InterviewDe Vragen van Proust
‘Als we een einde willen maken aan de MeToo-verhalen, moeten we samenspannen. Met vrouwen én met mannen’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: schrijfster en journaliste Sylvia Van Driessche (44). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Ergens tussen de 27 en 35 jaar. Ik vind dat mooie leeftijden. Toen ik klein was, vroeg ik me af wanneer ik me later een vrouw zou voelen. Ik lette daar ook op in de kranten, vanaf wanneer ze iemand een vrouw noemden. Soms worden meisjes van achttien al als een vrouw omschreven. Dat is toch veel te jong? Ik dacht dat ik een vrouw zou zijn als ik lange nagels kon laten groeien, maar dat is me nog altijd niet gelukt.
BIO • geboren op 4 september 1976 • studeerde toerisme in Antwerpen • werkte voor een touroperator in Los Angeles en voor Sabena • stapte in 2001 over naar de journalistiek en ging schrijven voor Joepie • werd in 2009 hoofdredacteur van Joepie • was jurylid in Idool op VTM • schreef zes jongerenromans • publiceerde in 2021 Een hele lieve fuck you, een roman voor volwassenen over de metoo-problematiek • getrouwd met Neveneffecten-lid Jelle De Beule, met wie ze drie kinderen heeft
“Er hangt te veel negativiteit rond ouder worden. Oké, het is fysiek niet interessant, maar op mentaal vlak wordt het alleen maar beter. Ik voel me nu beter dan ik me ooit heb gevoeld. Ik heb meer vrijheid dan vroeger: mijn kinderen zijn niet meer te klein en qua werk kan ik mijn goesting doen.”
2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik ben rechtuit, soms zelfs te eerlijk. Dat wordt mij niet altijd in dank afgenomen. Op school deed ik het goed, maar op een dag hing de directeur aan de lijn om te vragen waarom wij met een groepje meisjes altijd thuisbleven tijdens de turnles wanneer we onze regels hadden. Dat was zo’n dwaze namiddag: eerst twee uur lichamelijke opvoeding en dan nog een uur Nederlands. Toen ik dat aan de directeur uitlegde, had hij daar vreemd genoeg begrip voor – hij was een man met moderne opvattingen.
“Bij vrienden heeft mijn eerlijkheid me al in de problemen gebracht omdat ik soms dingen zeg die ze niet willen horen. Al word ik milder met de jaren, terwijl ik bij anderen de omgekeerde beweging merk. Vrienden nemen soms geen blad meer voor de mond, maar ik denk: ik zal maar zwijgen.”
3. Wat drijft u?
“Het leven. Ik ben altijd gedreven geweest door dingen die ik wilde doen. Toen ik studeerde, zag ik me later op het vliegtuig zitten voor mijn werk. Dus toen ik voor Joepie acteurs mocht gaan interviewen, voelde ik me gelukt. Die interviews vonden vaak plaats in hotels in Londen of New York, waar je dan ook mocht verblijven. Daardoor ben ik wel een hotelsnob geworden. Altijd de chicste hotels, ‘s nachts roomservice bestellen: ik kon daarvan genieten.
“Doordat mijn papa journalist was (Vic Dennis, alias Ernest Van Driessche, journalist bij Dag Allemaal en Joepie, red.), ben ik in de journalistiek opgegroeid. Soms ging ik met hem mee op reis of naar interviews. Ik vond dat fascinerend: je kreeg inkijk in andere levens. Maar de pers is niet het echte leven. Ik heb nog een vriendengroep uit Zele van toen ik een tiener was. Met hen spreek ik af in de bruine cafés van ons dorp waar ze drie keer na elkaar ‘Laat de zon in je hart’ draaien. Dat is een ontsnapping, dat is het echte leven.”
4. Is het leven voor u een cadeau?
“Ja, maar je moet er wel zelf voor naar de winkel gaan. Ik vraag me regelmatig af wat ík wil en of ik wel mijn goesting volg. Dat vind ik belangrijk. Toen ik voor Joepie schreef, vroegen mensen of ik niet liever voor Flair wilde werken of aan Wetstraat-journalistiek wilde doen. Maar de jongerenwereld interesseerde me echt, ik heb dat altijd een dankbare doelgroep gevonden.
“Toen ik trouwde, wilde ik geen traditioneel feest. Dure auto’s en bloemen waren niet aan ons besteed. Het werd een barbecue op de boerderij van mijn grootouders, waar de mensen van CirQ (Gents productiehuis met pittige performances en absurde humor, red.) zotte dingen deden door met reuzenrobots op de dansvloer te verschijnen en mannen mee te lokken naar een caravan waar ze een massage kregen van Duitse vrouwen. Heerlijk!”
5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?
“Na de geboorte van mijn tweede kind heb ik van de ene dag op de andere een angstaanval gekregen. Toen ik Flynn een bad wilde geven, dacht ik opeens: wat als ik zot word en die kleine laat verdrinken? Ik ben zo hard beginnen te flippen dat ik mijn baby niet meer durfde aan te raken. Kind en Gezin verwees me door naar Karus, een psychiatrisch centrum in Gent. Daar heeft een vriendin me naartoe gebracht, want zelf durfde ik niet meer met de auto te rijden.
“Bij Karus zagen ze onmiddellijk dat gesprekstherapie weinig zin had. Het was puur lichamelijk: door de uitputting van de bevalling, het feit dat ik te lang had doorgewerkt en dat het putje winter was en ik alleen thuis zat, was het serotoninepeil in mijn hersenen verstoord. Met een angstremmer was dat gevoel na een kwartier weg. Daarna heb ik een jaar antidepressiva genomen. Ik ben niet opgenomen, maar ben wel een tijdje bij mijn mama gaan wonen, omdat Jelle (De Beule, red.) druk aan het werk was.
“Het heeft me geleerd dat ik op tijd en stond tijd voor mezelf moet vrijmaken. Bij ons derde kind hebben we een au pair in huis genomen.”
6. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“De kinderen ‘s morgens zien. Je hoort hun voetjes op de trap, maar je weet niet wie de keuken gaat binnenkomen. Ik mis het als ze er niet zijn. Het is een mooi begin van de dag, maar helaas is de rust van korte duur.”
7. Wat biedt u troost?
“Het geroezemoes van de stad. Ik ben een stadsmens en gek op drukke steden als New York en Bangkok. In een stad kan je anoniem kan zijn en doen wat je wil. Tussen andere culturen rondlopen, relativeert alles wat in mijn eigen leven gebeurt. Het is geruststellend te beseffen dat we niet zo speciaal of belangrijk zijn als we onszelf soms wijsmaken.
“Volgend jaar wil ik een huizenruil doen voor een reportage, een plan dat al jaren in mijn hoofd zit. Zo kan ik met mijn gezin eindelijk eens een paar weken in New York wonen, waar we goede vrienden hebben.”
8. Wat is uw zwakte?
“Dat ik hard ben in mijn beoordeling van anderen. Ik stel hoge eisen aan mezelf en helaas ook aan andere mensen, al vind ik dat ik daarin verbeterd ben. Mensen leven van project naar project, of dat nu een huis of een nieuwe auto is. Bij ons is dat ons werk, waaraan we hoge eisen stellen. Soms moeten we dan een beetje dimmen.
“Op reis met vrienden hadden we het laatst over onze blinde vlekken. Blijkbaar verlies ik in gesprekken soms mijn aandacht, wat eigenlijk onbeleefd is. Ik ben snel afgeleid en laat mijn fantasie de vrije loop. Als schrijver is dat fijn, maar in een sociale context is het niet wenselijk. Ik zie mijn omgeving niet en merk zelden wat er rond mij gebeurt. ‘t Is niet dat mensen me niet interesseren, maar ik laat de poespas liever achterwege en kom graag snel tot de essentie.”
9. Waar hebt u spijt van?
“Dat ik mijn grootouders nooit heb geïnterviewd. Ik besef pas sinds kort hoeveel invloed zij op mij hebben gehad. Het is jammer dat ze er niet meer zijn. Mijn grootmoeder langs vaders kant was een Française uit de buurt van Parijs, die veel juwelen had en mij warm maakte voor ballet. Zij is mijn grootvader naar België gevolgd, waar ze niemand kende. Mijn moeder haar ouders waren boeren en hadden zeven kinderen. Zij waren zestig toen ze voor het eerst de zee zagen. Onlangs zag ik een foto van mijn grootmoeder die breed glimlachend pootjebaadt op het strand. Dat zijn verhalen en levens die, als je ze niet kent, gedoemd zijn te verdwijnen.”
10. Wat is uw grootste angst?
“Nergens meer aan de bak kunnen komen. Het lijkt me verschrikkelijk om op een bepaald moment te voelen dat je afgeschreven bent. Al denk ik dat schrijven het beste beroep is om oud te worden – als pakweg vrouwelijke acteur is dat toch anders.”
11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Twee jaar geleden op de première van All Of Us, de film van Willem Wallyn waarin mijn oudste zoon Ellis meespeelt. Ik heb de film drie keer gezien en zelfs de derde keer moest ik nog blèten. Het is een verhaal over kankerpatiënten en een van de personages is een moeder die het niet aan haar gezin vertelt. Ellis speelt haar zoontje, dat doorheeft wat zijn moeder voor hem verzwijgt. Normaal gezien hou ik niet van tranentrekkende films, maar deze raakte me echt, ook omdat je je kind zo’n emotionele rol ziet spelen.”
12. Wanneer bent u door het lint gegaan?
“Toen ik zestien was en een vriendin van me werd lastigvallen op een fuif. Ze ging naar huis met de fiets en toen ze wilde wegrijden, zag ik dat er iemand aan haar zat te sleuren. Geen onbekende verkrachter, maar een dronken kennis. We hebben hem met twee van haar lijf getrokken en zijn op hem gaan zitten – eigenlijk was het een gevecht, uit pure woede. Het was de zoveelste keer dat we zoiets meemaakten en we dachten: nu is het genoeg geweest.”
13. Hoe was uw kindertijd?
“Plezant en wild. Ik ging vaak naar de boerderij van mijn grootouders, waar ik met mijn nichtje op de hooizolder speelde en tussen de beesten en de machines rondliep. Mijn vader reisde graag, met mijn ouders heb ik de halve wereld gezien. Als kind kreeg ik veel vrijheid. Wij liepen ‘s morgens de velden in en ze zagen het wel wanneer we terugkwamen.
“Toen ik ouder werd, bleef ik liever thuis wanneer mijn ouders op reis gingen. Mijn broer, die drie jaar ouder is dan ik, mocht vanaf zijn achttiende alleen thuis blijven met mij, terwijl mijn jongere zus nog mee moest op reis. Dat was de aanleiding voor veel wilde feestjes. Wij nodigden heel Zele uit: er stonden thuis dertig fietsen voor de deur en er knalde luide muziek naar buiten. De meubels stonden in de garage, het bad was volgelopen en iedereen sprong er met zijn kleren in.”
14. Wat is uw vroegste herinnering?
“Met mijn nichtje zat ik een jaar op school in Durmen, het dorp van de boerderij van mijn grootouders. Op een dag was de juf kwaad op ons en zette ons in de hoek, maar ik wist niet waarom. Ik weet nog dat ik dacht: waarom staan wij hier eigenlijk?”
15. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“Madonna, Marilyn Monroe, Sandra Kim. Dat waren voorbeeldvrouwen voor mij. Maar ook de typische zwart-witposter van een man met een blote bast en een baby. Redelijk anoniem, dat was een aspect dat nog moest worden ingevuld.”
16. Heeft u vaak heimwee?
“Nee, maar we zijn pas drie weken op reis geweest en op het einde wilde ik echt naar huis. Ik vertrek graag, maar kom ook graag terug.”
17. Aan wie bent u schatplichtig?
“Uiteraard aan mijn ouders en grootouders, maar ik heb ook een aantal vriendinnen uit mijn late tienerjaren die er altijd zullen zijn. Toen ik mijn angststoornis had, stonden ze er direct. Dat is vriendschap.”
18. Waarover bent u de laatste tijd dieper gaan nadenken?
“Door Een hele lieve fuck you te schrijven, ben ik anders beginnen na te denken over vrouwen in het algemeen en sisterhood in het bijzonder. Ik ben niet de meest sociale persoon, zeker niet in groep. Maar als we vooruit willen gaan en een einde willen maken aan de MeToo-verhalen, moeten we samenspannen. Met vrouwen én met mannen.
“Ik ga nu kort door de bocht, maar in de maatschappij zijn er weinig lotjes voor vrouwen – die zijn allemaal in handen van mannen. Onbewust voel je dat je als vrouw moet knokken om er te geraken. Als je als vrouw op je werk iets gedaan wilt krijgen, dan moet je er een punt van maken naar andere vrouwen te luisteren en hun ideeën te steunen. Vroeger werd tijdens vergaderingen niet naar mij geluisterd. Voor een deel zal dat aan mij hebben gelegen, maar tegelijk was er niemand die mijn stem sterker maakte. Dat moet veranderen.”
19. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“The Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Ik las het voor het eerst op mijn achttiende, de perfecte leeftijd voor dit boek: het gaat over wie je bent en wat je wil worden in het leven. Ik herlees het vaak omdat ik vind dat je je zelfs op je veertigste nog kan afvragen waar je met je leven naartoe wil.
“Het hoofdpersonage heeft het moeilijk door de dood van zijn broer. Hij kijkt naar volwassenen als fakers. Het volstaat om naar het nieuws te kijken om dat bevestigd te zien: het is allemaal gepruts. Weinig mensen beseffen het, maar eigenlijk zijn wij allemaal prutsers.”
20. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Ik schaam me een beetje om dit te moeten zeggen, maar: ja. Tijdens mijn tienerjaren ben ik eens zo zat geweest dat ik moest overgeven in bed. Toen ik wakker werd, zag ik aan het voeteneinde van mijn bed een engel zitten. Goed, ik had veel gedronken, maar het was wel echt: mijn hersenen hebben het alleszins zo ervaren. Die engel heeft daar een half uur gezeten, zonder iets te zeggen.
“De tweede religieuze ervaring – als je dat zo kan noemen – had ik kort nadat mijn grootvader was gestorven. Met een vriendje ben ik toen ‘s nachts over de muur van het kerkhof in Zele geklommen. Dat klinkt enger dan het is: het was er zo vredig, op alle graven stonden lichtjes te flikkeren. Het was alsof alle mensen die er lagen nog leefden. Het was heel sereen, bijna geruststellend. Echt rest in peace.”
21. Hoe definieert u liefde?
“Als evenwicht. Je moet elkaar voldoende ruimte geven, maar ook genoeg samen doen. Toen ik Jelle leerde kennen, was ik 24 en hij 19. Iedereen verklaarde me zot toen ik iets met hem begon: hij had lang haar en zat altijd in het jeugdhuis, terwijl mijn vriendinnen allemaal vriendjes hadden met een auto. Maar ik dacht: hij is grappig, dat gaat op termijn interessanter zijn.” (lacht)
22. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Ik ben er content mee, maar elke dag zie ik dingen die voor verbetering vatbaar zijn. Ik sport drie keer per week, krachttraining met gewichten. Dat is ook mentaal goed, het doet me buitenkomen. Verder las ik een paar alcoholvrije dagen per week in. Mijn buik is een probleemzone: als ik een paar dagen niet drink, lijkt mijn buik platter. (blaast) Maar na het weekend is het naar de zak.”
23. Hoe zou u willen sterven?
“Voor de kinderen is het niet zo leuk, maar als je oud genoeg bent en je kan samen met je man gaan: dat vind ik schoon. Het lijkt me vreselijk als de ander plots zou wegvallen. Ik zou het liefst niet te lang alleen rondlopen.”
24. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Een Giant-menu van de Quick. Of doe maar twee menu’s, het maakt dan toch niet meer uit. Zo’n Giant: dat is toch vree goe? Voor mij geen haute cuisine.”
25. Welke droom zou u nog willen realiseren?
“Het zou fijn zijn als mijn boek werd opgepikt in het buitenland om er een serie van te maken. Van Liefdestips aan mezelf, mijn laatste jeugdboek, wordt nu een televisiereeks gemaakt. Dat is tof: plots heb je serieuze vergaderingen met mensen over personages die jij verzonnen hebt.
“Ik ben trouwens tot de blije vaststelling gekomen dat niet alleen jongeren via sociale media berichten sturen als ze een boek van je lezen. Toen ik aan mijn roman voor volwassenen begon, dacht ik: die zullen niet reageren. Ik heb altijd voor jongeren gewerkt, eerst bij Joepie, daarna met mijn jongerenboeken. Dat blijft onder de radar. Nobody cares, je krijgt ook geen recensies. Maar het is heel fijn te merken dat ook volwassenen met je willen praten over je werk. Het is een erkenning dat je iets hebt gemaakt wat anderen raakt.”