Vorig jaar verraste debutant Ari Aster met de fel gehypete maar uitstekende horrorfilm Hereditary. Anderhalf jaar later overtreft de jonge regisseur zichzelf met Midsommar, een atypische brok folkhorror die het verdient om een klassieker te worden.
Een goede horrorfilm, zo oreerde The Texas Chain Saw Massacre-regisseur Tobe Hooper ooit, “is opgebouwd als een nachtmerrie, waar je voortdurend probeert uit weg te geraken, maar steeds weer wordt ingezogen. Je kunt er niet van wegrennen.”
Volgens die definitie is Midsommar uitstekende horror. Meer zelfs: briljante horror. Met een speelduur van twee uur en twintig minuten stelt regisseur Ari Aster zijn publiek danig op de proef: de doorsnee-griezelfilm bezorgt zijn toeschouwers anderhalf uur lang een paar schrikmomentjes, en stuurt hen daarna vrolijk en zorgeloos terug naar huis. Midsommar niet. Midsommar houdt zijn kijkers langer vast dan aangenaam is, en wanneer de credits over het scherm rollen, zullen ze verward, gechoqueerd en met een onbehaaglijk gevoel achterblijven.
De eerste schok komt al vroeg in de film, als de psychologiestudente Dani (Florence Pugh) een familiedrama meemaakt. Haar liefje Christian (Jack Reynor) heeft zijn ruggengraat lang geleden al ingeruild voor een overdosis apathie: in plaats van zijn vriendin te steunen, wil hij met zijn maats op vakantie naar Zweden, op uitnodiging van uitwisselingsstudent Pelle (Vilhelm Blomgren). Die belooft hen mee te nemen naar het kleine, noordelijke dorpje waar hij vandaan komt, en waar eens om de negentig jaar het midzomerritueel wordt uitgevoerd. Antropologiestudent Josh (William Jackson Harper) wil er zijn thesis over schrijven, de meer oppervlakkige Mark (Will Poulter) wil vooral de plaatselijke schones versieren. Dani gaat mee, in de hoop haar gedachten te verzetten en haar relatie een nieuwe boost te geven.
Goddeloze gruwel
De Amerikaanse studenten verwachten van de midzomerviering een soort Burning Man-festival: zonder je af van de stedelijke wereld, neem een paar paddo’s en geniet van de natuur, zonder verantwoordelijkheid en zonder verplichtingen. Voor de lokale bevolking is het meer dan dat: het is een heilig, sociaal ritueel, gebouwd op eeuwenoude tradities en praktijken die verre van vrijblijvend zijn, en die buitenstaanders – hoe zullen we het zeggen – nogal kunnen choqueren.
Midsommar heeft alle ingrediënten van een klassieke horrorfilm. Er is de vreemde, exotische locatie en de verdacht vriendelijke mensen die er wonen. Er is het onschuldige, maagdelijke meisje – “She doesn’t even like sex”, horen we Mark zeggen – dat steeds verder afglijdt in een waanzinnig spektakel. Er zijn de ongemakkelijke voortekenen die je vertellen dat er iets niet in de haak zit. Er zijn voldoende twists en “what the fuck just happened?”-momenten om je op het puntje van je stoel te houden. En er is een stevige portie goddeloze gruwel waarvan je maag omkeert.
Maar net zoals Aster in zijn debuut Hereditary zijn eigen stempel drukte door een hekserijhorror te vermengen met een familiedrama, is ook Midsommar veel meer dan een goedkoop gerecycleerde griezelformule. Het verhaal dat Aster vertelt, is dat van een relatie die doodbloedt, van een meisje dat verloren loopt en houvast zoekt. Alleen wordt dat persoonlijke verhaal ingebed in een verknipte werkelijkheid, die naadloos aansluit bij Dani’s verknipte psyche.
Onontkoombaar
Vormelijk valt er op Midsommar evenmin iets af te dingen. Aster houdt van lange, strak gecomponeerde shots en heeft een broertje dood aan schuddende schoudercamera’s. Nu en dan pakt hij uit met beelden die op zichzelf al een kunstwerkje vormen, maar nooit kiest Aster voor style over substance. De trage zooms en bezwerende camerabewegingen bezorgen je een dreigend gevoel, een ongemakkelijke sensatie: we zijn vast niet de enigen die af en toe aan Stanley Kubricks The Shining moesten denken.
Tel daarbij de omineus klinkende soundtrack van de Brit Bobby Krlic – bij muziekliefhebbers bekend als The Haxan Cloak, een artiestennaam die, toepasselijker kan haast niet, verwijst naar de Zweedse griezelklassieker Häxan – en je voelt je als kijker, net als de personages, al snel gevangen in de prachtige, maar onthutsende wereld van Midsommar, waar je al snel beseft dat de horror onontkoombaar is. “I just need to not be here right now”, zegt Dani, een uur ver in de film, wanneer de groteske gebeurtenissen net een aanvang nemen en het ergste nog moet komen.
Maar er is geen ontsnappen aan: de nachtmerrie is nog maar net begonnen. En wie in de bioscoop zit, moet, net als Dani, de hele rit uitzitten, het hele ritueel volmaken, vanaf het moment dat je, bij wijze van introductie, hallucinogene thee krijgt voorgeschoteld tot de geschifte, gestoorde slotscène, waarin alle registers worden opengetrokken.
Dat de personages door de bocht genomen bordkartonnen clichés zijn, doet zelfs geen afbreuk aan de immense prestatie van Ari Aster, die in zijn tweede langspeelfilm toont dat zijn ambitie geen grenzen kent. De man is nauwelijks 33, maar heeft in anderhalf jaar tijd twee van de beste horrorfilms van de afgelopen jaren afgeleverd. Het zou zelfs niet overdreven te zijn om de term ‘horror’ in de voorgaande zin te schrappen: Hereditary was een uitzonderlijk puik debuut, en met Midsommar, vooralsnog de beste film die u deze zomer kunt zien, overtreft hij zichzelf.