Druipende voegen, een badkamer in een kast en houten luiken in plaats van gordijnen: deze schijnbaar doodgewone rijwoning van architect Hans Maes in het Limburgse Houthalen zit vol verrassingen.
Heb je dat huis al gezien in de Souwstraat? Daar is een prutser bezig, dat geloof je niet. Zo slordig gemetst. De mortel drupt er tussen de bakstenen uit.”
Twee aannemers zitten samen aan de toog als een van de twee wijselijk zwijgt. Hij is de ‘prutser’. Maar zijn mortel druipt omdat de architect hem dat expliciet gevraagd heeft. Die architect is ook de bewoner en heet Hans Maes: “Qua vorm baseerde ik me op de andere huizen in de straat: typische mijnwerkerswoningen uit de jaren 70. Maar ik maakte er een meer ruwe, brute versie van, onder meer door de mortel eruit te laten puilen”, zegt hij als we naar zijn gevel staan te kijken.
Maar binnenin lijkt het in níéts op dat van de buren. Achter de gevel schuilen namelijk twee appartementen. Beneden een voor Hans Maes, zijn vrouw en hun twee kinderen, en boven een duplex om te verhuren. “Boven is de indeling eerder klassiek, maar voor onszelf kon ik voluit experimenteren. Voor architectuur bestaat geen laboratorium. Als je iets nieuws wil proberen, moet je het eerst bouwen om te zien of het werkt.”
Dat lef heeft Maes duidelijk. Kijk maar naar zijn onconventionele badkamer, waarin de douche en het ligbad verstopt zijn in een kast. “Waarom zou je daar een volledige ruimte voor opofferen?” De lavabo is weggewerkt in de doorgang tussen de masterbedroom en de kinderkamers. “Voorlopig werkt het heel goed, maar als onze zoons gaan puberen, moeten we misschien iets aanpassen.”
Veel architecten vinden voor zichzelf bouwen een moeilijke job. Niet Hans Maes. “Waar zeuren ze over? Voor jezelf ontwerpen is het mooiste wat er is. Een bouwheer moet je overtuigen van je ideeën. Nu was er niemand die mijn plannen afkeurde of bijstuurde.”
Die plannen waren compact. Hans woont met zijn gezin op 120 m2. “Het valt me op hoeveel mensen enorme huizen willen zetten, al hebben ze die vierkante meters helemaal niet nodig. Verbouwen staat voor veel mensen ook gelijk aan uitbreiden, terwijl je vaak net zo makkelijk meer ruimte kan creëren door de bestaande woning efficiënter in te delen. Hier bespaarden we bijvoorbeeld op de inkomhal en de badkamer.”
Om potentieel plaatsgebrek op te vangen, ontwierp Maes een polyvalent huis dat kan meegroeien met het leven. Waar nu een tweede kinderkamer is, had Hans vroeger zijn bureau. Dat verhuisde hij dan weer naar het huurappartement boven. Verder zit er in de kinderslaapkamer een grote schuifpoort zodat die ooit als garage kan dienen.
Qua ontwerp is het huis opgevat als een wandeling die evolueert van publiek naar privé. Hoe dieper je doordringt in het huis, hoe meer privé de ruimtes worden. “Je belt aan bij de houten poort, een stijlkenmerk dat ik leende bij de typische Limburgse herenboerderijen. Daarna wandel je door een steegje en kom je uit op de koer. Dan ga je binnen langs de achterdeur. Net als vroeger – je staat meteen in de keuken. Via de plafondhoge pivotdeur ga je naar wat we vroeger de ‘goei kamer’ zouden genoemd hebben: de zitkamer. Het dubbel zo hoge plafond geeft een extra salongevoel. Die hoogte wordt benadrukt door het lage raam. In de keuken is het plafond dan weer lager voor een intiemere sfeer.”
Voorbij de living kom je in de ‘badkamer’ en ouderslaapkamer met dressing. Vanaf de keuken leidt een tweede deur je naar de nachthal met toilet en kinderkamers. Dankzij de vele deuren kan je openheid creëren of de ruimte juist opdelen in aparte kamertjes, zoals vroeger.
Maes kocht de lap bouwgrond in 2005. In 2008 trok hij er pas in, al was het toen niet meer dan een werf. “Pas sinds afgelopen zomer is het echt af”, lacht Maes die zelf ook de handen uit de mouwen stak. Zo stortte hij de betonnen trapjes, en ook het schrijnwerk in de kinderkamer maakte hij zelf: de houten luiken die de ruimte verduisteren in plaats van gordijnen. Ook het ingenieuze katrolsysteem om de bovenste luiken te sluiten, knutselde hij in elkaar. Net als de hoogslaper met logeerbed. Zijn esthetische versie van het klassieke Vlaamse ‘tuinkot’ bouwde hij samen met zijn vader.
Architectuur gaat voor Hans Maes vooral om sfeer. “Een gebouw moet een gevoel oproepen. Dat kan mystiek of spiritueel zijn, zoals bij een van mijn lievelingsarchitecten, de Japanner Tadao Ando. Zijn Hompuki-watertempel in Awaji, Japan is een van de mooiste gebouwen die ik ooit heb gezien. Maar het kan ook subtieler zijn. Een goed huis zorgt dat je je goed voelt, zonder dat je het doorhebt. Met de juiste elementen en materialen kan je als architect huiselijkheid oproepen. Voor mij is ‘gezellig’ geen vies woord. Architectuur mag een warme jas zijn waarbinnen je op je gemak zit.”