InterviewWilmar Schaufeli
Arbeidspsycholoog: ‘Zo’n 15 procent van de werkende bevolking is verslaafd aan werken’
Toch nog even stiekem de werkmail gecheckt in je tentje of je hotelkamer? Pas maar op. Je kunt verslaafd zijn aan roken, drinken, seks of gokken. En ook aan werk, weet Wilmar Schaufeli, emeritus hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie (KU Leuven/Universiteit Utrecht).
U bent zelf sinds een jaar met pensioen. Bevalt dat?
“Nou ja, ik heb nog een adviespraktijk, ik begeleid promovendi, ik heb net een boek geschreven. Meer in mijn eigen tempo. Maar ik heb altijd hard gewerkt, ja. Meer uren dan er voor staan. Anders kom je niet zover als wetenschapper. Onderzoek, lezen, je doet veel in je eigen tijd.”
Een interessante omgeving voor iemand die werkverslaving onderzoekt.
“Werkdruk is inderdaad een toenemend probleem bij universiteiten. Maar niet iedereen die hard werkt, of hard moet werken, is werkverslaafd. Er zijn allerlei redenen om hard te werken: je carrière, je hypotheek, alimentatie, een extra vakantie. Of omdat je het zo leuk vindt.”
Waar eindigt het werkenthousiasme en begint de dwang?
“Als je echt niet anders kunt. Als je je schuldig voelt, of overbodig en gespannen, als je niet hard werkt. De ‘remedie’ is dan om weer aan het werk te gaan, want dan voel je je weer beter. Een gevaarlijke cyclus, die kan leiden tot een burn-out. Dat soort gedrag heeft duidelijk te maken met hoe je als persoon in elkaar zit. Ze kenmerken zich vaak door eigenschappen als perfectionisme, faalangst, het altijd goed willen doen voor anderen. Je baas, je collega’s, je klanten. Bevlogen werkers stoppen als de lol eraf is, workaholics als ze vinden dat ze genoeg hebben gedaan als het werk af is. En dat is nooit zo.
Met al dat thuiswerken van de afgelopen anderhalf jaar wordt het onderscheid tussen werk en privé vager. Is dat extra riskant?
“Dat hebben we niet onderzocht, maar ik kan het me wel voorstellen. In een werkomgeving waar anderen grenzen stellen, kun je dat zelf ook makkelijker doen. Thuiswerken kan je nog meer verleiden altijd en overal te werken, en in die zin een werkverslaving voeden. Dat geldt trouwens ook voor een organisatiecultuur waarin overwerken de norm is.”
Hoe vaak komt werkverslaving voor?
“Op grond van criteria die wij hanteren bij ongeveer 15 procent van de beroepsbevolking: zij scoren bovengemiddeld op zowel excessief als op dwangmatig hard werken. Maar neem het een beetje met een korrel zout, want er zijn geen heel duidelijke, objectieve criteria zoals bij burn-outs. Afhankelijk van waar je de lat legt, kan het ook 5 procent zijn, of 20. Hoe dan ook gaat het over redelijk veel mensen, zowel mannen als vrouwen.”
En hoe kick je af?
“Je moet echt gemotiveerd zijn te minderen, en daar gaat het vaak al fout. Mensen zelf hebben er vaak niet zo veel last van, tot ze echt een burn-out krijgen. Het zijn vooral hun partners en kinderen die eronder lijden. Dat is ook de reden dat mensen hulp zoeken: omdat hun partner het zat is.
“Als ze wel echt zelf stappen willen zetten, kun je denken aan maatregelen in de sfeer van begrenzing: twee avonden per week werken, de andere avonden niet. En werkverslaafden hebben vaak geen hobby’s of sociale contacten. Je kunt dus kijken wat ze leuk en interessant vinden. Een uurtje op de racefiets, schilderen. Het ligt allemaal erg voor de hand, maar je moet het wel willen.”