InterviewMuziek
Axelle Red: ‘Ik heb op dit moment geen zin om mijn talenten in dienst te stellen van iets anders dan mijn drie dochters’
Axelle Red (52) bracht tijdens de lockdown samen met de Franse ster Ycare de single ‘I Don’t Care (Je m’en moque)’ uit, filosofeerde over de ideale wereld, en, zegt ze, wijzend naar de velden waar we vanaf haar terras op uitkijken: ‘Daar ben ik brandnetels, paardenbloemen en berenlook gaan plukken om soep mee te maken.’
Axelle Red: “Stel dat we straks echt in een soort oorlogssituatie belanden, dacht ik, hoe kan ik me dan los van alles en iedereen redden? Om te beginnen ben ik gestopt met cola light te drinken. Ik ben daaraan verslaafd en wilde nu zonder kunnen. Koffie en havervlokken moest ik wel inslaan, maar eieren heb ik van de kippen en ik ben hier in de natuur gaan zoeken naar planten waarvan ik soep kon maken: brandnetels, de bladeren van de paardenbloemen, berenlook... Ik heb dat verteld in een radioprogramma, en toen er mensen voor het recept belden, heb ik dat gegeven. Ik ben er wel vergeten bij te zeggen dat het heel vieze soep is. (lacht) Achteraf dacht ik: straks weten we niet meer of de mensen sterven van het eten van mijn soep of van corona.”
Kook je graag?
“Helemaal niet, maar ik moet wel. Ik verdiep me wel graag in wat planten en kruiden allemaal kunnen betekenen voor je lichaam en je hersenen, om daar dan iets mee te brouwen. Maar ik haat het om een recept te volgen. Ik wil het gevoel hebben dat ik alles zelf uitvind. Daarom is wat ik maak ook meestal niet lekker.”
Liever vieze soep dan doen wat iemand anders zegt?
“Ja. Ik wil per se onafhankelijk zijn. Ik word ongelukkig als ik me afhankelijk voel. Dingen niet zélf weten en begrijpen, daar word ik gek van.”
Wat is er zo erg aan afhankelijkheid?
“Het maakt me heel onrustig. Ik wil genoeg aan mezelf kunnen hebben. Ik wil niet naar een therapeut, neem niets zomaar aan van denkers of specialisten. Ik wil best tot dezelfde conclusies komen als zij, maar de weg ernaartoe wil ik zelf afleggen. Ik wil niet denken wat anderen voor me hebben bedacht, ik wil zélf denken. Ik lees wel – elke dag minstens drie uur – maar ik lees nooit een boek van voor naar achteren. Ik zoek naar informatie die ik kan gebruiken om het wereldbeeld in te vullen dat ik zelf al heb geschetst: medische gegevens, wetenschappelijke ontdekkingen, feiten uit de geschiedenis. Ik haal ook veel ideeën uit sprookjes, de mythologie, uit de psychologie.
“Ik heb een ideale maatschappij bedacht, met een filosofie over hoe mensen best met elkaar en onze middelen zouden omgaan. Dat klinkt pretentieus, maar voor mij zijn die duidelijke ideeën een noodzaak – alleen dan kan ik de wereld aan: het onrecht, het feit dat we fouten blijven maken en dat misschien altijd zullen blijven doen. Door te blijven bouwen aan een positief wereldbeeld kan ik denken: maar er is hoop! Ik wil kunnen blijven geloven in iets. Ik moet de wereld in mijn hoofd zo kunnen organiseren dat ik er vrede mee heb. Ik heb dat nodig om rust te vinden in mijn hoofd.”
BOTOX
Wanneer begon je dat ideaal beeld te bedenken?
“Na Sisters & Empathy (de zeer geëngageerde plaat over het onrecht jegens vrouwen, over kindhuwelijken en vrouwenbesnijdenis, red.). In die periode was ik heel down. Ik was met Unicef naar verschillende Afrikaanse en Aziatische landen geweest en vond het vreselijk om te zien hoe vrouwen daar vaak worden behandeld. Ik las toen heel veel boeken, maar vond daarin nergens ook maar een hint van een oplossing voor hoe je dat hiërarchisch georganiseerde onrecht kon aanpakken. Ik was de hoop verloren.
“Ik voelde mezelf ook verwend en veel te bevoorrecht. Ik zat op het toppunt van mijn succes en mijn narcistisch genot van in de spotlights te staan. Maar tijdens de bezoeken aan Afrika met Unicef werd ik steeds geconfronteerd met al die vrouwen die het zoveel slechter hadden getroffen en voor wie ik zo graag dingen wilde veranderen. Het waren de twee grootste uitersten denkbaar. Ik móést daar een weg in vinden, moest een manier vinden om die extremen met elkaar te rijmen om me weer goed te voelen. Dat heeft me twee jaar gekost, twee jaar van lezen en denken.
“Die worsteling heeft me ook geremd bij het maken van mijn muziek. Op een gegeven moment waren te veel van mijn songs geëngageerd – niet bepaald geestig dus. Voor mij waren ze een vorm van therapie en ik dacht: via mijn muziek kan ik mensen misschien iets bijbrengen. Maar ik ging daar veel te ver in. Ik was een spons die alle onrecht in de wereld opzoog en wilde oplossen. Dan raak je op den duur verlamd.”
Maar je hebt het dilemma voor jezelf opgelost. Hoe?
“Daar gaat het boek over dat ik al tien jaar probeer te schrijven. (lacht) Ik droom van een wereld waarin alle mensen gevoel voor humor hebben en als vanzelfsprekend rekening houden met elkaar, zodat er bijna geen regels nodig zijn en we ons allemaal veel vrijer voelen. Waar het op neerkomt, is dat we voor de helft ‘recht hebben op’ en voor de andere helft ‘de plicht om’, en sommige mensen moeten zichzelf vaker afvragen: ‘Wat is mijn plicht? Ben ik hier niet veel te veel rechten aan het hebben?’ Anderen hebben dan weer de neiging om zichzelf veel te veel plichten op te leggen en vergeten dat ze ook wel ergens recht op hebben. Het is zaak de twee aspecten van het leven in balans te brengen. De vraag is natuurlijk: hebben de mensen die zichzelf te veel rechten toe-eigenen, de capaciteiten om in te zien dat ze dat aan het doen zijn? En hoe weten de mensen die van nature heel ver gaan in hun compassie met anderen, hoeveel plezier ze zich mogen permitteren? Daar heb ik veel over nagedacht.
“Ik denk dat ik daarin nu een evenwicht heb gevonden. Misschien mag ik me – heb ik op een gegeven moment gedacht – wel iets meer genot veroorloven, mag ik wel bekend zijn en genieten van op een podium te staan en door mensen graag gezien te worden. Ik haal geen voldoening uit een song creëren en die dan in mijn douche te zingen. Ik ben blij als mensen voor mij applaudisseren als ik iets gedaan heb, en eigenlijk is daar niets fout aan, want ik geef ook veel terug. Maar ik vind wel: plus qu’on fait du bruit, plus on doit être responsable, je moet als je voorop wilt lopen er wel voor zorgen dat zij die niet vooraan staan, ook mee zijn. Het is eigenlijk zo logisch als 1+1 2 is. Die eenvoudige logica, daar word ik rustig van.
“Volgens mij was dat ook de kracht van echte wijze mensen zoals Gandhi, Socrates of Nelson Mandela: dat ze onder hun boom of op hun berg – zonder heel veel boeken te hebben gelezen – gewoon heel logisch nadachten. Niet dat ik me met hen vergelijk, natuurlijk. Al denk ik dat de wereld er wel ietsje beter van zou worden als iedereen voor zichzelf zou denken in plaats van dingen klakkeloos aan te nemen. (lacht)
“Elke keer als ik nu voel dat de verwarring weer om zich heen grijpt in mijn hoofd, zeg ik: ‘Axelle! Even logisch nadenken.’ Zo voorkom ik dat ik als een blad in de wind door het leven ga en het gevoel heb dat alle assertieve mensen de grond onder mijn voeten wegmaaien. De wereld heeft zotten nodig, mensen die out of the box denken, om iets te stellen tegenover al die droge, berekende leftbrainers die de wereld regeren, om soms even een draai te geven aan dingen als alles vastzit.”
Voel je je niet altijd begrepen?
“Ik heb gewoon niet zo’n dikke huid. Ik heb nu een contract getekend bij een uitgever om songs te maken voor anderen. Ik wilde voor mezelf een pauze, even geen nieuwe plaat, even niet de vreselijke promo en verantwoording die ik moet afleggen voor wie ik ben en wat ik doe. Ik had er nood aan om mezelf wat af te zonderen en te beschermen. Ik kan echt doodziek zijn van wat er allemaal over me gezegd wordt. Daarom tik ik bijvoorbeeld nóóit mijn naam in op de sociale media. Ik ben zo bang voor wat ik daar allemaal te lezen krijg.”
Vooral toen je in de jury van The Voice zat, kreeg je het hard te verduren. Alle kritiek was ook op de vrouw gespeeld. Wat er toen allemaal is geschreven over elk woord dat je zei en elke outfit die je aanhad, was echt buiten alle proporties.
“Ik denk dat ik niet voldeed aan het stereotiepe vrouwbeeld van die paar mensen. Ik ben niet in staat iets níét geëngageerd te doen en kennelijk raken misogyne trollen in de war als je én geëngageerd bent en sterk én er sexy uitziet. Ik ben heel naïef aan The Voice begonnen, met het idee: ik ga die artiesten iets kunnen bijbrengen en op weg kunnen helpen. Pas tijdens de opnames besefte ik dat het de bedoeling was die artiesten tegen elkaar op te zetten. Ik vond het vreselijk dat ik mijn kandidaten telkens net als ik aan hen gehecht was geraakt, en in hen begon te geloven, weer kwijt was. En de bagger die ik toen over me heen heb gekregen... Ik begreep er niets van.”
Die was ook bijna nooit inhoudelijk en ging gepaard met veel commentaar op je uiterlijk.
“Ik maak mezelf mooi als ik optreed of ergens verschijn. Dat is ook iets waarover ik mezelf vragen heb gesteld: mag ik dat? Ja! Mensen die naar mijn show komen, vinden het ook leuk als ik mezelf mooi maak: dan dromen ze even met me mee.
“En ja, ik gebruik botox. Ik ben één van de eersten die daar in alle oprechtheid over heeft gesproken. Ik wilde het taboe demystificeren. Iedereen doet het en ik wilde daar niet flauw over doen. Maar in de plaats van dat te zien als eerlijk en sterk, maken mensen er een verhaal van waarin ik een kieken ben, een slachtoffer van de schoonheidsindustrie, iemand die niet voor zichzelf kan beslissen. Ik laat altijd een kleine dosis inspuiten. De kunst is dat het er natuurlijk blijft uitzien. Botox is een luxe die ik me kan permitteren. Ik kom daarvoor uit en vind dat geen enkele vrouw of man zich daarvoor moet schamen of zich een slachtoffer moet voelen.”
Ik heb altijd gehouden van je eigenzinnigheid. Zoals jij in je nummers de motown sound combineerde met pop en Franse chanson, dat had niemand eerder gedaan.
“Dat is echt zo. Ik schrijf in het Frans, maar eronder zit de poëzie van Bill Withers, Carole King en Leonard Cohen.”
De muziek van ‘Je m’en moque’ is van jou, de tekst van Ycare. Hoe verliep die samenwerking? Moest hij naar jou luisteren? Jij wilt toch per se je eigen pad bewandelen?
“Als ik samen met iemand anders iets maak, loopt dat wel snel fout. (schatert) In een groep zou ik echt nooit hebben gefunctioneerd, omdat ik dan te weinig mijn stempel zou durven te drukken en gefrustreerd zou achterblijven. Voor mijn albums heb ik natuurlijk wel met heel veel mensen samengewerkt, maar dan was ik natuurlijk wel altijd de chef. (lacht)”
Dus samenwerken met Ycare was...
“Leuk, maar vermoeiend. (lacht) Ik had bij de melodie die ik had gemaakt bepaalde ideeën, en hij ook. We wilden allebei dat die tekst iets met ons te maken had, maar onze levens zijn helemaal anders. Hij komt uit het circuit van de talentenjachten (hij nam deel aan ‘Nouvelle Star’, het Franstalige ‘Idool’, red.) en zingt in een populairder genre. Dus het begon met getouwtrek. ‘Ik vind dit!’ ‘Nee, ik vind dat!’ Totdat ik heb gezegd: maak een tekst over onze verschillen, en hoe moeilijk dit proces is. Daar gaat ‘I Don’t Care’ over. Vreemd genoeg beschrijft die song nu datgene wat veel mensen is overkomen in de lockdown. Als je samen constant in een huis zit, word je meer dan ooit geconfronteerd met elkaars verschillen en zul je moeten leren meer te verdragen van de ander.
“Ik vind het ook leuk dat Ycare en ik zo anders zijn. Hij zit in een heel andere fase van zijn leven, heeft nog geen kinderen, heeft het nog niet helemaal gemaakt, is ook populairder van instelling, maar hij is een heel goede hitschrijver die voor veel artiesten werkt. Ik heb er echt plezier in om met hem te werken, omdat hij een lichtheid terugbrengt die bij mij een beetje was verdwenen. Hij speelt, il fonce. Als ik bij hem ben, denk ik minder na – dat is ook weleens prettig.”
MOP VAN DE PIER
Je hebt tijdens de lockdown geen enkel nummer voor jezelf geschreven.
“Nee, maar ik ben dus wel creatief geweest met brandnetels en paardenbloemen. (lacht) En ik heb een paar heel mooie brieven geschreven aan mijn drie dochters die op scoutskamp zijn. Filip (Vanes, haar echtgenoot, red.) vond ze wel wat zwaar, maar ik wil ze zo graag zoveel mogelijk kennis meegeven in hun leven. Ik ben dus wel altijd aan het creëren, op de meest uiteenlopende manieren.
“Het optreden mis ik wel heel erg. Ik sta tegenwoordig anders op het podium. Vroeger was het echt: veni vidi vici! Kijk wat ik allemaal kan! Nu zoek ik veel meer naar het gevoel dat ik iets met het publiek deel. Ik wil contact. Ik snap heel goed dat zanger Al Green priester is geworden. Ik heb op de begrafenis van mijn vader in de kerk gesproken en ik voelde me daar zo goed dat ik dacht: in plaats van te zingen zou ik mensen misschien gewoon graag inspireren en samen lachen. Dat is wat mijn vader ook deed. De kerk was tot de nok gevuld.
“Mijn vader (advocaat gespecialiseerd in scheidingen, en schepen voor Open Vld in Hasselt, red.) is geslaagd in datgene wat we allemaal eigenlijk graag willen: niet zozeer bekend zijn, maar de mensen kennen. Mijn vader was ook wel bekend – iedereen wist wie hij was – maar hij kénde de mensen ook, meestal bij naam zelfs. En hij wist hoe mensen functioneerden, en probeerde als ze wilden scheiden, hen altijd bijeen te laten blijven en gaf hen allemaal gratis advies. Vroeger wilde ik vooral bekend zijn, vandaag wil ik heel graag de mensen kennen en het gevoel hebben tijdens een optreden dat het hen evenveel goed doet als mijzelf, dat het een moment is dat we delen.”
Is die drang om te tonen wat je kan afgenomen omdat je uiteindelijk de waardering van je vader hebt gevoeld, waar je zo naar verlangde?
“Ik denk het wel, ja. Hij was altijd al trots hoor, evenveel als op mijn zus, en ik denk dat toen ik in 1998 tijdens de openingsceremonie van de wereldbeker voetbal de hymne mocht zingen, het voor hem helemaal oké was – zeker toen Michel Platini naar de studio kwam om Youssou N’Dour en mij te ontmoeten. Mijn vader was een grote voetbalfan. Een jaar later in Parijs was hij er ook bij toen ik van de minister van Cultuur de Victoire de la Musique kreeg. Daarna is er een moment gekomen dat ik dacht: meer waardering van hem heb ik niet nodig, mijn vader gaat toch nooit denken zoals ik. Mijn papa en ik waren heel verschillend. Mijn zus en hij konden heel kalm met elkaar praten, maar mijn pa en ik zijn tot op het einde blijven steggelen.
“We apprecieerden elkaar voor wie we waren, maar hij bleef wat ik deed met een kritisch oog bekijken, omdat hij het zelf allemaal zo anders zou hebben gedaan. Hij gaf zijn mening met veel liefde hoor, en die liefde is uiteindelijk belangrijker. En als we het weer eens niet eens werden, vertelde hij een mop en was alles weer goed. Hij zei altijd: ‘Een goeie mop is méér dan een mop, het is een levensfilosofie.’ Ik haal nog steeds moed om voort te gaan uit de moppen van mijn vader. Ik denk nu aan de mop van de man die opgenomen is in een inrichting omdat hij denkt dat hij een pier is. Als hij snapt dat hij de inrichting pas mag verlaten als hij zichzelf niet langer als een pier ziet, zegt hij tegen de commissie die daarover beslist: ‘Natuurlijk ben ik geen pier.’ Maar als de poort achter hem dichtslaat, begint hij direct op de deur te bonzen: ‘Laat me weer binnen, hier zitten kippen!’ Waarop de portier de poort opendoet en zegt: ‘Maar je weet toch dat je geen pier bent.’ ‘Ja,’ zegt de man, ‘maar weten die kippen dat ook?’ Ik herken mezelf heel erg in die man. Ik denk vaak: ik weet nu wel dat ik best wel iets waard ben, maar weten de mensen dat ook?
“Voor mij gaat de mop van de pier over hoe je als gevoelige en onzekere mens moet overleven in deze maatschappij vol mensen die veel assertiever zijn dan jij en vooral bezig zijn met goed voor zichzelf op te komen.”
Ben je met al die prachtige platen die je hebt gemaakt, je drie geweldige dochters en je relatie die zo goed blijft werken nog steeds zo onzeker over jezelf?
“Je kunt je niet inbeelden hóé onzeker ik ben, en omdát ik zo onzeker ben, wil ik graag gezien worden. Maar ik weet nu dat er altijd een aantal mensen zal zijn dat ik op de zenuwen werk en die me meer en meer zullen haten naarmate ik mezelf toon zoals ik ben. Op de één of andere manier trigger ik hun angsten met mijn focus op de plicht die we hebben om onszelf in vraag te stellen en te zorgen voor anderen. En zij triggeren mijn angsten, omdat zij zo assertief zijn. En toch zullen we samen moeten leven. Zo komen we weer uit bij waar ‘I Don’t Care’ over gaat. (lacht)”
Als puntje bij paaltje komt, hoef je je eigenlijk nergens zorgen over te maken. Je staat al dertig jaar aan de top. Zo’n carrière is tegenwoordig onmogelijk geworden.
“Ik ben daar heel dankbaar voor. Vooral de ups en downs in mijn carrière hebben mij dankbaar gemaakt, en die dankbaarheid maakt me gelukkig, want daardoor wil je niet altijd maar meer. Ik heb vorig jaar nog voor het Europees Parlement in Straatsburg over de huidige gang van zaken in de muziekindustrie gesproken, over hoe weinig rechten je hebt als artiest. Ik heb gezegd: ‘Jullie permitteren je heel veel tegenover ons, omdat jullie weten dat artiesten van nature meestal idealisten zijn. Jullie hebben van onze kant niets te vrezen en weten dat jullie onze kunst sowieso zullen krijgen, want wij zullen altijd creëren. Dat is voor ons een noodzaak. Jullie profiteren daarvan en misbruiken dat.’”
Ik heb het gevoel dat je moeite hebt om je grenzen te bewaken. Dat is ook waar je laatste plaat Exile over gaat.
“Exile gaat erover dat we allemaal wel onze kansen mogen grijpen en ons fortuin mogen zoeken, maar dat we ons wel moeten afvragen in welke mate we anderen een prijs laten betalen voor het geluk dat we najagen. Ik heb mijn kinderen gekregen in de periode dat ik keihard werkte en veel tourde. Ik heb hen gestresseerd met de manier waarop ik leefde. Vooral omdat ik ondanks mijn carrière zelf voor hen wilde zorgen. Ik wilde hen per se alle kansen geven: ze veel talen laten leren, piano leren spelen, laten dansen en acteren om hen zoveel mogelijk te wapenen tegen het leven. Maar daarmee gaf ik hen het gevoel dat ik niet genoeg vertrouwen in hen had én geen vertrouwen had in de maatschappij. Ik gaf hen ongewild mijn angst en wantrouwen jegens de wereld mee.
“Gelukkig zeggen mijn dochters me nu steeds: ‘Nee, mama, je hebt ons niet gestresseerd. Je hebt het goed gedaan. Je hebt ons een mooi voorbeeld gegeven.’ Ik probeer hun nu zoveel mogelijk vertrouwen te geven. Vertrouwen is alles in het leven.
“De werkelijke reden dat ik geen liedjes maak, is dat ik op dit moment geen zin heb om mijn talenten in dienst te stellen van iets anders dan mijn drie dochters. Ik wil zorgen dat die drie mensen die van mij afhankelijk zijn, sterk en onafhankelijk worden. Zolang ik voel dat ze dat nog niet zijn, omdat ze nog niet helemaal in zichzelf geloven, ben ik geblokkeerd en heb ik geen zin om me weer helemaal op mijn eigen genot te richten.”
© Humo