Afscheid van de Dansaert-Vlaming
Chef nieuws Bart Eeckhout trekt de krijtlijnen van de toekomstige stadsstaat Brussel. Hij woont in Brussel. Dit stuk is de ingekorte versie van het slotessay in het boek 'Cultuur en/in de stad' van Sven Gatz e.a. dat gisteren werd gepresenteerd. Wie meer zelfstandigheid voor zichzelf opeist, moet dezelfde autonomie gunnen aan de andere. Meer Vlaanderen betekent ook meer Brussel. Alles heeft zijn prijs, vindt Eeckhout.
In de Hoveniersstraat, een smoezelig zijstraatje van de beruchte Ribaucourtstraat in het hart van het oude Molenbeek, ligt een piekfijn uitgerust buurtbibliotheekje. Een Nederlandstalig buurtbibliotheekje. In een straat waar de lantaarns meer niet dan wel werken, is het een visueel mikpunt, een vuurtoren die veiligheid uitstraalt. Tegelijk brengt de bibliotheek ook Verlichting in een wijk waar niet zozeer het gebrek aan Nederlandstaligheid een pijnpunt is maar simpelweg de ongeletterdheid, een van de oude plagen die met het hedendaagse kosmopolitisme is teruggekeerd in onze steden.
Het bibliotheekje is een mooi symbool voor de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap aan Brussel. De Vlaming, of althans zijn overheid, drukt de liefde voor zijn hoofdstad graag uit in centen, in gebouwen of in infrastructuren. Het is alsof er ooit een discreet herenakkoord gesloten is tussen de Vlamingen en de Franstalige politieke leiders in de hoofdstad: in ruil voor een royale betoelaging werd toegestaan dat de rijke suikeroom Vlaanderen zich zichtbaar manifesteerde.
Het genereuze Brussselbeleid is gebouwd op de zo vaak herhaalde illusie dat 'Vlaanderen Brussel niet loslaat'. Vragen bij de gemeenschapsgelden die besteed werden aan het welzijn van Brusselaars die niet noodzakelijk allen Nederlandstalig waren, werden gepareerd met de wat naïeve gedachte dat in het onderwijs 'de Vlamingen van morgen' werden geprepareerd, dat de (allochtone) Brusselaar zich ook een beetje Vlaming zou voelen én noemen, uit pure dankbaarheid voor de geboden kansen.
Tegelijkertijd ontstond het beeld van de Dansaert-Vlaming, zeg maar de Brusselse variant op de loftsocialist. De Dansaert-Vlaming is dan de overbeschermde Nederlandstalige hoofdstedeling die vanuit zijn ruime appartement of liever nog vanuit een van de etablissementen om en rond de modieuze Dansaertstraat openlijk zijn zwaar gesubsidieerde metropolitanisme belijdt. Die karikatuur van de Dansaert-Vlaming is stilaan gaan samenvallen met het imago van alle Vlamingen in Brussel.
En, zoals dat gaat met karikaturen die voor werkelijkheid worden verkocht, is dat scheefgetrokken beeld vervolgens bewust misbruikt om het stedenbeleid in zijn geheel aan te vallen. Waarom immers nog gul subsidies uitdelen als die enkel ten goede komen aan een progressieve elite die voorts haar weldoorvoede neus ophaalt voor Vlaanderen? Of - de horror - aan Franstaligen en migranten, die enkel in de betere service geïnteresseerd zijn.
Inmiddels zijn we zover dat het misbruik van die karikatuur het Brusselbeleid in zijn geheel op de helling heeft gezet. Dat kwam aan de oppervlakte toen huidig minister van Onderwijs én Brusselse Aangelegenheden Pascal Smet (sp.a) kenbaar maakte dat de Vlaamse overheid zich zou beperken tot zijn minimale deel van 20 procent om het acute tekort aan plaatsen in het hoofdstedelijke onderwijs weg te werken. De grotere Franse Gemeenschap moet haar boontjes maar zelf doppen.
'We want our money back' lijkt de nieuwe bestuursrichtlijn geworden te zijn. Elke euro die we uitgeven aan Brussel moet verantwoord kunnen worden. Het is diezelfde redenering die N-VA-voorzitter Bart De Wever hanteert in zijn verzet tegen de extra financiering voor het Brussels Gewest. Geld voor Brussel is per definitie een 'blanco cheque' en het verdwijnt zo al niet in 'een zwart gat' dan toch minstens 'in een bodemloze put'.
'Sale flamand'
Dat politieke vertoog sluit aan bij hoe vele Vlamingen werkelijk denken over hun enige multiculturele grootstad. De 'anti-Brusselse' lijn werd al langer uitgezet door een Louis Tobback (sp.a), burgemeester van Leuven. De hetze van Tobback gaat verder dan de traditionele folkloristische naijver tussen de twee Brabantse buren. Ze vindt aansluiting bij een dieper gewortelde angst van Vlamingen voor hun te grote hoofddstad.
Vlaanderen heeft Brussel de facto allang losgelaten. Het oncontroleerbare, onoverzichtelijke en onzuivere stoot af. Die angst is niet uniek of 'volkseigen'. Brussel verenigt in zich nu eenmaal de functie van administratief centrum, en dat wekt overal ter wereld haat op - zie ook de afkeer van de Amerikaan van Washington, of van de Spanjaard voor Madrid - en die van symbolische verzamelplaats van al wat Vreemd en Anders is. Het is ook makkelijk schoppen op de onbekende en bevlekte straathond die Brussel is.
Door die nieuwe Vlaamse profileringsdrang op de kap van Brussel bevinden de Nederlandstalige hoofdstedelingen zich plots in de vuurlinie tussen twee elkaar bestokende kampen. Brussel is het belangrijkste actuele communautaire strijdperk geworden, waarop Vlamingen en Franstaligen elkaar gretig bekampen. En op dat slagveld bewegen de Nederlandstalige Brusselaars zich in de 'gedemilitariseerde zone' pal te midden van de stellingenoorlog. Ze worden bekeken als geldverspillende Dansaertdwazen vanuit het ene kamp, en als arrogante kleinburgers anderzijds.
De verruwing van de zeden in het meertalige Brussel is wellicht het meest tastbare resultaat van de scherpslijperij van de voorbije jaren. Net als in de donkerste FDF-tijden is 'sale flamand' weer gemeengoed geworden als scheldwoord op de Brusselse speelpleinen en straten. Een beleefde vraag om in de eigen taal geholpen te kunnen worden, stoot vandaag sneller op defensief wenkbrauwgefrons. Alsof elke Nederlandstalige plotseling een etnische separatist is geworden die Brussel wil knechten of droogleggen.
De karikatuur van Brussel als onverzadigbare slokop van overheidsmiddelen doet onrecht aan de evolutie in de stad zelf. Het is ontegensprekelijk zo dat de levenskwaliteit in Brussel de voorbije decennia verbeterd is. Nog aan het einde van de vorige eeuw leek Brussel definitief weg te etteren als een grote gapende wonde. Een mismaakte, uitgewoonde stad was de erfenis van het 'VdB-tijdperk': decennia van welhaast misdadig infrastructurele en socioculturele kwakzalverij.
Het is bijna niet meer voor te stellen maar waar nu vlakbij de Beurs het chique Marriotthotel is opgerezen, domineerde nog geen vijftien jaar geleden een gruwelijke stadskanker (het oude Hotel Centrale) het straatbeeld. En ach, dat ook deze stad uiteindelijk gevallen is voor mercantiele nepauthenticiteit van klinkertjes, kasseien en kerstmarkten is een acceptabele prijs voor het zichtbare verhogen van de levenskwaliteit. Zelfs het Atomium blinkt weer.
Monocultuur van armoede
Mooi, maar tegenover het verhoogde comfort staat helaas een andere, wat stillere gedaanteverwisseling van de publieke ruimte. Ook de wereld is immers niet gestopt met draaien. De onontkoombaarheid van migratiestromen laat zich in de hoofdstad fel voelen. Eens te meer is dat nauwelijks nieuws: de anonimiteit van de grote steden oefent overal een bijzondere aantrekkingskracht uit op gelukzoekers allerhande. Sommigen vinden er hun fortuin, zovele anderen enkel de goot, of een vochtige matras onder een lekkend dak.
In Brussel betekent dat vandaag dat er meer dan voorheen in sommige wijken strijd geleverd moet worden tegen de sluipende gettoïsering. De veel geroemde 'métissage' (het door elkaar wonen van sociale groepen en gemeenschappen) staat onder zware druk. Dat is met name zo in sommige straten in Molenbeek, Laken of Anderlecht, aan de 'andere kant' van het Kanaal, waar grote concentraties Magrebmigranten samenwonen. Het straatbeeld past er zich geleidelijk aan aan de nieuwe monocultuur van de armoede. Als slingerplanten woekeren de nacht- en telefoonwinkels om zich heen, en zuigen ze het leven uit de normale buurthandel.
Het is stuitend dat de huidige generatie lokale politieke bewindslieden die waarschuwingssignalen van kansarmoede en verloedering negeert en een krachtig optreden verzuimt. Hier is het dat de institutionele indeling een monsterlijk kluwen wordt, waarbij de negentien gemeenten (met hun als een baronnie verdedigde ocmw's), Gewest (met zijn falende arbeidsmarktbeleid) en gemeenschappen (met hun onvolkomen onderwijs) tegen elkaar wringen.
Met enig optimisme kunnen we dat afdoen als achterhoedegevechten. Als de stofwolk van de nieuwe staatshervorming ooit zal gaan liggen, zullen ook de contouren van een nieuw Brussel helder moeten worden. De stad zelf zal zich wel blijven vervellen en aanpassen aan telkens weer nieuwe uitdagingen, zoals ze dat altijd al gedaan heeft. Maar nu zal ook de bestuursvorm mee moeten evolueren. Naast de bestaande geweststructuur zal er een nieuwe gemeenschapsstructuur moeten komen, die enigszins recht doet aan de realiteit van de bestaande stadsgemeenschap Brussel.
En stoemelings
Die nieuwe structuur zal embryonaal starten - en stoemelings en op zijn Brussels, omdat het taboe op het institutionaliseren van de Brusselse Gemeenschap erg groot is. Het is nochtans de prijs die hoe dan ook betaald zal moeten worden voor het verder uit elkaar laten drijven van de twee grote gemeenschappen in het land. Wie meer zelfstandigheid voor zichzelf opeist, moet dezelfde autonomie gunnen aan de andere.
De Brusselaar, zo leren alle recente enquêtes over de toekomst van België, laat zich immers niet zomaar inlijven. Niet bij Vlaanderen, maar ook niet bij Wallonië. Ook het idee van een soort koloniaal Vlaams-Waals cobestuur voor Brussel maakt geen schijn van een kans. De Brusselaars hebben recht op een eenvormig en autonoom eigen bestuursniveau.
Hier is het dat we afscheid moeten nemen van de Dansaert-Vlaming. De feitelijke totstandkoming van een 'stadstaat' zal er immers toe leiden dat de Brusselse Vlaming afstand zal moeten doen van enkele privilegies en subsidies. Nu de genereuze helpende Vlaamse subsidiehand toch met de kaasschaaf mee verdwijnt, moet ook de Nederlandstalige Brusselaar op eigen hoofdstedelijke benen gaan. De politieke vertegenwoordiging in raden en besturen zal minder gul worden, de nestwarmte van de eigen parallelle structuurtjes en mini-instellingen zal verlaten moeten worden.
Dat zal pijn doen, maar het is de prijs die we betalen voor een verwijdering die zich vanuit Vlaanderen doorzet. Angst is evenwel een slechte raadgever. Zoals alle Brusselse straathonden uniek gevlekt zijn, zullen de Nederlandstalige Zinnekes binnen die grote gemeenschap hun identiteit kunnen bewaren. De toekomst is aan die echte, leefbare en goeddeels eengemaakte stadsgemeenschap, waar de logische samenwerking tussen bevolkingsgroepen niet langer structureel en financieel beteugeld maar net gestimuleerd wordt.
Plannen om in elke Hoveniersstraat van het Brussels Gewest eigen bibliotheekjes te bouwen kunnen dan opgegeven worden. In de plaats komt de veel grotere ambitie om op de pleinen van de negentien gemeenten, prachtige nieuwe boekenhuizen te openen, waar elke Brusselaar een boek of een krant in zijn eigen taal vindt. Utopie? Het is niet verboden te dromen.
Uit: Sven Gatz, Sas Van Rouveroij, Christian Leysen, Cultuur en/in de stad. (Reeks Stadslucht maakt vrij) VUBPress, 2011.
De feitelijke totstandkoming van een 'stadstaat' zal ertoe leiden dat de Brusselse Vlaming afstand zal moeten doen van enkele privilegies en subsidies