InterviewNikki Sterkenburg
‘Alt-right ziet zichzelf als de voorhoede van de nieuwe samenleving. Ze bereidden zich voor op een burgeroorlog’
Ook in 2022 nam de dreiging van extreemrechts toe. In ons land stierf Yannick V. toen de politie zijn wapenarsenaal ontmantelde, in Duitsland werd een staatsgreep verijdeld, in Frankrijk schoot een oude man op alles wat bewoog. De Nederlandse Nikki Sterkenburg (38) trok vijf jaar op met radicaal- en extreemrechts en schreef daar een indringend boek én een doctoraatsverhandeling over, Maar dat mag je niet zeggen. Intussen is ze journalist en onderzoeker af, en dat zal wellicht zo blijven: ‘Ik zou het niet meer opnieuw doen.’
Tegenwoordig werkt Nikki Sterkenburg in een van de hoge torens van de Nederlandse overheid in Den Haag. Daar is ze plaatsvervangend hoofd analyse voor de nationale veiligheid van de NCTV, zeg maar het Nederlandse OCAD, de overheidsinstelling die de dreiging van het terrorisme en extremisme monitort. Ze kijkt, als manager van een team van veertig medewerkers, toe op zowat alles wat de rust in Nederland kan verstoren, behalve extreemrechts. Daar wil ze niets meer mee te maken hebben, dat heeft ze duidelijk aangegeven toen ze haar werk in de journalistiek en de academische wereld opgaf. Het heeft een jaar geduurd, zegt ze, voor ze zich weer normaal voelde. Het enige dat haar nog met de journalistiek bindt, zijn artikelen in het vrouwenblad Linda. ‘Ik schrijf over niets bijzonders, vrouwenonderwerpen, gewoon om mezelf ervan te vergewissen dat de wereld ook nog leuk en goed is.’
Laten we terugkeren naar het begin. U had net voor Elsevier Weekblad de polderjihad in kaart gebracht, toen u besloot over radicaal- en extreemrechts in Nederland te gaan schrijven. Was het een logische stap?
Nikki Sterkenburg: “In 2015 kwam het voor mij samen: het waren de hoogtijdagen van Islamitische Staat (IS), maar ik zei tegen mijn omgeving: ‘Ik ga iets met extreemrechts doen.’ Iedereen verklaarde me voor gek: dat hadden we toch niet? Maar ik was al in 2014 bij een demonstratie drie neonazi’s tegengekomen die zich heel normaal kleedden, heel welbespraakt waren en een aangepaste boodschap uitdroegen: ‘Dat praat makkelijker.’ In 2015 kwam daar de vluchtelingencrisis bovenop, en heel wat Syriërs dreigden naar ons te komen: op lokaal niveau rees daar veel verzet tegen. Mij viel op dat mensen plotseling zij aan zij met extreemrechts stonden te demonstreren. Dat was nieuw. Normaal gesproken viel het plat als extreemrechts zich met een demonstratie ging bemoeien, nu maakte het niet meer uit. Toen dacht ik: dit land is veranderd, daar doe ik iets mee.
“Alleen, ik kwam er snel achter dat er bijna geen recent wetenschappelijk onderzoek naar extreemrechts bestond, terwijl je bibliotheekkasten vol hebt over jihadisme. Ik besloot er zelf iets aan te doen. Ik bleef bij Elsevier werken, maar ik werd ook buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden: ik schreef mijn promotieverhandeling op mijn eigen kosten in mijn vrije tijd.”
U weigert in uw onderzoek het onderscheid te maken tussen radicaal- en extreemrechts. Waarom?
Sterkenburg: “Mijn onderzoek gaat over buitenparlementaire activisten, niet over politieke partijen. Waar leg je de grens tussen radicaal en extreem? Veel wetenschappers zeggen: radicaal is binnen de wet, extreem erbuiten. Radicaal-rechts gebruikt zogezegd geen geweld en erkent de democratische rechtsstaat, extreemrechts gebruikt wel geweld en wil de rechtsstaat omverwerpen. Maar met de jihadi’s had ik meegemaakt hoe ze makkelijk naar het buitenland reisden en daar snel tot geweld overgingen. Dus: of je geweld gebruikt of niet, zegt vaak meer over de omstandigheden waarin je verkeert dan hoe je erin zit. Dat gold ook voor mijn geïnterviewden, die geweld niet noodzakelijk veroordelen of er niet voor terugdeinzen mensen met een migratieachtergrond minder rechten toe te kennen. Vandaar dat ik het als één term gebruik: radicaal- én extreemrechts. In het Engels hebben ze de mooiste term: far-right extremism.”
Een eerste vaststelling in Maar dat mag je niet zeggen: extreemrechts zijn niet die kale koppen met hun veelkleurige tattoos en legerkistjes. Het is divers.
Sterkenburg: “Het is een dwarsdoorsnede van de samenleving qua opleidingsniveau, achtergrond en werk. Dat verbaasde me niet. Maar ik kende die mensen niet. Mijn beproefde journalistieke methode was: jas aan, tas mee en we gaan erop af.”
U ging met open vizier, niet undercover?
Sterkenburg: “Als journalist heb ik één keer undercover een begrafenis van een Hells Angel bijgewoond, dat heeft achteraf heel wat gedoe opgeleverd. Je komt beter door de voordeur naar binnen, dan weet iedereen wat je komt doen.
“Een regel in de journalistiek luidt: je gaat pas undercover als het echt niet anders kan. Nou, dit kon heel makkelijk: een lange adem en veel koppen koffie volstaan. Je hoeft niet te infiltreren om extreme standpunten te horen.
“Die mensen hadden geen goede ervaringen met een passerende journalist die langs zijn neus weg naar extreme opmerkingen vroeg. Maar iemand die langskwam en informeerde naar hoe het zo was gekomen en of ze er altijd zo over hadden gedacht, dat hadden ze nog niet meegemaakt. Dat vonden ze wel leuk.”
Wist u van tevoren dat de hoe-vraag belangrijker was dan de waarom-vraag?
Sterkenburg: “Dat ben ik gaandeweg te weten gekomen. Maar het sluit wel aan bij wat John Horgan (Ierse professor psychologie, red.) over zijn interviews met IRA-terroristen schrijft. Als je vraagt waarom mensen bij extreemrechts aansluiten, verwijzen ze naar een website. Als je vraagt hoe dat is gegaan, vertellen ze hun leven.”
Waren het lange gesprekken?
Sterkenburg: “Bijna iedereen heb ik verscheidene keren gesproken. Ik ging eerst koffiedrinken en mezelf voorstellen, en dat eerste gesprek nam ik meestal ook niet op. Met de meesten heb ik over de jaren heen contact gehouden, sommigen vonden het leuk om mee te denken en wilden ook een stukje lezen. Dat liet ik ze doen, vanuit het idee: als er gedoe van komt, komt het toch. Het gevolg was dat we over alles konden praten. Aan een jonge neonazi heb ik weleens gevraagd: ‘Jij kunt niet eens op tijd je bed uit. Hoezo zou nazi-Duitsland, met al die orde en tucht, iets voor jou zijn?’”
Wederzijds begrip tussen interviewer en geïnterviewde tref je zelden aan in boeken over extreemrechts.
Sterkenburg: “Ik kan hun meningen niet goedkeuren, maar bij een aantal snap ik wel hoe het is gekomen, met name bij de straatactivisten die een trauma hebben meegemaakt waarbij de dader een migratieachtergrond heeft. Ze zijn beschadigd en niet goed opgevangen. Die pijn zag ik, zonder dat ik goedkeurde dat ze een hele bevolkingsgroep negatieve eigenschappen toekenden. Ik snap ook wel dat mensen zich door de overheid in de steek gelaten voelen als ze jarenlang op een sociale huurwoning wachten en iedere keer zien dat erkende asielzoekers voorrang krijgen.”
Is boosheid op de overheid de noemer van extreemrechts straatactivisme?
Sterkenburg: “Boosheid én machteloosheid. Ze zitten vast, hoe hard ze ook hun best doen: het werk betaalt niet genoeg, ze kunnen niet verhuizen naar een andere buurt. Ze kunnen voor zichzelf geen beter leven opbouwen. Plus, voor veel mensen is de samenleving te ingewikkeld – wat ze ook ís. Het zijn de working poor én een laagje daarboven.”
Die categorie mensen is voor een deel te helpen, schrijft u. Een groot of een klein deel?
Sterkenburg: “We hebben in 2007 een pilootproject gehad, in Winschoten, met allerlei jongeren die dreigden zich bij extreemrechts aan te sluiten. Er is hen een alternatief sociaal netwerk aangereikt, en bijna allemaal hebben ze zich van het extremisme afgekeerd. (Denkt na) De helft zou je kunnen losweken, schat ik.”
Waarop baseert u zich dan?
Sterkenburg: “Een groot deel zit erin om het sociaal contact, een gevoel van zingeving, een netwerk, een manier om tegen de overheid te protesteren. Bij 80 procent van wie ik tegenkwam was de ideologie pas in een tweede fase gekomen. Alleen bij wat ik de ideologische zoekers noem, het intellectuele rechtsextremisme, ook bekend als alt-right, was het er van meet af aan.”d
OMVOLKING
Alt-right acht u het gevaarlijkst: dat zijn de wolven in maatpak.
Sterkenburg: “Ik ben mijn onderzoek begonnen met anti-islamdemonstraties. Daarna bezocht ik de kleine kern van neonazi’s en dacht ik even: is dit het nu? Tot ik bij het intellectuele rechtsextremisme uitkwam en zag wat hun invloed op het maatschappelijke debat is. Toen viel het kwartje ook bij mij: dit is de categorie mensen om wie we ons zorgen moeten maken, niet om de schreeuwers op straat.
“Het zijn de slimmere mensen met een langetermijnbagenda, die al behoorlijk succesvol zijn geweest in het agenderen van hun standpunten. Tegenwoordig gaat het publieke debat over omvolking. Dat de bevolking van samenstelling verandert door migratie, een teruglopend geboortecijfer en allerlei andere ontwikkelingen, is een demografisch gegeven. Dat daar een kwaadwillende elite achter zou zitten om het witte ras te verzwakken of onze cultuur te ondermijnen, is een complottheorie. Maar zelfs bij de Nederlandse omroep is het al over omvolking gegaan (in ‘Ongehoord Nederland’ met Vlaams Belang-kopman Filip Dewinter, in het voorjaar van 2022, red.). In 2019 vroegen we ons nog met zijn allen af wat Brenton Tarrant bedoelde met The Great Replacement als motief voor zijn aanslagen in Christchurch (aanslagen op twee moskeeën, waarbij 51 doden vielen, red.). Het idee van omvolking is mainstream geworden.”
De theorieën van alt-right vind je terug op Amerikaanse sites. Het verschil met soortgelijke Europese sites is dat ze niet zozeer anti-islam zijn, als wel white supremacist. Ze gaan uit van ‘de superioriteit van het blanke ras’.
Sterkenburg: “Nou, de nazi’s in Duitsland zeiden ook dat het witte ras superieur is. En La Nouvelle Droite in Frankrijk vindt ook dat elk ras zijn eigen staat hoort te hebben. Maar niemand in Nederland leest nog iets in het Frans, dus intellectuele rechts-extremisten gaan naar die Amerikaanse rassensites, ook omdat de rechts-extreme ideologie voor hun gevoel jarenlang te stereotiep was.
“Wat mij het meest opviel in het kennismakingsgesprek met de jongens van Erkenbrand, een Nederlandse club van intellectuele rechts-extremisten, was hun enórme zendingsdrang. Ze probeerden me echt in hun kamp te trekken. Uiteindelijk ging het ook over de rol van de vrouw: die moest meer kinderen krijgen, niet werken, niet economisch zelfstandig willen zijn. Ik liet het allemaal over mijn kant gaan, maar toen ging ik weg en ik betaalde de drankrekening. Dat vonden ze níét fijn: ik had hen aangetast in hun mannelijkheid, lieten ze me weten.”
Zijn vertegenwoordigers van alt-right yuppen?
Sterkenburg (knikt): “Jasje-dasje: hoogopgeleid, netjes gekleed, maatschappelijk succesvol.”
En de partij Forum voor Democratie is de voortzetting van wat daar leeft?
Sterkenburg: “Als je erop let, zie je de boodschap van intellectueel extreemrechts ineens op veel plekken terugkomen: in columns, op tv, in de Tweede Kamer. Ze framen het ook slim. Doorgaans wordt iets dat onbespreekbaar is, eerst als grapje gebracht: als je er niet om kunt lachen, heb je geen humor. Daarna, heet het, moeten we het er toch eens over hebben, anders ben je tegen de vrijheid van meningsuiting. En vervolgens moeten we ermee aan de slag.
“Alt-right interviewen is best moeilijk. Ze suggereren meer dan ze werkelijk zeggen. Wat bedoelen ze als ze zeggen: ‘Ik wil Nederland dominant blank houden’? Willen ze mensen verplicht laten steriliseren, deporteren, uitroeien? Je moet láng doorvragen om dat te weten te komen.
“Doorvragen gebeurt zelden in de media. Meestal zie je aardige mannen in nette pakken beschaafde verklaringen afleggen. En de conclusie is dan: ‘Dit zijn aardige jongens.’ Maar ik vond veel jihadisten ook heel aardig. En een aantal van hen heeft afschuwelijke dingen gedaan.”
Wat is het werkelijke antwoord op de vraag: ‘Hoe houden jullie Nederland dominant blank?’
Sterkenburg: “Nou, de meesten denken wel: door mensen te deporteren. Dat hoeft niet met treinen naar Auschwitz, maar personen met een migratieachtergrond – het maakt niet uit om de hoeveelste generatie het gaat – hebben geen bestaansrecht, vinden ze. Die moeten terug naar hun land: huizen inleveren en wég. Ik moet wel zeggen: zulke uitspraken heb ik nauwelijks in mijn boek opgenomen, net zomin als alle Holocaust-ontkenningen: ik wilde geen uithangbord voor hun ideeën zijn.”
Zij zullen het vast censuur noemen.
Sterkenburg: “Ze hangen continu het slachtoffer uit, alsof hun geluid niet wordt gehoord, terwijl de afgelopen jaren niets zo vaak aan bod is gekomen als hun verhaal. Het zijn eeuwige calimero’s. Daarom heet mijn boek ook: Maar dat mag je niet zeggen. Mijn eerste ingeving was ‘Dan ben ik maar een nazi’, maar dat stuitte op verzet bij mijn uitgever. ‘Niemand gaat met zo’n boek in de trein zitten’, zei hij. Goed punt (lacht).”
TROLLENLEGER
Wat u ook aanstipt: alt-right kan scherp luisteren.
Sterkenburg: “En mensen lezen.”
Ze peilen naar het diepste van je wezen en planten vervolgens het zaadje van de twijfel. Is dat de strategie?
Sterkenburg: “Ze zoeken gemeenschappelijke grond. Bij mij deden ze vaak een beroep op de veiligheid van mijn kinderen. Hun redenering was: verschillende bevolkingsgroepen kunnen niet met elkaar samenleven zonder dat er een burgeroorlog van komt. Kijk naar Afghanistan, Irak, de moslims en de hindoes in India: ‘Je wilt toch geen burgeroorlog voor je kinderen?’ Natuurlijk wil ik geen oorlog voor mijn kinderen. Maar daarom ben ik nog niet voor etnische zuiveringen of deportatie, wat zij logisch vinden.”
Konden ze u raken?
Sterkenburg: “Ik heb een periode gehad waarin ik veel interviews afnam en wat somber werd: alle geïnterviewden voorspelden een derde wereldoorlog of een burgeroorlog. Ik pleit ervoor om psychologische bijstand te geven voor dit soort onderzoek. Ook praktische bijstand, voor je veiligheid. Ik heb het allemaal alleen moeten doen.”
Bent u bang geweest?
Sterkenburg: “Ik ben niet bang geweest voor geïnterviewden. Ze lieten me erbij omdat ik een witte vrouw was die bij Elsevier werkte.”
En zwanger: goed tegen de omvolking.
Sterkenburg: “Toen ging de rode loper helemaal uit (lacht). Maar als ik Sylvana Simons (lid van de Tweede Kamer, red.) was geweest, een vrouw van kleur, of een onderzoeker met een Marokkaanse achtergrond, dan hadden ze vast heel anders gereageerd.
“Toen het boek uitkwam, heb ik veel anonieme dreigementen gekregen, terwijl vrijwel alle geïnterviewden prima konden leven met de uitkomsten van mijn onderzoek. De avond vóór ik promoveerde, sloeg Jürgen Conings op de vlucht en zat ik toevallig in Nieuwsuur op NPO 2. Dat heb ik geweten: de golven van haat kwamen en gingen, en dat blijven ze doen. (Zwijgt) Ik had vroeger al telefoons uit IS-gebied gekregen, ik ging ervan uit dat ik er wel tegen kon, maar ik heb het onderschat.”
Wat hebt u uit IS-gebied gekregen?
Sterkenburg: “Afbeeldingen van wapens, afkomstig van mensen die ik had geïnterviewd: ‘Deze is voor jou.’ Ze maakten niet duidelijk of het om het wapen, de kogel of de foto ging. Dus toen ik met extreemrechts begon, dacht ik: ik kan dit wel hebben. Maar de weerslag die het op je privéleven heeft, is niet gering: het is elke keer alsof er een baksteen door je ruit vliegt. Ik weet niet of ik nog mijn leven zal kunnen leiden zoals ik het hiervoor deed.”
Hoe bedoelt u?
Sterkenburg: “Ik was journalist, ik zat in talkshows, ik was op sociale media open over waar ik uithing. Dat doe ik allemaal niet meer. Ik heb nu ook beveiligingsmaatregelen rond mijn huis moeten nemen.
“Ik heb het afgelopen jaar vaak over mijn schouder moeten kijken en me schuldig gevoeld voor mijn gezin. Mijn kinderen hebben geen enkele stem gehad in dit proces: eerst waren ze nog niet geboren, later waren ze te jong om mee te beslissen. Maar de keuzes die ik heb gemaakt, verplichten ons wel anders te leven.”
Bent u getrold?
Sterkenburg: “Zelfverklaarde rechtse opiniemakers hebben trollenlegers op me afgestuurd, jazeker. Maar het is niet bij onlinedreigementen gebleven. En: het gaat niet over.
“Ik heb me teruggetrokken uit het publieke debat en het onderzoek naar extreemrechts. Ik werk nu voor de overheid. Het is een hartstikke fijne baan en ik doe graag wat ik nu doe, maar ik weet niet of ik mijn oude werk had kunnen blijven doen.
“Mensen beseffen niet hoezeer intimidaties je leven ontregelen. Hoe eenzaam het kan zijn. Laatst nam de Nederlandse Vereniging voor Journalisten stelling in tegen een filmpje van Forum voor Democratie waarin een journalist een rioolrat werd genoemd. Toen ik in de problemen kwam, heb ik niemand van hen gehoord. Ook vanuit de universiteit was er weinig bijstand, op een tweet van de rector en een belletje van de decaan na.
“Misschien viel ik, als journalist en onderzoeker, tussen wal en schip. Is dat de reden waarom ik weinig steun kreeg? Ik weet één ding: ik zou het niet meer opnieuw doen.”
Hebt u er spijt van?
Sterkenburg: “Ik werkte me zes jaar lang de pleuris, overdag voor Elsevier, ’s avonds voor mijn proefschrift, ik kreeg in de tussentijd twee kinderen, ik keek maandenlang uit naar de datum waarop het eindelijk allemaal achter de rug zou zijn en dan begon het pas. Dat vreet energie. (Zwijgt) Ik hoop dat ik op een dag aan mijn kinderen kan uitleggen dat ik het ook voor hen heb gedaan, om van de wereld een betere plek te maken. Dan zal ik pas een antwoord kunnen geven op de vraag of het alle persoonlijke opofferingen waard is geweest.”
Intussen heeft Forum voor Democratie in de Tweede Kamer vragen over u gesteld. Ze hebben uw ontslag geëist als ambtenaar bij NCTV: ‘Mevrouw Sterkenburg houdt er totaal bizarre ideeën over extreemrechts op na.’
Sterkenburg: “Daar mag ik niets over zeggen, het spijt me.”
Werkt u in uw nieuwe baan op extreemrechts?
Sterkenburg: “Het was een van mijn eisen toen ik hier kwam werken: ik wil niets meer met extreemrechts te maken hebben. Ik sluit ook niet aan bij overleg daarover.”
U gooit al uw expertise weg?
Sterkenburg: “Ik heb er een boek over geschreven, een proefschrift, ik geef er interviews over, maar op mijn werk laat ik het aan anderen over. Ook wegens het academische principe do no harm. Mijn geïnterviewden mogen geen last krijgen omdat ze aan mijn proefschrift hebben meegewerkt. Ze hebben me dingen toevertrouwd voor het boek en het onderzoek – niet voor de overheid.”
Lees ook
Rechtsradicalisering onder strijdkrachten onderschat: ‘Het zijn niet die paar schreeuwende neonazi’s waar we ons zorgen over moeten maken’
BURGEROORLOG
In uw boek bent u minder bang voor aanslagen van netwerken dan van zogenoemde lone wolves. Hebt u, als u terugkijkt, het gevaar onderschat?
Sterkenburg: “Als er een vierde druk komt, voeg ik er een hoofdstuk aan toe om de nieuwste ontwikkelingen beter te plaatsen. In het boek doe ik ook vrij rustig over het doxen (op het internet en sociale media persoonlijke informatie verzamelen, red.) van politici en het plakken van stickers op de voordeur van wetenschappers met de impliciete boodschap: ‘We weten je wonen.’ Dat heeft een impact. Steeds meer wetenschappers zeggen: ‘Ik ga niet meer in talkshows zitten, ik kies een ander onderwerp.’”
In Duitsland is een internationaal netwerk blootgelegd van 52 verdachten: agenten, militairen, edellieden, een politica, een rechter en zelfs een chef-kok. Dan spreek je niet meer van lone wolves.
Sterkenburg: “Als het tot 52 veroordelingen leidt, is dat nieuw. In West-Europa hebben we tot nog toe uitsluitend met extreemrechts terrorisme te maken gehad in de vorm van lone actors en de NSU (Duitse nationaalsocialistische groepering van drie mensen die moorden en bankovervallen pleegde tussen 2000 en 2006, red.). Maar het verbaast me niet dat een groep uit de hogere geledingen van de samenleving meent een alternatief te hebben voor de democratische rechtsstaat. Alt-right ziet zichzelf als de voorhoede van de nieuwe samenleving. Ze bereidden zich voor op een burgeroorlog, niet op een staatsgreep. ‘Het gaat gewoon gebeuren,’ zeiden ze, ‘daar hoeven we niets voor te doen.’ Daarna gaan ze het land besturen, dat is het plan.”
VRIEND VAN ISRAËL
In uw boek beschrijft u de verwantschap tussen de vertegenwoordigers van radicaal- en extreemrechts en het jihadisme. Ze voelen zich superieur. Ze doen ook allemaal aan ‘zelfpurificatie’ in geestelijk en lichamelijk opzicht: ze streven naar de beste versie van zichzelf.
Sterkenburg: “Dat zie je ook bij extreemlinks: het veganistische eten, de strijd tegen de E-nummers, het belang van biologisch onbewerkt voedsel. Het lijkt me een mooi onderwerp voor een promotieonderzoek: het verband tussen zelfpurificatie en het doorslaan in extreme of dogmatische denkbeelden (lacht).”
Dries Van Langenhove is ook een jasje-dasjetype, actief in de gym, uitgesproken tegen porno. Komt hij in de buurt van de jihadi’s?
Sterkenburg: “Die conclusie laat ik aan jou. Zelfpurificatie in combinatie met het afzweren van porno is niet automatisch extreemrechts, maar ik ben het wel geregeld in mijn onderzoek tegengekomen.”
Voorpost, IJzerwake, Vlaams Belang: er zit heel wat Vlaanderen in uw boek. Lopen de Nederlandse en Vlaamse scene in elkaar over?
Sterkenburg: “Vlaams extreemrechts is meer begaan met de taalstrijd. Het heeft ook zijn eigen jeugdbeweging, die hebben we in Nederland niet meer sinds 1945. Maar contacten en samenwerking zijn er sowieso. Al die clubs worden transnationaal: Pegida, Identitaire Beweging, Soldiers of Odin, Nordic Resistance Movement, Blood & Honour – mensen uit verschillende landen hebben dankzij het internet meer contact met elkaar.”
Een neonazi noemt de Vlaamse tak van Blood & Honour een beetje soft. Dat was schrikken. Als Tomas Boutens van Blood & Honour plannen heeft, gaat bij ons het nationaal alarm af.
Sterkenburg: “Voor de Nederlandse neonazi’s was Blood & Honour niet veel meer dan bier drinken en naar concerten gaan. Maar de scene in Nederland is een stuk tammer dan in Duitsland, Engeland of België.”
Een andere neonazi was jarenlang betrokken bij Voorpost. Zijn Nederlanders werkelijk begaan met de Vlaamse taalstrijd?
Sterkenburg: “Dat was een heel bijzondere jongen, die niet stopte met denken. Hij is daar uiteindelijk ook in vastgelopen. Het is een utopie, zei hij, dat elk volk een eigen staat is: ‘Nationalisme is een illusie. En dus moet je het ook niet aanhangen.’”
Inzicht kan een mens redden?
Sterkenburg: “Dat kan het zeker.”
Gelooft u in deradicalisering?
Sterkenburg: “Deradicalisering kan, maar je moet het wel zelf willen. Onder dwang lukt het niet.”
In Maar dat mag je niet zeggen brengt een voormalige neonazi de Hitlergroet als hij boos wordt. Het is sterker dan hemzelf.
Sterkenburg: “Zo uit hij zijn woede.”e
Dus: je raakt er nooit helemaal van af?
Sterkenburg: “Dat zegt hij. En dan is het nog de vraag: wat is deradicalisering? Iemand die niet langer deel uitmaakt van het circuit of iemand die volledig van zijn ideeën afstapt? Dat laatste lijkt me heel moeilijk. Je moet wel uitkijken dat je niet overgaat naar een ander dogma om de leegte te vullen. Het is een valkuil voor ex-extremisten.”
U gebruikt een citaat van de Joods-Nederlandse schrijfster Etty Hillesum (1914-1943), die in haar dagboek over collaborateurs noteerde ‘dat deze jongens beklagenswaardig zijn zolang ze geen kwaad kunnen, maar levensgevaarlijk wanneer ze op de mensheid worden losgelaten’. Zijn de jaren 30 terug?
Sterkenburg: “Dirk Verhofstadt heeft een boek uit over dat thema onder de titel Dagboek 1933. Er zijn parallellen, maar ik betwijfel of je de tijdvakken precies naast elkaar kunt leggen. Nogmaals: de grootste misvatting is dat aardige mensen geen extremisten kunnen zijn. Extremisten zijn leuk. En dat is logisch: ze moeten kunnen mobiliseren, met vrijwilligers omgaan, een wervende boodschap brengen – het vraagt best wat managementskills.”
U schrijft dat u bewondering hebt voor hun engagement.
Sterkenburg: “Hun toewijding vond ik bewonderenswaardig, hoeveel tijd ze erin steken, hoeveel teleurstellingen ze verwerken. Ik dacht geregeld: als ze dit voor een eigen bedrijfje zouden doen, zouden ze best succesvol kunnen zijn. En toch kiezen ze ervoor om met drie mensen in een winkelcentrum te gaan flyeren.”
U maakt ook melding van contacten tussen extreemrechts en Rusland in tempore non suspecto.
Sterkenburg: “Sommigen keken bewonderend naar Vladimir Poetin. Eentje ging ook naar Rusland, zonder me te willen zeggen wie de reis betaalde. Later kreeg ik een foto van hem waarop hij samen met Russen de Hitlergroet bracht.”
Zijn Thierry Baudet van Forum voor Democratie en Geert Wilders (PVV), twee sympathisanten van Poetin, de politieke helden van radicaal- en extreemrechts in Nederland?
Sterkenburg: “Radicaal- en extreemrechts is in politiek opzicht nergens helemaal thuis. Hun houding tegenover Thierry Baudet was, toen ik daar vragen over stelde, dubbel: aan de ene kant vonden ze wel goed wat hij zei, aan de andere kant vonden ze hem een blaag. Baudet noemt zichzelf conservatief-liberaal. Dat kan niet, vonden ze: je kunt het niet allebei zijn. Voor hen is hij een bitterbalnationalist. Geert Wilders vonden ze op zich wel goed, al waren ze het niet altijd met hem eens. Ze snapten niet dat hij zich profileert als een vriend van de staat Israël.”
Voor alt-right hebben de Joden het weer gedaan?
Sterkenburg: “Volgens hen bevorderen de Joden de migratie naar West-Europa om het witte ras te verzwakken. Ze zijn overtuigd van een kwaadaardige Joodse samenzwering achter de massamedia en de entertainmentindustrie, waardoor mensen zich niet meer bezighouden met de kernwaarden. Het antisemitisme is terug. Of het is nooit weggeweest, dat kan ook. Bij twee neonazi’s vond ik dat heel frappant. Ze demonstreerden tegen moslims, maar in hun keuken hing wel een Palestijnse vlag: ‘Ja, de Palestijnen zijn ook tegen Israël.’ Een andere noemde Hezbollah zijn favoriete terroristische groepering.”
U draagt uw boek op aan uw oma, ‘die dapperder was dan ik’. Nog altijd?
Sterkenburg: “Zéker. Zij heeft als tienermeisje haar ouders in 1942 overgehaald om het Joodse gezin van haar beste vriendin in huis te nemen. Bijna drie jaar lang hebben twee volwassenen en zes kinderen in een klein kamertje gezeten: ze hebben het allemaal overleefd. Mijn oma was de genius achter het plan. Zij fietste naar de boer In Friesland om voedsel, zij reed naar de bibliotheken om boeken. Mijn oma heeft daar nooit over gesproken, pas na haar dood ben ik het te weten gekomen. Wat zij heeft gedaan, is van een andere orde.”
© Humo