan Margaret Thatcher. Ook zij deed precies wat ze wou, nam onpopulaire beslissingen en wekte immens veel weerstand op. Maar ze bleef wel 11,5 jaar aan de macht, waarmee ze de langst zittende Britse premier werd sinds de eerste helft van de negentiende eeuw.
Zover staat Johnson natuurlijk nog lang niet. Hij is nog geen twee jaar premier. Als de regionale verkiezing in Schotland, waarvoor de tellingen gisteren pas zijn begonnen, uitdraait op een klinkende zege voor de nationalisten, dan krijgt hij nog een harde noot te kraken aan het Schotse onafhankelijkheidsstreven. Ook dat zou hem juist kunnen versterken. Maar er dreigt nog een groter gevaar. Veel van de stemmen die zijn Conservatieven nu op Labour hebben veroverd, zijn er van burgers die de eindjes maar moeilijk aan mekaar kunnen knopen en geen geduld meer hadden met Labour.
“De Conservatieven hebben de schuld voor de hoge werkloosheid en de armoede op plaatsen zoals Hartlepool bij Labour gelegd”, aldus BBC-analist Richard Moss. “Maar nu zullen ze moeten bewijzen dat stemmen op hen verandering brengt in het leven van de mensen en niet alleen in het politieke landschap.” Er zijn nog drie lange jaren te gaan tot aan de parlementsverkiezingen van mei 2024. Dat is lang genoeg om ook het geduld met de Conservatieven weer op te gebruiken en de zege die zij nu boekten te herleiden tot een veel te vroege piek.