De vragen van ProustAnn Wauters
Ann Wauters: ‘Wat liefde met je doet is het mooiste wat er bestaat. Waarom zou je dat in hokjes proberen te duwen?’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Tweeëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: basketballegende Ann Wauters (42). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Ik voel mij 38, maar ben 42. (lacht) Leeftijd is zeker in de sportwereld iets heel tastbaars en confronterends. Plots komen er in je team speelsters die 10 jaar jonger zijn en dat is al even schrikken. Maar dan komen er speelsters die 15 of 20 jaar jonger zijn. Dan denk je: wat? Die is geboren in 2000, huh? Toen ik begin 30 was, begon ik al vragen te krijgen van journalisten wanneer ik met sportpensioen zou gaan. Je wordt er constant aan herinnerd hoe oud je wel al bent.
“Als grote speelster was snelheid mijn troef. Ik was niet heel sterk, maar compenseerde dat met mijn beweeglijkheid. Rond mijn 37ste voelde ik dat ik die snelheid begon te verliezen. Ook mijn sprongkracht ging pijlsnel naar beneden. Wat vroeger zo makkelijk was, lukte plots niet meer. Tegelijk vind ik het een voorrecht om ouder te worden. Maar toch, dat getal 40... 30 vind ik nog altijd beter klinken.” (lacht)
2. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“De Olympische Spelen waren het summum om te bereiken met de Belgische ploeg. Ik wilde daar zo graag deel van uitmaken en heb dan ook alles op alles gezet. En daardoor ben ik lichamelijk heel diep gegaan. De schade was er sowieso al, maar die twee extra jaren hebben zeker geen deugd gedaan. Het probleem zit vooral in mijn knieën. Mijn kraakbeen is weg en dat voelt heel stram aan. Als ik te lang zit heb ik pijn, als ik te lang sta heb ik pijn, dus ik moet eigenlijk constant in beweging blijven.
“Er wordt heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht om kraakbeen op een kunstmatige manier te kweken, maar zo simpel blijkt het niet. Kraakbeen schijnt toch een heel specifieke structuur te hebben. Er zijn wel middelen om in te spuiten, maar dat is geen permanente oplossing. Wat maakt dat ik niet meer op een harde ondergrond kan lopen. Ik heb altijd graag gelopen, ik voelde mij daar goed bij, en nu kan dat niet meer. Dat vind ik echt jammer, maar in de plaats ga ik nu fietsen en doe ik work-outs. Een deur gaat dicht, een andere gaat open.
“Aan je lichaam werken geeft iets stimulerends. Je moet niet denken dat ik daar elke dag met plezier aan begin, maar ik weet hoe goed ik me daarna voel. Ik zal mijn hele leven blijven trainen, op een andere manier weliswaar. Ik zal niet meer de limieten opzoeken zoals ik vroeger deed, maar daar heb ik vrede mee. En waarschijnlijk zullen de grenzen blijven verlagen naarmate ik ouder word, maar dat is ook oké.”
3. Hoe was uw kindertijd?
“Ik was heel snel heel groot en vond dat niet leuk. Ik werd dikwijls aangesproken als een jongen. Maar door te leren basketten kreeg ik zelfvertrouwen en werd mijn lengte een voordeel. Ik ben echt opengebloeid door het basketbal. Ik kon me daar volledig in uitleven, want eigenlijk was ik wel een actief kind. Buiten het veld misschien een verlegen meisje, maar op het veld kon ik heel vurig zijn.
“Onze ouders gaven ons vaak de typisch Vlaamse raad mee: ‘Doe maar normaal.’ Niet boven het maaiveld uitsteken. Maar ik stak er wel degelijk bovenuit. (lacht) En ik probeerde mezelf klein te maken, door mijn schouders naar voren te buigen. Op alle verslagen van het PMS (nu CLB, red.) stond: kromme houding. Ik wilde niets liever dan zijn zoals mijn vriendinnetjes.
“Als ik terugkijk op mijn jeugd kon ik altijd goed opschieten met iemand die veel extraverter was dan ik. Dat is mijn hele carrière zo gebleven. Van nature ben ik niet sociaal. Alleen zijn brengt me veel rust. Ik denk dat ik altijd, onbewust, op zoek ben gegaan naar mensen aan wie ik mijn wagonnetje kon aanhaken. Ook in mijn relatie, ja.” (lacht)
4. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik ben een doorzetter. Als ik iets wil, dan ga ik ervoor. Dan is er niet veel wat me kan tegenhouden. Ik vind wel een manier om mijn doel te bereiken. Ik ben ook een positieve denker, zonder naïef te zijn.”
5. Is het leven voor u een cadeau?
“Ik geef toe dat ik al veel geluk heb gehad. Mijn ma zegt dikwijls: ‘Ons Anneke, dat is een zondagskind, dat is een geluksvogel.’ Aan de ene kant is dat letterlijk waar, want ik ben op een zondag geboren (lacht), en ook figuurlijk lacht het leven mij toe. Aan de andere kant heb ik er hard voor gewerkt. Zelf kansen gecreëerd en gegrepen. Het gaat niet allemaal vanzelf. Dat zeker en vast niet.”
BIO
• geboren op 12 oktober 1980 in Sint-Niklaas • voormalig wereldtopper in het basketbal, speelde o.a. bij Valenciennes, Cleveland, CSKA Samara, Jekaterinenburg, Samsung Seoul, Valencia, Galatasaray en Los Angeles • won tien keer een nationaal kampioenschap, vijfmaal Europees speelster van het jaar • haalde met de Belgian Cats brons op het EK 2017 en de halve finales op het WK 2018
6. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?
“Toen ik gedraft werd om in Cleveland te gaan spelen in de WNBA (Women’s National Basketball Association, red.). In de VS kies je zelf je ploeg niet, je moet gekozen worden. En het zotte was dat ik als 19-jarige Belg als eerste uitgekozen werd. Dat was een harde periode, om verschillende redenen. Ik voelde me niet welkom bij mijn medespeelsters. Omdat ze het gevoel hadden dat ik iemands plaats kwam innemen. Dat kwam heel confronterend over, tot dan toe had ik nooit dat gevoel gehad. Ik was altijd deel van een ploeg geweest, vrij familiaal, ieder had zijn rol. En daar moest je knokken voor je plaats. Ik was wel heel competitief van aard, maar dat was een soort competitiviteit die ik nog nooit had meegemaakt.
“Het werd daar ook heel fysiek. De sterkte van mijn lichaam was dus ook een punt waaraan ik moest werken. Dat was hard in het begin, ook mentaal, beseffen dat je helemaal niet de beste bent, dat je nog veel te leren hebt. Ik kreeg ook minder speelminuten dan ik gewoon was.
“Ik heb mij daar toen heel eenzaam gevoeld. Ik was daar alleen, ver weg van België, mijn vertrouwde omgeving. Er waren andere gewoontes binnen een ploeg. In Europa doe je alles samen als je op verplaatsing gaat. Samen opstaan, ontbijten, trainen, lunchen, rusten en ’s avonds de wedstrijd spelen en iedereen keert samen terug. In de VS krijg je zakgeld, ze vertellen je hoe laat de bus komt de dag nadien en voor de rest moet je je plan trekken. Ik herinner me nog dat ik daar moederziel alleen in New York stond, de hele tijd naar boven te kijken. Oh my god, hoe heb ik dat gedaan? Ik heb vaak gehuild.”
7. Wat drijft u?
“Dan kom ik bij het woord passie. Ik heb in een ver verleden Latijn gestudeerd en ‘passio’ betekent lijden. Ik kan mij daar wel in vinden. Omdat dat voor mij echt zo was. Ik moest lijden om beter te worden. Afzien om iets te bereiken. Afzien, ik kan daarvan genieten. Telkens de lat een beetje hoger leggen, dat hoort er voor mij bij.
“Die passie is wel geëvolueerd. In de beginjaren in Cleveland moest ik afzien om zelf sterker en beter te worden. Maar hoe langer ik in de basketbalwereld vertoefde, hoe leuker ik het vond om als een team samen dingen te bereiken. Dat geeft zoveel voldoening, daar zit zoveel waarde in. Ik heb daar ook veel uit geleerd dat me nu nog steeds verder helpt. Samenwerken, daar zit de grootste kracht in. Ik ben zo dankbaar dat ik een teamsport gedaan heb waarin je samen wint of faalt. Voor mij was dat nu op een basketveld, maar je kunt dat vertalen naar veel andere werelden.”
8. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?
“De aanwezigheid van onze kindjes. Een onverwachte knuffel van onze oudste dochter bijvoorbeeld kan mij echt ontroeren, omdat ik weet dat ze eigenlijk niet meer graag knuffelt. Dan denk ik: o, het gebeurt! (lacht) Of samen met onze jongste dochter Dree in de auto zitten en haar handje vasthouden. Zij heeft de gezelligste handjes ter wereld, zo zacht. Dan zingen we samen een liedje van Camille.
“Of vorige week, toen mijn vrouw en ik een avond weg waren geweest, en er op de trap een briefje lag van onze zoon Vince: ‘Kom je me nog een kusje geven, ik heb je gemist.’ Dat zijn van die gelukzalige momenten.
“Ik vind het fantastisch om terug te kijken op wat Lot en ik samen hebben opgebouwd. Het was zo belangrijk om haar aan mijn zijde te hebben in mijn professionele carrière. Maar de momenten die we nu samen hebben als gezin vind ik nog veel mooier. Zij geven nog veel meer waarde aan mijn leven.”
9. Hoe definieert u liefde?
“Ik denk dan toch altijd aan het woord ‘verbinding’. Je echt verbonden voelen met iemand, op verschillende niveaus. Emotioneel, fysiek. Het klinkt cliché, maar ik denk dat liefde ook wel thuiskomen is. Ik ervaar dat echt bij Lot, zij begrijpt mij zonder woorden. Als ik even een periode alleen ben, besef ik dat ik dat te vaak vanzelfsprekend vind. En dat is goed, want dan sta ik erbij stil wat een mooi leven we samen hebben opgebouwd.”
10. Wat vindt u erotisch?
“Ik kan mensen die dansen heel erotisch vinden. Misschien is dat een tikkeltje jaloezie, omdat ik dat gevoel voor ritme niet heb. Om te dansen moet je je goed voelen in je lichaam en je laten gaan. Misschien is het mijn innerlijke controlefreak die me tegenhoudt. Loslaten, daar moet ik nog aan werken. Maar ik kan dat wel heel sensueel vinden. Zowel bij mannen als bij vrouwen.
“Ik ben een redelijke laatbloeier. Pas op mijn 21ste had ik mijn eerste relatie met een vrouw. Misschien was ik daarvoor wel al een paar keer verliefd geweest op een vrouw en wilde ik er niet aan toegeven. Of besefte ik het niet volledig. Ik leefde wel in een omgeving waar het kon. Voor hetzelfde geld was ik opgegroeid in Turkije of Rusland en was ik nu met een man samen. Voor de rest heb ik er zelf niet echt mee geworsteld, waarschijnlijk omdat het in mijn omgeving vrij normaal was. Door te basketten stond ik op dat moment ook al wat steviger in mijn schoenen. Waardoor ik dacht: als ik nu op een vrouw val, who cares?
“Ik ben er trouwens van overtuigd dat je op een persoon valt en dat liefde niet uitsluitend met gender te maken heeft. Wat liefde met je doet, fysiek, emotioneel, sociaal, is het mooiste wat er bestaat. Waarom zou je dat in hokjes proberen te duwen? Ik ga daar niet mee akkoord.”
11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Tijdens de film Close (van Lukas Dhont, red.) heb ik onafgebroken gehuild. De jungle van de school, ik was dat vergeten. Hoe je als kind je weg daar doorheen moet banen. Je moet al stevig in je schoenen staan, terwijl je eigenlijk je pad nog moet zoeken. Die vraag van de meisjes in de film (of de twee vrienden homo zijn, red.) heeft enorme gevolgen, terwijl het maar een vraag is. Stel je dan voor hoe kinderen zich voelen die zwaar gepest worden. Met al die druk omgaan, hoe moeilijk is dat niet voor kinderen. Laten we toch allemaal een beetje verdraagzamer zijn.”
12. Wat is uw zwakte?
(zucht) “Zwakte. Als je een doorzetter bent, heb je ook een eigenzinnig kantje. Je ding willen doen. Is dat een zwakte of een sterkte? Moeilijk, want het is niet altijd leuk voor je omgeving.
“Tijdens mijn zwangerschap bijvoorbeeld mocht ik geen basketbal spelen, maar ik ben wel heel snel teruggekeerd. Op 1 juni ben ik bevallen en op 1 september ben ik met de ploeg naar Spanje vertrokken, dus na drie maanden, dat was wel kort. Voor mijn omgeving was dat niet plezant. Ik zat daar, Lot zat hier met onze twee baby’s, want we waren samen zwanger geweest.
“Ik herinner mij ook momenten dat ze allebei aan het huilen waren en ik toch ging trainen. Of dat ik bijna zelf begon te wenen terwijl ik hier beneden in de fitness zat en Lot kwam supporteren: ‘Komaan, doe verder, het zal lukken’. Er was zeker een wisselwerking, maar van de kant van Lot toch ook een grote opoffering. Hoeveel feesten heb ik bijvoorbeeld niet gemist omdat de ploeg op mij rekende. Als je nooit in teamverband hebt gespeeld, valt dat misschien moeilijk te begrijpen.”
13. Waar hebt u spijt van?
“Waar ik het meest spijt van heb, is dat ik de geboorte van Dree heb gemist. Door een match. Dat zat fout, dat besef ik heel hard. Mijn plaats was toen niet bij mijn team, maar hier, bij mijn gezin. Vooral omdat Lot zich op het einde van de zwangerschap echt niet goed voelde, en er alleen voor stond met twee kleine kinderen. Dat heb ik op dat moment fout ingeschat. Het was te optimistisch om voluit te mikken op de uitgerekende datum, maar het valt niet terug te draaien.
“Ik heb de bevalling gevolgd via Skype, verschrikkelijk. Dan natuurlijk het eerste vliegtuig vanuit Rusland naar huis genomen, en haar daarna met veel liefde in mijn armen gesloten, maar dat is niet hetzelfde. Alle mama’s en papa’s ter wereld weten hoe uniek dat moment van de geboorte is. Er zijn maar een paar van die momenten in je leven. Om dat dan te missen... Ja, daar heb ik heel veel spijt van.”
14. Bent u ooit door het lint gegaan?
“Ik was vroeger wel een vurige. Vooral met onrechtvaardigheid kon ik niet om. Wanneer de arbiter floot en ik was het er niet mee eens, kon ik echt door het lint gaan. Ik riep, ik werd kwaad, heb eens een reclamebord kapotgeschopt en ben zelfs eens van het veld gestuurd omdat ik mijn mond niet kon houden. Ik heb mij echt moeten leren beheersen.
“Nu, dat was vooral op het basketveld. Maar privé, als mama van twee jonge peuters, is het ook een paar keer voorgevallen. Ik herinner mij de details niet meer, maar ik weet nog dat mijn zus haar trein moest halen. Vince wou niet luisteren en stak allerlei deugnieterij uit in de auto en toen heb ik zijn speelgoed uit het raam gegooid. Als iemand dat moment had gefilmd, zou je denken dat ik zot was. Zo’n moment waarop je de controle verliest over jezelf, dat is verschrikkelijk. Nadien was ik daar echt niet goed van.”
15. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“In de lagere school was mijn grote held MacGyver. Of ik daar een poster van had, weet ik niet meer, maar ik had wel zijn zakmes. Die serie was op zondagmorgen. Ik ging dan naar buiten en speelde alles na in mijn fantasie.
“Vanaf het middelbaar had ik wel posters van de NBA en vooral van Michael Jordan. Ik had ook een videocassette gekregen met highlights uit zijn carrière. Ik probeerde hem dan precies na te doen, maar begreep niet hoe je zo hoog kon springen.” (lacht)
16. Wat is uw vroegste herinnering?
“Dat ik in het eerste kleuterklasje samen met de jongens in waterplassen stond te springen en op straf vloog. Daar was ik niet goed van.”
17. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Ik ben katholiek opgevoed en vind dat er in het katholicisme veel belangrijke waarden zitten, die gelden voor iedereen. Dat merk je als je in het buitenland speelt en in contact komt met andere culturen. Die waarden zijn overal dezelfde. Religie zou dus iedereen moeten verbinden, maar verbindt blijkbaar enkel binnen de eigen religie. Dat is zo jammer.
“Toen ik twintig jaar geleden in Cleveland speelde, werd er gebeden voor elke match. Later evolueerde dat naar ‘Let’s take a moment of silence to give thanks’. Gewoon even je ogen dichtdoen en dankbaar zijn voor de kansen die je krijgt. Voor mij is dat niet echt religieus, maar het heeft wel iets verbindends. Net zoals je heel klein voelen in de natuur, in de bergen bijvoorbeeld, voor mij ook iets verbindends heeft.”
18. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“Kom hier dat ik u kus en Vele hemels boven de zevende van Griet Op de Beeck. Ik heb die twee boeken gelezen in de periode dat er iemand in onze vriendenkring uit het leven is gestapt. Ik heb ze echt verslonden, terwijl ik geen grote lezer ben. Normaal gezien spring ik liever op mijn fiets en luister ik naar podcasts. Ik vind het heel moeilijk om stil te zitten in een zetel met alleen maar een boek, maar op dat moment gaven ze mij troost.”
19. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?
(lacht) “Dat zullen de Seychellen geweest zijn, omdat ik daar Lot ten huwelijk heb gevraagd.”
20. Hoe zou u willen sterven?
“Sinds corona ben ik meer gaan nadenken over hoe op een goede manier oud te worden. En je hebt al door dat ik actief ben, als dat me wordt afgenomen, weet ik niet of ik nog gelukkig zou kunnen zijn. Dus denk ik: laat me kwalitatief leven en niet té lang, zodat ik nog autonoom dingen kan doen. Plaats mij alsjeblieft nooit in een rusthuis. Daar zitten wachten op de dood? Dat hoeft niet voor mij. Laat mij maar een berg opfietsen en op de top een hartaanval krijgen. Maar dat is voor de omgeving niet het beste scenario. Ik vind het een moeilijke kwestie.”
21. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Ik ben iemand die graag eet. Als sporter moet je wel wat op je voeding letten, maar toch heb ik mezelf nooit veel ontzegd. Ik heb gedronken, maar nooit veel. Ik hou van chocolade, dus at ik elke dag een stukje. Alles met mate.
“Maar nu het laatste avondmaal. Als voorgerecht de kaaskroketten van mijn ma en de garnaalkroketten van mijn schoonma. En daarna mijn lievelingsgerecht: een verse pasta met kerstomaatjes, mozzarella, pesto en pijnboompitjes. En als dessert een chocomousse. Dan ben ik perfect gelukkig. Mijn vrouw kan zo lekker koken dat ik altijd zeg: waarom moeten wij nog op restaurant?” (lacht)
22. Welke droom hebt u nog?
“Een droom, ik zeg dit dikwijls in mijn keynotes, blijft meestal maar een droom als je er geen doelstelling van maakt. Je moet een droom hebben, er een doel van maken, dan kun je een plan maken en ernaartoe werken.
“Wat mij aanspreekt is ooit een bedrijf leiden. Verantwoordelijkheid nemen, dingen in beweging zetten, mensen doen samenwerken, met druk omgaan, dat lijkt me echt boeiend. Welk soort bedrijf weet ik niet. Ik ben daar nu nog helemaal niet mee bezig.
“Een bedrijf dat kraakbeen aanmaakt? (lacht) Ja! We gaan rijk en succesvol worden. De vergrijzing. Al die mensen met kapotte knieën die we gaan kunnen helpen. Boem! Het businessplan is er.” (lacht)