Onderwijs
Arme leerlingen krijgen sneller een B- of C-attest dan rijke
Er is nog altijd kansenongelijkheid in het Vlaamse onderwijs. Ze is een gevolg van de manier waarop het onderwijs is georganiseerd en de manier waarop scholen naar hun leerlingen kijken.
Zo nemen klassenraden niet alleen beslissingen op grond van de competenties van de leerling, maar ook op basis van vooroordelen over socio-economische afkomst en etnische herkomst. Een en ander blijkt uit een nieuwe studie van KU Leuven, UGent en ULB in opdracht van het gelijkekansencentrum Unia. De resultaten worden vandaag bekendgemaakt op een studienamiddag.
De onderzoekers ondervroegen 804 leerkrachten en directeurs uit 280 scholen over hun diversiteitsbeleid en er kwamen 40 diversiteitsexperten aan bod. Daarnaast werden ook de databanken van het onderwijs uitgeplozen en werden 138 leerkrachten en directeurs secundair onderwijs bevraagd over de manier van oriënteren. De Diversiteitsbarometer Onderwijs van Unia, die hieruit ontstond, bestudeert ook de oriëntatie door de klassenraad: wie krijgt welk attest, wie neemt welke beslissing na een attest en op wat stoelt die beslissing?
Vooroordelen
Het blijkt dat de beslissingen van de klassenraad niet alleen worden bepaald door de competenties van de leerling. Ook vooroordelen over socio-economische afkomst en etnische herkomst kunnen een bepalende rol spelen. Dit stellen de onderzoekers vast in zowel Vlaamse als Franstalige scholen. "Dit onderzoek is wat mij betreft dan ook een wake-up call, die aantoont dat meer kennis en begrip over vooroordelen van belang is", zegt Els Keytsman, directeur van Unia.
De onderzoekers toonden ook aan dat arme leerlingen meer kans hebben op een B- of C-attest dan rijkere leeftijdsgenoten. Sterker nog: als die arme leerling in een zogenaamde 'eliteschool' zit, dat wil zeggen een school met een hoger aandeel rijkere leerlingen, dan neemt die kans op een B- of C-attest zelfs spectaculair toe.
Leerlingen uit kansengroepen zullen ook minder snel geneigd zijn om te blijven zitten wanneer ze een B-attest krijgen dan leerlingen met rijkere ouders. De ene groep gaat dus naar een lagere studierichting terwijl de andere groep een jaar overdoet in dezelfde richting. Volgens onderzoekers spelen de verwachtingen van ouders en het onderwijs hier een rol.
Seksuele oriëntatie
Tachtig procent van de leraren en directies zegt geen probleem te hebben met holebi's. Eenzelfde 80 procent van de scholen beweert dat er een vaste en welomlijnde procedure bestaat om te beoordelen welke steun een leerling met een handicap krijgt.
Tot zover de theorie. Helaas blijkt in de praktijk dat meer dan 5 op de 10 leerkrachten van het secundair onderwijs het thema seksuele oriëntatie niet bespreekbaar vinden in de lessen. In het basisonderwijs bespreekt zelfs 60 procent van de leerkrachten het onderwerp niet in de klas. Unia roept alle onderwijsactoren op om tot een echt LGBT-inclusief onderwijs te komen. Alleen een globale, structurele aanpak die gedragen en verankerd is, zal écht een verschil maken voor LGBT-jongeren.
Ook wanneer beoordeeld wordt welke steun een leerling met een handicap krijgt, bestaat er een kloof. Unia roept op om een onderwijssysteem uit te werken dat uitgaat van verschillen tussen kinderen en dat flexibiliteit als uitgangspunt neemt om gelijke behandeling te realiseren.
Crevits: "Ook positieve punten"
Dat leerlingen uit kwetsbare gezinnen sneller dan andere een B-attest krijgen, zelfs als ze dezelfde cijfers halen, kan voor Vlaams onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) niet. Maar de CD&V-minister ziet ook positieve punten in de studie: er is veel openheid binnen scholen om actief te werken aan een diversiteitsbeleid, en het thema komt duidelijk aan bod in de klas, zegt ze.
De studie legt "de maatschappelijke vinger op de wonde", zegt Crevits. "Elk kind heeft recht op een objectieve beoordeling van zijn of haar leerprestaties, onafhankelijk van uiterlijk, achtergrond of naam."
Maar tegelijkertijd toont het onderzoek volgens haar wel aan dat leerkrachten en scholen aandacht hebben voor het thema. "Er is veel openheid binnen scholen om actief te werken aan een diversiteitsbeleid. Het onderzoek wijst uit dat het een thema is dat aan bod komt in de klas", zegt Crevits. En leerkrachten die bewust omgaan met diversiteit, zien de integratie van "andere" leerkrachten ook beter zitten, meent ze.
Volgens de minister is de aandacht voor diversiteit al meegenomen in de hervorming van de lerarenopleiding en de modernisering van het secundair onderwijs. Het oriënteringstraject Colombus, dat leerlingen in het laatste jaar van het middelbaar begeleidt bij hun studiekeuze voor het hoger onderwijs, moet ook bijdragen tot de objectieve beoordeling.
Groen: "Zo oud als de straat"
Groen hoopt dat minister Crevits door de studie in actie zal schieten. "Kansenongelijkheid in ons onderwijs is helaas al zo oud als de straat. Wat echt stuitend is, is dat de grote onderwijshervorming van minister Crevits hier niets aan heeft kunnen veranderen", reageert Vlaams parlementslid Elisabeth Meuleman. "In plaats van te erkennen dat er een probleem is, maakt ze zich er makkelijk van af door te zeggen dat het net goed is dat leerlingen die niet mee kunnen in een bepaalde studierichting, beter veranderen."
Dat is volgens de partij de wereld op zijn kop. "Het is aan ons onderwijs om ervoor te zorgen dat elke leerling alle kansen krijgt, op basis van hun interesses en talenten. Het feit dat kansarme en allochtone leerlingen ook in ons onderwijs minder kansen krijgen, bewijst dat er nog steeds een Mattheus-effect speelt: zij die weinig kansen hebben, zullen weinig kansen krijgen", zegt Meuleman. Ze roept het beleid op om stappen te nemen om deze negatieve spiraal te doorbreken.
GO!: "Alle opleidingen gelijkwaardig"
Het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap vindt het jammer dat het nog steeds niet lukt om alle jongeren dezelfde kansen te geven. "We werken er heel hard aan om iedereen te betrekken en rekening te houden met de talenten van elk kind", zegt woordvoerster Johanna Laurent.
Volgens het GO! is het niet het eerste rapport dat aantoont dat er kansenongelijkheid is in de scholen. "Klassen zijn zeer divers en het is vaak moeilijk om alle kinderen even goed te begeleiden. We doen echter al van alles om daar verandering in te brengen", zegt Laurent. Zo wordt gebruikt gemaakt van 'co-teaching', waarbij twee leerkrachten voor een klas staan. Dan kan een van de leerkrachten zich bezig houden met specifieke leerlingen en die jongeren mee omhoog trekken. "Co-teaching gebeurt steeds vaker, en we zien dat dat leidt tot goede resultaten", klinkt het.
Daarnaast heeft het GO! veel aandacht voor de problematiek in zijn lerarenopleiding en de nascholingen. "Leerkrachten moeten zich ervan bewust zijn. Het is aan de leerkrachten en de klassenraad om de talenten van het kind te stimuleren, en er zo ver mogelijk op in te gaan", aldus Laurent.
Het GO! werkt naar eigen zeggen ook heel hard aan de herwaardering van de zogezegde "lagere" richtingen in het onderwijs. "Alle opleidingen zijn gelijkwaardig. Belangrijk is dat leerlingen hun talenten kunnen ontwikkelen, voor de ene zal dat bijvoorbeeld loodgieter zijn voor de andere wiskunde. Achtergrond mag daarbij niet spelen", zegt Laurent nog.
De Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) meent dat de studie opnieuw aantoont dat er nood is aan meer openheid over de deliberaties. "Zo kunnen we vermijden dat leerkrachten beslissingen over de toekomst van leerlingen, bewust of onbewust, baseren op negatieve stereotypes", klinkt het. "Leerlingen vragen al langer om meer openheid over de deliberaties. Het moet duidelijk zijn hoe de beslissingen tot stand komen, en de dialoog met leerlingen moet worden aangegaan", aldus de VSK.
OVSG: "Work in progress"
Het streven naar meer diversiteit is voor scholen, centra en academies een opdracht die nooit af is. Dat zegt de OVSG, de Onderwijskoepel van stedelijk en gemeentelijk openbaar onderwijs, in een reactie op de studie.
"Als onderwijskoepel en pedagogische begeleidingsdienst is het onze ambitie om zorgzaam, kwaliteitsvol en democratisch onderwijs te helpen waarmaken. Onderwijs dat ambitieuze leerdoelen stelt voor elke leerling, welke zijn beperking, achtergrond, sociaaleconomische situatie ook is. Onderwijs dat maximale ontwikkelingskansen biedt en op weg zet naar een volwaardig maatschappelijk leven", benadrukt de OVSG, die toevoegt dat werken aan meer diversiteit en actief pluralisme een "work in progress" is. "De maatschappelijke context wijzigt en onderwijs moet zich daar telkens opnieuw op afstemmen. Het is geen kwestie van alles of niets; het evolueert voortdurend."
De OVSG zegt nog een maatschappelijke inclusie in de brede betekenis ten volle te willen waarmaken, en heeft daarvoor een beleid uitgewerkt. Zo wordt in de scholen onder meer gewerkt aan een intensieve studieloopbaanbegeleiding en een uitgewerkt zorgbeleid, met als doel de leerlingen gekwalificeerd te laten uitstromen.