Wellesnietes
‘Bazart op Pukkelpop? Dan bloedt mijn hart’
Een voor- en een tegenstander gaan in debat over een hot issue. Deze week: The Voice-winnaar Ibe mag op Werchter spelen, Eurosong-laureaat Duncan Laurence stond op Pinkpop. Tom De Cock (MNM) vindt het allemaal prachtig, Marcel Vanthilt wordt er een beetje verdrietig van.
TOM DE COCK: ‘NATUURLIJK HEEFT IBE ZIJN PLAATS OP EEN FESTIVALPODIUM’
“Laat ik beginnen met te zeggen dat ik allergisch ben voor termen als ‘mainstreammuziek’ of ‘lichte muziek’, en voor de tussenschotten die bijvoorbeeld Humo, StuBru en – jawel – De Morgen menen te moeten plaatsen. Gelukkig zijn we gezegend met een tijd waarin die tussenschotten wegvallen. Jonge mensen van nu schuiven thuis dEUS in de cd-speler en luisteren in de auto via Spotify naar Tamino, terwijl ze onderweg zijn naar een schlagerfestival om er loos te gaan op Willy Sommers. Bij MNM draaien we evengoed One Direction als Foo Fighters of Justin Bieber – die, tussen haakjes, ondertussen ook door zogeheten muziekkenners wordt geapprecieerd. Nee, echt, wie grenzen stelt, wie tussenschotten plaatst, die behoort tot een uitstervend ras.”
“Dus: ja, The Voice-winnaar Ibe en Songfestival-winnaar Duncan Laurence hebben wel degelijk hun plaats op zo’n groot rockfestival. Dat zijn toch goede zangers, goede muzikanten? Of bestaat er een objectief criterium op basis waarvan je kunt meten dat pakweg Triggerfinger een betere groep is? Nee, toch? En het is toch niet omdat die kerels daar op dat podium staan, dat ze een belemmering vormen voor andere soorten muziek? Misschien is het zelfs andersom: dat, precies doordat de organisatoren met die populaire namen op de affiche zoveel volk trekken, er ook plaats is voor kleine, obscure namen die het publiek anders nooit zou ontdekken. Dat de mensen, in afwachting van ‘hun’ artiest, zeggen: hé, laten we dáár eens naar gaan luisteren.”
“Waar je wél over moet waken, is dat de mix goed zit. Een festival met tien versies van André Hazes Jr. die de hele avond ‘Leef’ staan te zingen, dat is geen goed idee. Kijk in dat verband eens naar Tomorrowland: dat is een enorm breed geprogrammeerd dancemusic-festival, met op de ene plek specialistische, harde techno, op een andere plek muziek uit de Ultratop waar een lekkere beat onder is geschoven, en op het hoofdpodium de hyper-commerciële muziek, waarvoor de massa komt. Wel, dat getuigt van lef en smaak. We moeten openstaan voor verbreding, voor verstrengeling van genres. Een goed bewijs daarvan is het befaamde optreden van Milk Inc. op Werchter, in 2009. Vooraf deden de zogenaamde kenners daar heel bedenkelijk over, het leek wel heiligschennis, maar dat bleek dus een supertof concert, waarbij duizenden mensen zich geweldig geamuseerd hebben.”
“En net daar draait het om: dat we muziek moeten víéren. Die zure engheid van de criticasters is gedoemd te verdwijnen. Dat er geen plaats overblijft voor nichemuziek? Ach, welnee: het is net nooit eerder zo makkelijk geweest om met je nichemuziek een publiek te bereiken – je streamt een optreden, en je hebt zó vijfhonderd mensen als publiek. Arbeid Adelt! – dat nota bene nu ook op trouwfeesten wordt gedraaid – zou een notoir YouTube- of Facebook-fenomeen kunnen zijn.”
“Nee, we moeten niet terug naar de rockfestivals van vroeger. Ik zag onlangs nog beelden van een vroege editie van Torhout-Werchter: tot aan je enkels in de modder op de slijkwei van Torhout, lekker hoor. Nu wil het volk een sterrenrestaurant naast het hoofdpodium.”
MARCEL VANTHILT: ‘MIJN HART BLOEDT’
“Er is op televisie, en bij uitbreiding vaak ook op de radio, geen plaats voor alternatieve of originele muziek die vanuit de artiesten vertrekt. Er komen veel goede Belgische albums uit, maar die bands, zoals Balthazar, zie je niet op tv. Ja, in het laatavondjournaal een klein verslagje als ze in de AB spelen, of als er een album uitkomt, of als ze nieuws maken doordat ze succes hebben in het buitenland. Maar er is voor zulke bands geen enkel muziekprogramma, niet op Canvas, niet op VTM, en niet op VIER. De enige muziekprogramma’s die er zijn, zijn The Voice en Liefde voor muziek en het Songfestival. Het gevolg daarvan is dat het grote publiek alleen maar dat kent en dat dan ook wil zien op een podium zoals Pukkelpop of Werchter.”
“In een breder kader geschetst: festivals zijn begonnen als een soort van alternatieve scene, voor alternatieve muziek die niet op een trouwfeest of het Vlaams Nationaal Zangfeest werd gespeeld. Festivals waren de alternatieven voor de commerciële muziek, festivals waren de tegencultuur. Dat is helemaal veranderd. Ik denk dat het breekpunt was toen Regi met Milk Inc. op Werchter stond: toen had je bijna een heuse rel. Dat is ondertussen tien jaar geleden, en nu staan de affiches vol ‘lichte muziek’. Bazart op Pukkelpop? Tja, dan is Pukkelpop geen alternatief festival meer. Dat is gewoon zo mainstream as you can get, goed verpakte marketingmuziek. En ik vind dat oké, dat is wat de trends vandaag zijn, dus wat mij betreft: geen enkel probleem dat deze mensen op die festivals spelen, want het is een teken van deze tijd.”
“Ik erger me er wel aan dat het alléén maar dat is. Heel mainstream en braaf. En heel erg nostalgisch: Fleetwood Mac, Bon Jovi, The Cure – binnenkort zijn The Foo Fighters óók een nostalgische act, hè. Ach, misschien heeft het publiek al genoeg aan al het gekibbel op Facebook en Twitter en van de politici, zodat ze geen vervelende, dwarsliggende popmuzikanten meer nodig hebben. ‘Gaan die nu ook weer een beetje zeuren? Nee, dat willen we niet. We willen gewoon entertainment, en gáán!’ Het heeft ook te maken met de totale waardeloosheid van de muziek, tegenwoordig: niemand koopt nog iets, niemand betaalt er nog voor – behalve op festivals, en dan moet het natuurlijk wel entertainen.”
“Ja, mijn hart bloedt. Ik zit er mijn kop over te breken: wat moet je dan doen? Ik denk: zo extreem mogelijk muziek maken – waar niemand naar luistert. (lacht) Tja, wat moet je anders? Ik weiger toe te geven aan de mainstream en zal dingen blijven maken die ik zelf goed vind, ook al pikken radio en televisie het niet op. Het interesseert ze niet.”
“Eigenlijk zou ik twee bands moeten hebben. Vorig jaar heb ik zelf een album gemaakt, en dat lukt allemaal redelijk, maar als ik bij een andere boekingsagent zeg: ‘Ja, boek Arbeid Adelt! maar’, dan hebben wij direct vijftien optredens. Dan denk ik: mensen willen eigenlijk alleen maar horen wat ze al kennen. Misschien moet ik poen pakken met Arbeid Adelt! en daarnaast in een café gaan spelen voor twee man.”