ReportageItalië
Bijna was Pompeï opnieuw verslonden door de tijd: ‘Er was niet zozeer een gebrek aan geld, maar het lukte niet het effectief uit te geven’
Tien jaar van grootschalige renovatie kostte het om het dramatisch vervallen Pompeï, een van de belangrijkste archeologische parken van Italië, klaar te maken voor de toekomst. Nu is het zaak om nieuw verval te voorkomen en niet alleen toeristen, maar ook omwonenden binnen te halen.
Ignazio Carlo Raucci (44) kijkt naar de muren om zich heen alsof het zijn kinderen zijn. “Je hebt geen idee hoe erg ik deze plek ga missen”, zegt de restaurator weemoedig, nu zijn werk en dat van zijn medewerkers er na ruim twee jaar voltijds restaureren op zit. Het Huis van de Vettii, een van de rijkste villa’s van Pompeï, vol beroemde schilderingen, is sinds januari heropend voor het publiek. Raucci zet vandaag in witte overall de puntjes op de i en werpt zijn laatste liefdevolle blik op de veelkleurige fresco’s die hij vanonder het vuil tevoorschijn haalde.
Die zijn bijna tweeduizend jaar geleden gemaakt door de inwoners van Pompeï. Ze hadden nog geen idee dat zij een paar jaar later door een vulkaan verzwolgen zouden worden en net zomin dat hun kunst dankzij dezelfde natuurramp juist millennia zou overleven. De as die het stadje bedekte bij de uitbarsting van de Vesuvius, in het jaar 79, beschermde Pompeï tot in de moderne tijd. De aslaag zou ook de fresco’s van het Huis van de Vettii door de eeuwen heen slepen, maar toch ging het de afgelopen decennia bijna alsnog mis.
Toen hij in september 2020 voor het eerst over de drempel van de Romeinse villa stapte, trof restaurator Raucci de fresco’s in precaire staat aan. Hij gaat voor naar een zijkamer, waar een zwart waas nog een klein vierkantje fresco bedekt. “Zo was het overal”, wijst Raucci aan. In de jaren zestig en zeventig hadden restauratoren de fresco’s vol goede bedoelingen bedekt met een laag was. Maar vermengd met vuil en stof onttrok de als bescherming bedoelde was een van de hoogtepunten uit de Romeinse schilderkunst almaar meer aan het zicht.
Noodkreten uit Italië
Het Huis van de Vettii was exemplarisch voor de slechte staat waarin het hele archeologische park aan het begin van dit millennium verkeerde. In 2012 besloot de Europese Commissie na noodkreten uit Italië een subsidie van 105 miljoen euro toe te kennen om het letterlijk afbrokkelende Pompeï van de ondergang te redden. Het geld van het ‘Grote Pompeï-project’ ging de afgelopen tien jaar vooral naar hoognodig achterstallig onderhoud, waaronder de renovatie van het Huis van de Vettii. Inmiddels is alles uitgegeven, vertelt directeur Gabriel Zuchtriegel (41) tussen de hoge boekenkasten van zijn kantoor.
De Duitse directeur vormt hier, op het hoofdkwartier aan de rand van het archeologisch park, het middelpunt waar de vele Italiaanse medewerkers eerbiedig omheen draaien. Zuchtriegel was, zeker voor Italiaanse begrippen, piepjong toen hij twee jaar geleden de baas werd over een van de belangrijkste archeologische parken van Italië en Europa.
Achter een opgeruimd bureau kiest hij zijn woorden zoals je van een Duitse archeoloog zou verwachten: kalm, zorgvuldig en uiterst serieus. In de jaren vijftig, legt de directeur uit, had het park een overvloed aan mensen – ambtenaren – in dienst voor het onderhoud. Maar sinds neoliberalisme en privatisering in de jaren tachtig ook tot Italië doordrongen, gingen zij met pensioen zonder opvolgers. Voortaan werd werk aan het park via aanbestedingen aan private bedrijfjes gegund. “Daarbij is het onderhoud een tijdlang vergeten”, constateert Zuchtriegel droogjes.
Inmiddels staat het park er mede dankzij de Europese noodfinanciering stukken beter voor en houdt Zuchtriegel zich alweer bezig met de vervolgvraag: hoe nu verder, om herhaling te voorkomen? Want het enorme archeologische park – 44 hectare aan opgravingen – ligt nu eenmaal in de openlucht, kwetsbaar voor de elementen en de verstrijkende tijd.
Corruptie voorkomen
Een terugkeer naar de jaren vijftig, toen het park massa’s personeel in dienst had, zit er niet meer in, weet Zuchtriegel. Daar staat de komst van technologie tegenover: de archeologen van Pompeï monitoren het park nu met drones, waarmee ze tekenen van verval bijtijds hopen op te sporen. Ook wil Zuchtriegel graag een doorlopende opdracht voor onderhoud aanbesteden, maar dat is in de bureaucratische publieke sector van Italië geen vanzelfsprekendheid.
De uitgebreide regelgeving rond aanbestedingen, bedoeld om corruptie en misbruik te voorkomen, is een van de redenen waarom Europees geld in Italië vaak op de plank blijft liggen. Ook wat betreft de miljarden van het coronasteunfonds gaan er nu alweer alarmbellen af. Er is met name in veel zuidelijke gemeenten onvoldoende administratieve structuur om de subsidies op tijd toe te kennen en dus te laten landen op de plekken waarvoor ze bedoeld zijn. Bureaucratische bochten afsnijden is geen optie vanwege de – vaak reële – vrees dat het geld bij de maffia belandt.
Het Grote Pompeï-project lijkt een zeldzame positieve uitzondering op deze houdgreep. Het Europese geld is besteed en heeft de afbrokkelende ruïnes in elk geval goeddeels bereikt. Volgens Zuchtriegel komt dat doordat in de begroting een ondersteunende structuur was inbegrepen. “Ook in de jaren daarvoor was er niet zozeer gebrek aan geld, maar lukte het niet in om het effectief uit te geven.”
Sex sells
Inmiddels lopen de eeuwenoude straten van Pompeï, na een moeizaam 2020 en 2021 door de pandemiesluitingen, sinds vorig jaar weer vertrouwd vol. Recordjaar 2019 (3,8 miljoen bezoekers) is voorlopig niet geëvenaard, maar in 2022 bezochten weer bijna 3 miljoen mensen het park. Ook dit jaar loopt tot nu toe goed. In de winterzon trekken toeristen naar het pas heropende Huis van de Vettii. Daar zijn de blikvangers de erotische scènes op de muren van een zijkamertje, dat in de oudheid werd verhuurd aan een prostituee. In de binnentuin vergaapt een Israëlisch echtpaar zich aan het beeld van vruchtbaarheidsgod Priapus, te herkennen aan zijn enorme erectie.
‘Sex sells’ geldt ook in de archeologie, en zeker in Pompeï. Hoogleraar klassieke talen Mary Beard noemt het antieke havenstadje in haar documentaire over Pompeï “een kruising tussen Las Vegas en Brighton”, waar de Romeinse rijken naartoe gingen om onbezorgd te feesten. Maar de jongste jaren richten archeologen zich juist sterker op andere groepen dan die elite. “Tegenwoordig is er gelukkig bijna niemand meer die alleen onderzoek wil doen naar mannen uit de hogere klasse”, zegt directeur Zuchtriegel.
Toch is het nog niet zo eenvoudig om de democratische wending in de oudheidstudies, die zich bijvoorbeeld vertaalt in meer oog voor de rol van vrouwen, kinderen en slaven, aan de man te brengen bij een groot publiek.
Pompeï is daarvoor bij uitstek geschikt, omdat er naast de villa’s van steenrijke families ook zoveel van het normale leven bewaard is gebleven. Niet alleen bordelen, maar ook de eind 2020 onthulde ‘snackbar’ waar resten van eend, zwijn, geit, vis en slak nog in de pannen zaten toen de Vesuvius uitbarstte. Maar, geeft Zuchtriegel toe, ook in Pompeï trekken de grote villa’s nu eenmaal nog altijd de meeste aandacht. Het is bovendien niet haalbaar om bij elk slavenvertrek een uitlegbordje te zetten, dus ook de bewijzering van het park dirigeert de bezoekers vooral langs de bekende attracties.
Ook boeren op het terrein
Vragen over de inhoudelijke toekomst van Pompeï houden Zuchtriegel minstens even hard bezig als zorgen over de fysieke toestand. Want hoe voorkom je dat het park een plichtmatige etappe wordt, niet meer dan een selfie-achtergrond voor Instagram om af te vinken na het San Marcoplein in Venetië en het Colosseum in Rome? Hoe breng je een archeologische opgraving in de 21ste eeuw dicht bij het publiek, zonder de eigen identiteit te verliezen?
Zuchtriegel wil daarvoor de direct omwonenden van Pompeï, die de opgraving relatief weinig bezoeken, meer te betrekken bij het park. Bijvoorbeeld door een boerenbedrijf uit te nodigen op het niet opgegraven gedeelte van het terrein – ongeveer een derde van de antieke stad ligt en blijft onder de grond. Daar produceert een boer nu olie en wijn en er graast een kudde schapen. Op die manier hoopt de Duitser dat de groene delen van het park hun eigen onderhoudskosten gaan terugverdienen. “In elk geval hoeft het gras niet meer gemaaid te worden.” Verder liggen er plannen om schooltuinen in te richten op het park, voor basisscholen uit de omgeving. “Via de oogst kunnen ze een stukje Pompeï mee naar huis nemen en aan hun familie laten zien dat het meer is dan alleen archeologie.”
Naast de inspanningen om de bezoekerservaring te verrijken en drempels te verlagen hoopt Zuchtriegel ook op “emancipatie van het publiek”. Tot zijn tevredenheid brengen bezoekers sinds de pandemie gemiddeld al iets meer tijd door op de opgraving. Toch vindt hij het nog niet genoeg. “Reizen zou meer moeten zijn zoals in de tijd van de Grand Tour”, vindt hij. Daarmee bedoelt hij niet dat reizen weer een elitezaak moet worden zoals in de 19de eeuw, maar dat het grote publiek net als de oorspronkelijke toeristen (het woord is van de Grand Tour afgeleid) meer op zoek gaat naar een persoonlijke ervaring, in plaats van de mensenstromen te volgen.
“De Grand Tour-reizigers zochten plekken die hen aanspraken, het was een bijna spirituele zoektocht. Die groep is er nog steeds, maar ik zou willen dat hij groter was. Als je iets vindt dat tot jou persoonlijk spreekt, ga je pas écht een dialoog aan met de kunstwerken.” En dat hoeven zeker niet de bekende hoogtepunten te zijn, benadrukt de archeoloog. Zijn eigen favorieten houdt hij geheim, maar in Pompeï zijn resten van het hele spectrum van de menselijke ervaring te vinden: “Schoonheid en vreugde, maar ook dood, verlies, uitbuiting, armoede.”
Welbestede euro's
Het Huis van de Vettii, zo’n 125 jaar geleden voor het eerst opgegraven, is voor de tweede keer herboren. Na een kort bestaan in de oudheid – de villa was vermoedelijk nog geen twintig jaar af toen de Vesuvius uitbarstte – en de verwaarlozing van de 20ste eeuw, is het gebouw nu klaar voor een derde leven in de 21ste eeuw. Op het dak liggen ogenschijnlijk doodgewone dakpannen, maar er zitten kleine zonnecellen in. Italië heeft, met zijn ongeëvenaarde aantal uitzonderlijke kunstschatten, nu eenmaal ook een grote verantwoordelijkheid, zegt restaurator Raucci. Die kost tijd en geld. Welbestede euro’s, vindt hij, al is die opvatting niet zonder eigenbelang: het is zijn brood.
Toch kan zelfs de grootste cynicus bij het volgen van Raucci’s verliefde ogen, gericht op de fresco’s, weinig anders dan concluderen dat het gaat om een diepgevoelde overtuiging. De erfgoedkundige herinnert zich zijn opluchting nog goed toen hij na lang experimenteren op samples eindelijk de manier vond om de schilderingen schoon te maken. Dat moet gebeuren met precies de juiste hoeveelheid stoom, niet te lang of te heet; anders bestaat de kans dat de smeltende was juist in de poriën van de steen zakt en niet meer te verwijderen is. “Je loopt telkens het risico onherstelbare schade aan te richten.”
Hoeveel Raucci ook van het Huis van de Vettii houdt, voorlopig hoopt hij niet terug te komen voor ingrijpend renovatiewerk. “Als het goed is, houdt het ten minste vijftien jaar stand.” Toch hoeft hij Pompeï nog niet te verlaten. Raucci’s bedrijfje verkast nu naar een ander deel van het archeologisch park, want de restauratiewerkzaamheden zijn er nooit af. “Het is een oneindige cyclus”, zegt de restaurator vrolijk. “Maar”, voegt hij er ernstig aan toe, “zo’n grote reddingsoperatie mag nooit meer nodig zijn.”