Als hij even weg wil van bord en schort, trekt Jeroen Meus graag naar de Noord-Franse Côte d'Opale. De hond mag altijd mee.
Vloed aan de Côte d'Opale
"Is het vloed of eb?" vraagt de kok op een ochtend aan de grijze Opaalkust.
De mist begeleidt de golven over het strand. Achter de onzichtbare horizon verstopt Engeland zich. Van hier, uit zijn bunker, zag 'den Duitser' de krijtrotsen van Dover.
Nu leunen de betonnen restanten als kubistische architectonische kunstwerkjes tegen de broze rotsen van het vasteland.
De misthoorn klaagt. Een mooi vocaal ritueel waarvan we dachten dat de moderne navigatietechniek het overbodig had gemaakt.
De natuur is mild. Onze haren wapperen amper.
Zijn bekende kuif is even strak als Cap Griz Nez en Cap Blanc Nez.
Geen Cap Noir, maar er dwaalt toch een klein beetje donkerte in het hoofd van de jonge kok.
"We moeten toch een beetje tristesse in ons leven steken. Al was het maar ter compensatie voor al het geluk dat mij in mijn leven in een overdosis overkomt."
Zo staat de meest succesvolle tv-kok met een onnodig schuldgevoel aan de rand van de krijtrotsen.
Zijn hond heeft geen last van de melancholie. Dit strand is een grenzeloze vlakte waar zijn poten het maagdelijke zand omwoelen.
"Wat een luxe dat we hier even triestig mogen zijn."
Jeroens vader stond ettelijke jaren geleden aan deze rotsen.
Hij schreef er een gedicht over.
Cap Blanc Nez
De koppen van de golven
Schuren de keien glad
Woedend braakt de zee haar slijm
In vlokken op de rotsen
Cap Blanc Nez
De doodskreet van de meeuwen
Slaat te pletter
Tegen de meedogenloze toppen
Genadeloos
Ranselt de branding de rotsen
In schuimende kolken verdrinkt
Ons verdriet
En niets is er dan
De slapeloze zee
En de onbarmhartige beukende wind
Die de kliffen van krijt
Aan de einder doet kraken
Naakt als de keien
Staan wij te kijk
Aan het donkere water
Wij schreeuwen vergeefs
Naar de roerloze goden
Een kansloos gevecht met de tijd
Enkel de kaap houdt hier stand
Van jaar tot jaar weet hij
Zijn wortels groeien
De eeuwigheid is binnen handbereik
Wanneer de jonge kok nog even poseert op een zandbankje in de branding, worden we verrast door het wassende water.
Zijn beginvraag is meteen beantwoord.
"Het is vloed, mijn beste Jeroen."
Niet alleen aan de Opaalkust, maar ook in de warme baarmoeder van je geliefde.