InterviewYve Driesen
Baas drugsspeurders: ‘Ik hou mijn hart vast voor wat er in Antwerpen nog kan gebeuren’
Terwijl in de haven elke dag kilo’s coke passeren, krijgt de nieuwe baas van de Antwerpse federale politie zijn personeelskader niet ingevuld. Yve Driesen (48) klaagt het nijpende gebrek aan middelen en manschappen aan. ‘Pas als er granaten ontploffen, zien mensen het gevaar.’
Aan de muur van de commandokamer aan de Antwerpse Noordersingel hangt een kaart van de haven. Die toont meteen wat het voornaamste actieterrein is van de federale gerechtelijke politie (FGP). Dit jaar alleen al hebben de politiediensten in de dokken meer dan 40 ton cocaïne onderschept. Dat is wellicht nog maar een fractie van wat er in werkelijkheid passeert.
Sinds juni staat Yve Driesen (48) aan het hoofd van de speurders die niet enkel in de haven maar ook in de rest van de provincie Antwerpen de strijd aangaan met georganiseerde misdaad. Driesen zat nog maar een paar weken op zijn stoel of er ontploften granaten. In de laatste vier jaar is er al 66 keer geschoten of met granaten gegooid wanneer het even onrustig werd in het drugsmilieu.
“In Rotterdam zijn er mensen op klaarlichte dag vermoord”, zegt Driesen. “In Amsterdam is vorig jaar een advocaat neergeschoten. Ik hou mijn hart vast voor wat er in Antwerpen nog kan gebeuren. Pas wanneer er granaten ontploffen, zie je wat de gevolgen zijn als je die bendes niet grondig aanpakt.
“Wie niet rechtstreeks in aanraking komt met de drugshandel, heeft er weinig last van. Daardoor heeft de federale gerechtelijke politie ook nooit voldoende middelen gekregen om de grote georganiseerde misdaadbendes te bestrijden. Wij zijn wat betreft financiering altijd het ondergeschoven kindje geweest. Bovendien hebben we in Antwerpen een gigantisch personeelstekort.”
Hoe bedoelt u?
“Ik zie een tomeloze inzet bij de speurders, maar meer dan een op de vier plekken bij ons is niet ingevuld. Het kader voorziet 550 plaatsen. Vandaag komt de FGP in Antwerpen aan een goede 400. Bij elke afdeling van de federale politie, in elke provincie komt men handen tekort. Maar in Antwerpen is het gebrek het meest schrijnend. Ons deficit bedraagt 28 procent. Dat is bijna het dubbele van het nationale gemiddelde van 15 procent, terwijl de uitdagingen hier enorm zijn.
“De drugscriminaliteit is niet enkel internationaal, maar ook enorm complex. De kopstukken van een drugsbende kunnen vanuit Dubai de opdracht geven voor een transport vanuit Zuid-Amerika en maken gebruik van financiële experts om hun opbrengst wit te wassen. Het gevolg is dat een politieonderzoek naar zulke complexe zaken erg lang duurt. Twee jaar voor een onderzoek is geen uitzondering. Als ik dat allemaal zie, denk ik dat zelfs een kader van 550 mensen te weinig is. Ik heb slechts 44 speurders in onze drugssectie, maar ik kan er makkelijk 150 aan het werk zetten.”
Hoe vertaalt dat personeelstekort zich nog?
“Er zijn te weinig manschappen in onze speciale eenheden (POSA), die gevaarlijke arrestaties uitvoeren. Ook hun technische ondersteuningsdiensten zijn dramatisch onderbemand. Zij doen onder meer de geheime onderzoeken, waarbij ze afluisterapparatuur installeren. Als we spreken over de aanpak van drugscriminaliteit, zijn het net zulke technieken die we moeten gebruiken. Ik merk ook een personeelstekort bij andere overheidsdiensten, die bij ons het onderhoud doen van de voertuigen of de ICT. Dat tast ook onze efficiëntie aan.”
Hoe gaat u het tij keren?
“Wel, ik denk dat we de mensen die de georganiseerde misdaad onderzoeken meer capaciteit en middelen moeten geven om dat echt op een goede manier te doen. Ten tweede denk ik dat we moeten uitgroeien tot een ‘expertenorganisatie’. We moeten erin slagen om experts op het vlak van IT of financiën rechtstreeks aan te trekken uit de privésector. In het nieuwe regeerakkoord wordt daar ook op gewezen.
“Ik zeg altijd: verf zo’n IT-expert uit de privé gewoon blauw. Geef hem een korte opleiding en betaal hem marktconform. Voor mijn part mogen die meer verdienen dan ik. Via zo’n zijinstroom moeten we profielen aantrekken die anders niet meteen bij de politie terechtkomen. Mij maakt het niet uit als een IT-expert geen vijf keer kan pompen. Op zo iemand zitten ze bij de speciale eenheden misschien niet te wachten, maar ik wel. Bijvoorbeeld om de bitcoin op te sporen waarmee de winst van een drugstransport wordt versluisd.
“Tot slot moeten we meer samenwerken. Een criminele organisatie moet je zien als een heel netwerk van opdrachtgevers, financiële en logistieke experts en verdelers. Politiediensten moeten daar meer als een netwerk tegenover staan. Dat betekent dat je de informanten, die inlichtingen bij de bendes losweken, beter moet verbinden met de drugsspeurders en computerexperts. Ik citeer graag de Amerikaanse generaal Stanley McChrystal, die in Afghanistan tegen de taliban heeft gevochten: ‘It takes a network to defeat a network’.”
Uw collega’s van de lokale politie in Antwerpen zijn na de granaataanslagen bezig met Operatie Nachtwacht. Welke rol speelt de federale politie daarin?
“Bij die operatie zijn we niet rechtstreeks betrokken. Maar door wapens en drugs te onderscheppen en controles uit te voeren, heeft die operatie voor ons ook al meer informatie opgeleverd. Misschien heeft Nachtwacht ook nieuwe aanslagen vermeden. Bij de laatste reeks granaataanslagen in augustus had je op korte tijd acht feiten. Dat zet een immense druk op onze speurders. Het eerste onderzoek is nog bezig en ze moeten al uitrukken voor een nieuw feit. Door die grootscheepse actie heeft de lokale politie de rust teruggebracht in Antwerpen.”
Hoe loopt de samenwerking met de lokale politie? Dat is toch een oud zeer?
“De ogen en oren op het terrein zitten bij de lokale politie. Zij hebben de contacten met de omwonenden op straat en zij beheren het cameranetwerk in Antwerpen. Het is dus heel interessant om de handen in elkaar te slaan. Ik kan u garanderen dat de samenwerking met de lokale politie uitstekend is, ondanks de framing die daarover gebeurt. We wisselen informatie uit voor lopende onderzoeken, ik overleg vaak met de korpsoversten en in ons lab werken we samen met inspecteurs van de lokale politie.”
Toch is het niet gelukt om met het Kali-team, waarin de twee diensten samenwerken, grote drugsonderzoeken te voeren? Uw voorganger Stanny De Vlieger zei dat de samenwerking moeizaam loopt omdat de lokale politie een pak meer middelen heeft. ‘Samenwerken gaat maar als elke speler het gevoel heeft evenwaardig te zijn’, zei hij.
“Ja, maar goed. Ik ben gestart op 1 juni en schets u de situatie die ik ken. Misschien is de naam ‘Kali-team’ ook slecht gekozen. Het is eerder een groot project met verschillende teams. En daarbinnen hebben we met het DIFA-team wel een succesverhaal. Het DIFA-team gaat achter handelszaken aan die fungeren als schermvennootschappen om geld uit de drugshandel wit te wassen, of achter bedrijven die criminele activiteiten faciliteren. Sinds de oprichting van het DIFA-team in september 2018 heeft het zo 22 bedrijven of handelszaken definitief gesloten. Het gaat over autoverhuurbedrijven, restaurants, telecomzaken, voedingswinkels en een nachtclub. DIFA zorgt er ook voor dat de malafide uitbaters elders geen nieuwe zaak kunnen opstarten.”
Samen met Antwerps procureur Franky De Keyzer werkt u ook aan een nieuw veiligheidsplan voor de Antwerpse haven. Wat moet daarin staan?
“Een veiligheidsplan wordt normaal gesproken door elke politiezone opgesteld. Dat loopt over een periode van vijf jaar en bevat de prioriteiten en de taakverdeling. Het is heel opmerkelijk dat er voor zo’n gigantisch gebied als de haven nog geen veiligheidsplan is.
“In de haven zijn, naast de federale gerechtelijke politie, drie lokale politiezones actief en dan is er nog de scheepvaartpolitie, de wegpolitie en de douane. De bedoeling is de verschillende overheidsdiensten beter op elkaar af te stemmen.
“Het is dus een soort Stroomplan 2.0. Maar wel met een heel belangrijk verschil. Het Stroomplan (twee jaar geleden ingevoerd na een noodkreet van de federale politie, YV) gaat enkel over de strijd tegen de drugshandel. Het veiligheidsplan zal alle vormen van criminaliteit behandelen, dus ook afvalfraude of de trafiek van gestolen voertuigen.”
Iedereen beter doen samenwerken was ook de filosofie van het Stroomplan. Is dat in de praktijk niet zeer moeilijk gebleken?
“Het Stroomplan is een sterk concept. Zoals bij elk pioniersproject zaten er wat kinderziektes in. Het is de bedoeling dat onderzoekers van de UGent de lessen uit een analyse van het Stroomplan meenemen in het veiligheidsplan. Een van de moeilijkheden is dat de haven verdeeld is over twee gerechtelijke arrondissementen: Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Daardoor belanden dossiers over de haven bij verschillende parketten.”
De problemen van het Stroomplan gingen verder dan de politiediensten. Het bleek ook niet eenvoudig om samen te werken met de fiscus.
“Dat is een goed punt, maar dat gaat eerder over het wettelijk kader. Door het Charter van de belastingplichtige is het heel moeilijk om informatie uit te wisselen tussen de fiscus en politiediensten. Stel dat een drugsdealer er een luxueuze levensstijl op na houdt maar officieel een heel klein inkomen heeft, dan weten we daar niets over. Ik denk dat er zeker modellen bestaan waarbij die informatie-uitwisseling met respect voor privacy kan worden georganiseerd. De Nederlandse fiscus heeft daar zelfs een speciale opsporingsdienst voor, de FIOD.”
U hebt eerder ook gezegd dat u meer wil inzetten op internationale samenwerking. Hoe kunnen de Nederlanders bijvoorbeeld helpen?
“Eerst en vooral door inlichtingen te delen. Als wij bepaalde dingen opmerken die voor hen interessant zijn, geven we ze ook door. Maar als er een bende is die wij willen oprollen met een aantal belangrijke figuren in Nederland, dan gebeurt het soms dat de Nederlanders zeggen: voor ons zijn die eigenlijk niet zo belangrijk. Pas als beide landen een belang zien in een dossier, kunnen we er samen aan werken.
“In het verleden hebben we al speurders uit beide landen op een plek samengebracht. Dat was de opzet van het Joint Investigation Team in Turnhout. Maar we zijn daarbij op allerlei praktische problemen gebotst, zoals het rechtstreeks toegang geven tot onze databanken en pv-registers. Als een Nederlandse collega een ongeval zou hebben met een Belgisch dienstvoertuig bleek dat administratief moeilijk te regelen.”
De Nederlandse speurders konden onlangs EncroChat kraken, een telefoonnetwerk dat criminelen gebruikten om versleutelde berichten naar elkaar te sturen. Heeft België aan dat onderzoek bijgedragen?
“Nee, België was daarbij niet betrokken. Het was een onderzoek van Nederlandse, Franse en Britse speurders.”
Dat onderzoek heeft geleid naar de beruchte container in Wouwse Plantage, die criminelen gingen gebruiken om hun tegenstanders te folteren. Die container stond vlak bij de Belgische grens.
“Dat klopt. En dat is precies het soort onderzoek waarvan ik denk dat we er als federale gerechtelijke politie meer moeten doen. Hoogdrempelig, georganiseerd, internationaal, met een enorm ontwrichtende impact op de georganiseerde misdaad. Dat betekent dat je de expertise, de infrastructuur, en de middelen moet hebben. Als we in de toekomst het hoofd boven water willen houden, moeten we daarop inzetten. Als we spreken over amfetaminelabs, wietplantages of motorbendes, dan zitten die in heel de grensstreek, de Kempen en Limburg. Maar het knooppunt voor de drugshandel zit wel hier, in Antwerpen. Het lijkt me logisch om het probleem dan bij de bron aan te pakken.”
Wie is Yve Driesen?
- 48 jaar.
- Begon zijn loopbaan als pelotoncommandant tijdens het voetbalevenement Euro 2000.
- Werkte van 2002 tot 2009 voor de lokale politie van Brussel-Stad. Keerde nadien terug naar de federale politie.
- Als directeur operaties bij de federale politie in Limburg hielp hij net voor zijn overstap de 13-jarige jongen redden die gegijzeld werd door moslimextremisten.