Zondag 28/05/2023

AchtergrondArcheologie

Archeologisch noodgeval: door smeltende gletsjers vrijgekomen erfgoed moet zo snel mogelijk geconserveerd worden

Een houten ski uit de pre-Vikingtijd wordt vrijgemaakt uit het ijs in het Reinheimen Nasjonalpark in Noorwegen, in 2014.  Beeld Andreas Christoffer Nilsson / secretsoftheice.com
Een houten ski uit de pre-Vikingtijd wordt vrijgemaakt uit het ijs in het Reinheimen Nasjonalpark in Noorwegen, in 2014.Beeld Andreas Christoffer Nilsson / secretsoftheice.com

Door het smelten van de gletsjers komen overal in Europa vergeten voorwerpen tevoorschijn – van ijsmummie tot vliegtuig. Die moeten snel bewaard worden als de dooi inzet. ‘We hebben te maken met een erfgoed-noodsituatie.’

Ernst Arbouw

In het Tisenjoch, aan de voet van de 3.607 meter hoge Similaun, waar je vanuit de bergpas mijlenver Oostenrijk en Italië in kunt kijken, deden Erika en Helmut Simon op 19 september 1991 een onthutsende ontdekking. In een rotsgeul, iets verwijderd van hun wandelroute, op een plek waar je normaal gesproken alleen de wind en het krassen van verdwaalde alpenkraaien hoort, stak het bovenlichaam van een mens uit het smeltende gletsjerijs.

De twee Duitse bergwandelaars haastten zich naar een nabijgelegen hut, waar direct groot alarm werd geslagen. In de Alpen verdwijnen ieder jaar bergsporters in het ijs, en het vermoeden was dat de Simons in het Tisenjoch op de stoffelijke resten van zo’n vermiste klimmer waren gestuit – dertig, veertig, misschien vijftig jaar oud.

De Oostenrijkse politie kwam erbij. Er werd gehakt met ijsbijlen en later werd zwaar materieel ingezet: een boor en zelfs een pneumatische hamer waren nodig om het vastgevroren lichaam te bevrijden. En er kwam een forensisch arts bij die concludeerde dat het uitgraven van de stoffelijke resten meer een klus voor een archeoloog was. De Simons hadden tijdens hun omzwerving een 5.300 jaar oud lichaam gevonden – de ijsmummie uit de jonge steentijd die tegenwoordig de koosnaam Ötzi draagt, naar de Ötztaler Alpen, het berggebied waar hij werd gevonden.

Ötzi de ijsmummie,  het 5.300 jaar oude lichaam dat werd gevonden in de Ötztaler Alpen. Beeld Leopold Nekula/Getty
Ötzi de ijsmummie, het 5.300 jaar oude lichaam dat werd gevonden in de Ötztaler Alpen.Beeld Leopold Nekula/Getty

Daarmee waren Erika en Helmut Simon (die zelf in 2004 verongelukte bij een bergtocht en pas negen dagen later werd gevonden) onbedoeld de grondleggers van een wetenschapsgebied dat door klimaatverandering even snel opkomt als verdwijnt: gletsjerarcheologie. Door het smelten van gletsjerijs in de Alpen en Scandinavië komen objecten tevoorschijn die honderden, soms zelfs duizenden jaren in het ijs hebben gelegen.

“We hebben te maken met een erfgoed-noodsituatie”, zegt Romain Andenmatten van de Archeologische Dienst van het Zwitserse kanton Wallis. In zijn werkgebied, in het zuidwesten van Zwitserland, liggen een aantal van de hoogste toppen en grootste gletsjers van de Alpen. “Objecten die duizenden jaren bevroren in het ijs lagen, komen nu door klimaatverandering versneld tevoorschijn.” En dat is een zegen en een vloek. Materiaal dat eeuwenlang bevroren in het gletsjerijs lag, kan zodra het ontdooit in korte tijd vergaan, legt Andenmatten uit. Vooral organisch materiaal – textiel en hout, maar ook stoffelijke resten – is gevoelig voor plotselinge opwarming. “Terwijl dat spullen zijn die bij opgravingen zeldzaam zijn.”

Zijn collega Marcel Cornelissen, een Nederlander werkzaam in het Zwitserse kanton Uri, bevestigt het risico dat vondsten verloren gaan met het voorbeeld van een opgraving op het Brunnifirn, een gletsjer op 2.800 meter hoogte in de Urner Alpen, ten zuidoosten van Luzern. Een toerskiër vond daar in de winter van 2013 bij een rotsrichel in het ijs twee kleine stukjes hout en twee geweien – een van een ree, een van een hert. “Maar nog voor we verder onderzoek konden doen, was het reeëngewei al vergaan”, vertelt hij telefonisch vanuit Zwitserland.

Reeëngeweien gevonden in Brunnifirn. Beeld James H. Barrett
Reeëngeweien gevonden in Brunnifirn.Beeld James H. Barrett

Op het andere gewei en de twee stukjes hout (“Allebei ongeveer 10 centimeter groot”, aldus Cornelissen) lieten de archeologen koolstofdatering doen. Van het resultaat viel, in de woorden van Cornelissen, “hun mond wijd open”. Het materiaal was achtduizend jaar oud – bijna drieduizend jaar ouder dan ijsmummie Ötzi.

Rond de rotsrichel in het ijs bleek een kristalwerkplaats uit het midden van de steentijd te liggen. Bergkristal uit een ader in de rotsen werd ter plekke tot schrapers, mesjes en pijlpunten gehouwen, vertelt Cornelissen. “Doorzichtige, kristallen pijlpunten. Ontzettend bijzonder om te zien. En heel esthetisch.”

Pijlpunt van bergkristal. Beeld Valentin Luthiger / Institut “Kulturen der Alpen”
Pijlpunt van bergkristal.Beeld Valentin Luthiger / Institut “Kulturen der Alpen”

Bergkristal is een ongebruikelijk materiaal voor stenen gereedschappen, en het ligt voor de hand te denken dat objecten een bijzondere, symbolische betekenis hadden, maar volgens Cornelissen is daarvoor geen bewijs. “Het is makkelijk je voor te stellen dat de mensen gefascineerd waren door het materiaal, maar het lijkt een praktische keuze: in de Centrale Alpen is geen vuursteen om gereedschap van te maken.”

Andenmatten en Cornelissen zijn niet alleen. Verspreid over de Alpen werden de laatste jaren onder meer hout met prehistorische inscripties, Romeinse schoennagels, overblijfselen van erts- en kristalmijnen en textiel uit ongeveer iedere denkbare periode gevonden. In het Noorse Jotunheimen vonden archeologen van de provincie Innlandet onder meer een driebladige ijzeren pijlpunt uit de Vikingtijd. (“De laatste persoon die deze pijlpunt heeft aangeraakt, was een Viking”, schreven de onderzoekers op hun weblog.)

Pijlpunt uit Vikingtijd. Beeld secretsoftheice.com
Pijlpunt uit Vikingtijd.Beeld secretsoftheice.com

Het smeltende ijs geeft ook meer recente voorwerpen prijs: rond de Ortler (3.905 meter) in Noord-Italië worden geregeld scherpe granaten uit de Eerste Wereldoorlog gevonden en de gletsjers in het gebied liggen bezaaid met roestige gespen van munitietassen uit dezelfde periode. Op de Konkordiaplatz in Zwitserland, aan de voet van Alpenreuzen Eiger, Mönch en Jungfrau, vond een berggids afgelopen zomer de resten van een in 1968 verongelukt vliegtuigje. Recentelijk, maar toch al vergeten: het duurde een paar dagen tot de Zwitserse autoriteiten hadden achterhaald welk vliegtuig de gids gevonden had.

Op een gletsjer in de Canadese provincie Yukon werd eind deze zomer de fotocamera gevonden van bergbeklimmer en ontdekkingsreiziger Bradford Washburn (1910-2007). Het toestel was in 1937 achtergelaten op het ijs. Archeologen van Parks Canada onderzoeken op dit moment of het mogelijk is foto’s uit de camera te ontwikkelen. Als dat lukt, zouden die historische opnames van gletsjers zelf ook een rol kunnen spelen bij gletsjeronderzoek.

Waar het ijs niet stroomt

Doordat gletsjers stromen als trage ijsrivieren, is de leeftijd van archeologische vondsten in het ijs op de meeste plaatsen beperkt, legt Romain Andenmatten uit. “Op bewegende gletsjers vind je hooguit objecten vanaf de late middeleeuwen. Ouder materiaal is in de loop der tijd door de gletsjer richting het dal getransporteerd en daar vrijgekomen.”

Dat toch oudere vondsten worden gedaan, komt doordat er plaatsen zijn waar het ijs door geografische omstandigheden niet stroomt, zoals bergpassen en bekkens omgeven door bergwanden. Steentijdjager Ötzi werd gevonden in een paar meter diepe rotsgeul op het Tisenjoch, waar het ijs duizenden jaren over de begraven mummie kon schuiven zonder het lichaam te verplaatsen.

Archeologen zijn in het hooggebergte vaak afhankelijk van toevallige vondsten en meldingen van voorbijgangers zoals Erika en Helmut Simon en de toerskiër die de resten van de kristalwerkplaats op het Brunnifirn vond. Om mensen te helpen bij meldingen, en om meldingen makkelijker te verwerken, ontwikkelde de archeologische dienst in Wallis vorig jaar een app: IceWatcher. Met de app stuur je foto’s van een mogelijke archeologische vondst (liefst met daarbij een Zwitsers zakmes voor de schaal, suggereren de makers) voorzien van gps-coördinaten rechtstreeks naar het bureau van de archeologische dienst, waar het materiaal wordt beoordeeld.

App voor meldingen

“We vonden dat we meer ogen in de bergen nodig hadden. Er komt nu kwetsbaar materiaal tevoorschijn en we kunnen niet bij iedere gletsjer een archeoloog neerzetten”, zegt Andenmatten. “Tegelijkertijd leidt zo’n app ook tot bewustwording. Mensen denken beter na over wat ze onderweg kunnen tegenkomen, en als ze iets vinden, gaan ze er beter mee om. In het verleden kwam het voor dat voorbijgangers objecten aanraakten, verplaatsten of zelfs meenamen.”

Afgelopen zomer kwamen via de app dertig meldingen van zes afzonderlijke vindplaatsen binnen, tegenover zes meldingen via reguliere kanalen. Andenmatten noemt een aantal routes en passen in de Zwitserse Alpen die bekend zijn uit historische bronnen, waar archeologische vondsten zijn gedaan en die tegenwoordig nog steeds populair zijn onder bergsporters: “De Theodulpas bij Zermatt, de Grote Sint-Bernhardpas, of richting het Berner Oberland het Schnidejoch en de Lötschenpas. Dat zijn plaatsen waar je meldingen verwacht. We hebben een tekst uit de 4de eeuw die beschrijft hoe Alpenbewoners op zulke passages houten palen gebruikten om de routes te markeren.

“Tegelijk moet je voor ogen houden dat in er in het verleden meer met ijs bedekte passages waren dan nu. In tegenstelling tot wat je zou denken is een route vaak makkelijker te begaan zolang er hoog in de passen ijs ligt.”

Doordat toeval een betrekkelijk grote rol speelt bij gletsjervondsten, bestaat het risico dat gletsjerarcheologie uiteindelijk ‘postzegel verzamelen’ wordt – het opgraven van op zichzelf interessante spulletjes zonder aandacht voor de bredere historische of geografische context. Andenmatten bevestigt dat mogelijke probleem: “Maar objecten die je vindt en de locatie waar je ze vindt, zeggen bijvoorbeeld al iets over historische handelsroutes.”

Zijn collega Cornelissen voegt nog toe dat gletsjervondsten niet op zichzelf staan. “Je vergelijkt het natuurlijk met wat verderop in de dalen wordt gevonden. En uiteindelijk geldt: hoe meer postzegels je hebt verzameld, hoe beter je zicht op de betekenis. Iedere vindplaats levert extra puzzelstukjes die je kunt vergelijken en samenvoegen tot een groter plaatje.”

Gletsjervondsten

Schnidi

Rond het Schnidejoch (2.756 meter), ongeveer 15 kilometer ten noorden van het Zwitserse stadje Sion, zijn sinds 2003 bijna driehonderd objecten gevonden. Een deel van de spullen, waaronder een berkenbast pijlkoker, een boog, pijlpunten en –schachten, een geitenhuid broek en leren schoenen, lijkt van één persoon te zijn, waardoor onderzoekers vermoeden dat ergens rond het Schnidejoch mogelijk een ‘tweede Ötzi’ is omgekomen. Hoewel de ijsmummie op dit moment volstrekt theoretisch is, kreeg hij wel alvast een naam: Schnidi.

Maria

Op de voormalige frontlijn in de Italiaanse Alpen komen geregeld resten uit de Eerste Wereldoorlog uit het ijs – wapens, munitie, verschansingen en gemummificeerde lichamen van soldaten. In 2014 vonden onderzoekers boven het dorpje Peio een goed geconserveerde, bijna honderd jaar oude liefdesbrief van een Oostenrijkse soldaat aan een meisje dat ‘Maria’ heette. De nooit verzonden brief werd voor onderzoek naar een laboratorium in Trento gebracht. In afwachting van de vondst van eventuele nabestaanden van ‘Maria’ is de inhoud niet geopenbaard.

Ski

In het Reinheimen Nasjonalpark, halverwege Bergen en Trondheim, vonden Noorse Archeologen in 2014 goed bewaarde resten van een houten ski met binding uit de pre-Vikingtijd. Sindsdien is het ijsveld waar de ski lag nauwlettend in de gaten gehouden. Na de dooiperiode in de zomer van 2021 vonden twee onderzoekers de bijbehorende tweede ski, op ongeveer 5 meter van de eerste vindplaats. De twee vondsten vormen samen het best geconserveerde paar prehistorische ski’s ter wereld.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234