✦Wonen
Binnenkijken in een miskoop met een happy end
Architect Gert De Leersnyder kocht dit 17de-eeuwse Mechelse pand als investering. Maar toen het op instorten bleek te staan, ging hij er zelf wonen. ‘Zo zie je dat tegenslagen ook een meerwaarde kunnen betekenen.’
Wie op bezoek gaat bij Gert De Leersnyder, zou best wel eens kardinaal Jozef De Kesel tegen het lijf kunnen lopen. Het aartsbisschoppelijk paleis ligt immers op amper vijftig meter van zijn voordeur. Maar de Mechelse architect heeft zijn bekende buurman zelf nog niet gezien. “Al gaan we soms wel wandelen in de prachtige tuin, die sinds een paar jaar publiek toegankelijk is.”
Het is een speling van het lot dat De Leersnyder nu buren is met de geestelijke. Hij kocht het imposante 17de-eeuwse huis in 2017 in de eerste plaats als investering. Zijn idee: opfrissen en verhuren. Hij wilde er ook zijn bureau in onderbrengen. De Leersnyder: “De koer was volgebouwd en tegen alle muren en plafonds zat gyproc. Dat liet ik allemaal weghalen. Op een dag belde de aannemer. Of ik zo snel mogelijk wilde komen. Achter een van de vele voorzetwandjes had hij een enorme schouw ontdekt die slechts rustte op een paar plankjes. Ook de achterliggende muren waren verzakt. Met andere woorden: het huis stond op instorten.”
Inspiratie: Felix Pakhuis
Dat was even slikken. “Toen ik het kocht, had ik geen idee dat de staat zo slecht was. Een behoorlijke miskoop dus.” Nog dezelfde dag werd alles gestut en begon de zoektocht naar oplossingen. Aangezien ‘oplappen’ niet in het woordenboek van de Mechelse architect staat, kroop hij achter zijn tekentafel voor een uitgekiend, grondig plan. Naast de stabiliteit was lichtinval een groot probleem. Kort gezegd: het was een donker kot. De Leersnyder ‘sneed’ daarom het huis in twee, met in het midden een grote vide. Die opening tot in de nok zorgt voor massa’s licht in het hart van het huis. Zelf omschrijft De Leersnyder de ingreep als “een steegje”. Hij inspireerde zich op het Felix Pakhuis in Antwerpen.
Alle ramen en deuren geven uit op dat steegje waardoor het zonlicht door het hele huis kan spelen. Ook alle materiaalkeuzes volgen uit dit basisconcept. Zo is de buitenkant van alle ruimtes (aan de trapkant dus) afgewerkt met witte planken, alsof het gevelbekleding is. Als contrast zijn de muren in de leefruimtes afgewerkt met strakke witte gyproc. De originele bakstenen gevels werden gekaleid om aan te geven wat de oude delen waren.
Want oud is het huis wel. Er is weinig over bekend, maar wellicht dateert het uit de jaren 1700. Zeker is dat het lange tijd in handen was van het bisdom. “Het is geen beschermd monument, maar wel een beschermd stadszicht. Aan de gevel mocht ik dus niet raken. Daarom behield ik alle originele ramen, maar liet ik er wel dubbel glas in zetten.”
De Leersnyder is niet de man van tabula rasa. Wat niet op instorten stond, behield hij. Zoals de originele dakstructuur. Die bekleedde hij met houten planchetten voor een traditionele look. Ook de oude trap bleef. Alle vloeren en plafonds zijn nieuw, maar ademen bewust wel de oude sfeer met onder meer zichtbare balken. De binnenstructuur is volledig houtskelet: dat is lichter en je kan er gemakkelijker technieken in wegsteken.
Naarmate de verbouwing vorderde en de tegenslagen één voor één werden overwonnen, groeide bij Gert het idee om hier zelf te komen wonen. Hij had het donkere huis zien transformeren tot een lichte en comfortabele stek. “Ik vond het zonde om deze ruimte meteen uit handen te geven en te verhuren. Bovendien hadden we er door de zware renovatie veel in geïnvesteerd”, aldus Gert die tot dan toe in een oude meubelfabriek woonde die hij zelf had omgebouwd tot loft. “Mijn vrouw en ik zeiden vaak tegen elkaar: hier gaan we nooit meer weg. Dus afscheid nemen van dat huis deed wel even zeer. Maar eens al onze meubels hier stonden, was dit ons nieuwe thuis.”
Begrijpelijk. Want hun meubelcollectie is indrukwekkend. En dat is volledig te danken aan Gerts vrouw, een fervent vintageverzamelaar. “Ze blijft maar kopen”, lacht Gert die zelf dan weer schilderijen aanschaft. “Als achtjarig jongetje al ging ik in mijn eentje naar tentoonstellingen. Ik was gebeten door schilderkunst. Een tijdlang heb ik dat zelfs willen studeren. Pas toen ik in het vijfde middelbaar tijdens het vak esthetica Le Corbusier ontdekte, begon ik ook architectuur te overwegen. Nu heb ik mijn schilderambities opgeborgen als pensioenplan.”
De leefruimtes stak de architect boven in de woning, omdat daar het meeste licht is en je de meeste vergezichten hebt. “In een huis heb je naast licht ook perspectief en lucht nodig om te ademen”, aldus Gert. Het gelijkvloers is gereserveerd voor het werk met zijn architectenbureau, een vergaderruimte en een werkplek voor zijn vrouw. Op de eerste verdieping bevinden zich de living, een badkamer en een grote slaapkamer met dressing. Daarboven is er de keuken met eethoek en een dakterras. Onder het dak tot slot zijn twee slaapkamers met daartussen een tweede badkamer. Inderdaad: je doet heel wat trappen hier. Het is dan ook geen overbodige luxe dat er al een ruimte is uitgespaard waar ooit een lift kan komen. En overal zijn er loopbruggetjes die de ruimtes aan weerszijden van het steegje verbinden.
Dit huis is al het derde dat Gert voor zichzelf heeft verbouwd. Vóór de loft in de meubelfabriek, maakte hij ook een loft in een pand dat hij samen met vrienden kocht. “Daar heb ik drie jaar aan verbouwd. En ook in de vorige loft deed ik veel zelf. Daarna zwoer ik nooit nog te verbouwen. Maar het lot besliste anders. Ook hier heb ik staan slopen en bouwen. Al werd het meeste werk wel door aannemers gedaan.” En dat deden ze razendsnel. Op zeven maanden tijd was het af en anderhalf jaar geleden trokken ze hier in.
Gert: “Als ik iets geleerd heb in mijn carrière als architect, dan is het wel dat toevalligheden en zelfs tegenslagen een echte meerwaarde kunnen zijn.”
Kijk maar daar dit huis. Zonder de malheur zouden ze hier nu niet wonen. Een geluk bij een ongeluk dus.