ReportageOekraïne
Aan de frontlinie in Oekraïne ligt het dorp New York: ‘Onze nieuwe naam is een noodkreet’
In New York, een Oekraïens dorpje aan de frontlinie, gaat de bevolking al bijna acht jaar gebukt onder het oorlogsgeweld. En al zijn ze het stinkend moe, ze bereiden zich voor op het ergste. ‘We zijn een onmiddellijk doelwit. Een vreselijk vooruitzicht.’
Het contrast met de bruisende Big Apple kan niet groter zijn. Het is woensdagmiddag, we staan in de hoofdstraat van New York, een dorp van 12.000 inwoners in Oost-Oekraïne, op vijf kilometer van de frontlinie. Daarachter zwaaien de pro-Russische separatisten de scepter, in Donetsk.
Het begint juist te sneeuwen als we arriveren. Behalve enkele straathonden is er geen levende ziel te bekennen, geen geluid te horen. De enige skyscraper is de fenolfabriek die boven het dorp uittorent en een chemische geur door de straten jaagt. Geen jachtige mensenmassa, geen Times Square met schreeuwende lichtreclames. In plaats daarvan kijken we tegen een kerkhof en een resem afgebrokkelde huizen aan. Een meer deprimerende plek dan deze kun je niet bedenken.
Een jaar geleden heette New York nog Novgorodske, ‘Nieuwe gemeente’, zoals het dorp in 1951 door het regime van Stalin werd omgedoopt. Maar in de zomer van 2021 kreeg Novgorodske zijn oorspronkelijke titel New York terug, afkomstig van Duitse kolonisten die er zich in 1892 vestigden. Hoe de Duitsers erbij kwamen het gehucht naar zijn grote broer in de Verenigde Staten te vernoemen, is nog altijd niet exact geweten. De meest gehoorde verklaring is dat een van de kolonisten met een Amerikaanse was getrouwd die haar thuisstad zo hard miste dat haar echtgenoot hun nieuwe woonplaats in New York veranderde.
Constant doelwit
Volgens de Oekraïense overheid is de keuze voor de naam New York een poging van het dorp om zich af te zetten tegen de Russische agressie. Sinds de oorlog met de pro-Russische separatisten, die de Donbas-regio sinds 2014 in zijn greep houdt en volgens de Verenigde Naties al aan ruim 13.000 mensen het leven gekost heeft, is Novgorodske een constant doelwit van beschietingen en ander geweld.
In september vorig jaar nog werd een woonwijk onder vuur genomen door de separatisten. Verschillende huizen werden vernield, gelukkig raakte niemand gewond. En nu er ruim 100.000 Russische militairen aan de grens staan, klaar om in actie te schieten als Moskou een go geeft, hebben ze er in New York helemaal geen vertrouwen meer in dat er nog rust komt, horen we op het gemeentehuis.
Maar volgens Svetlana Losjarova, een soort van plaatsvervangend burgemeester, is er meer aan de hand dan Russische agressie en oorlogsmoeheid van de bevolking. “De herdoping van New York is een noodkreet aan onze overheid. De Donbas-regio wordt al jaren stiefmoederlijk behandeld, de regering laat ons in de kou staan. Voor de oorlog in 2014 hadden we het al moeilijk; dit is een arme industrieregio waar de mensen hard moeten ploeteren voor hun centen. Maar sinds we aan de frontlinie zitten en al jaren te kampen hebben met oorlogsgeweld, zijn we het stinkend moe. Zo is het plan ontstaan om Novgorodske weer zijn oude naam te geven. We wisten zeker dat we er de aandacht mee zouden trekken. En dat is honderd procent gelukt.”
Niet alleen de nationale pers, ook heel wat buitenlandse media kwamen op de nieuwe naam New York af en zetten het kleine dorp op de wereldkaart. Maar heeft het de regering in Kiev ook wakker geschud? Nee, klinkt het aarzelend. “Het gemeentebestuur is niet lang na de naamsverandering opgeheven. New York wordt bestuurd door een civiel-militaire administratie in buurgemeente Toretsk, zelf hebben we niet veel te zeggen. Ook kunnen we nog altijd niet stemmen.”
De civiel-militaire besturen werden in 2015 in het leven geroepen door voormalig Oekraïens president Petro Porosjenko, in een poging de oorlogschaos in de Donbas-regio enigszins het hoofd te bieden. Het was bedoeld als tijdelijke maatregel, intussen zitten ze er nog altijd mee.
“Door de problemen met de separatisten zijn we niet aantrekkelijk voor investeerders”, zegt Losjarova. “Intussen werken de meeste mensen hier in de fenolfabriek, voor 500 euro per maand. We willen wel vooruit, maar we zitten vast.” Over de oorlogsdreigementen van Russisch president Vladimir Poetin wil ze zich niet uitspreken in haar positie, zegt ze. “Vraag dat maar aan de inwoners.”
Stalin
Makkelijker gezegd dan gedaan als er geen kat op straat loopt. We wandelen door de sneeuw terug naar de hoofdstraat, over de brug waar de Oekraïense geelblauwe vlaggen aan de pijlers een schijn van fleurigheid opwekken in de alomtegenwoordige grauwheid.
Eén gebouw trekt de aandacht: de orthodoxe kerk met haar gouden koepel en lichtblauw geschilderde muren. Als we eropaf stappen, worden we aangesproken door een man. Hij heet Sergej Prokopets, is 47 jaar en woont hier al zijn hele leven. Dat heel wat bewoners in de Donbas-regio niet opgezet zijn met de Oekraïense overheid, is bekend. Ze affiliëren zich eerder met de Russische wereld - al betekent dat niet per se dat ze het eens zijn met de pro-Russische separatisten aan de andere kant van de de facto grens, want ze zien ook wel hoe groot de problemen daar zijn.
De verwantschap met de Russische wereld stamt veelal uit het verleden. In de jaren dertig werden heel wat Russen naar deze regio gestuurd in het kader van de industrialiseringplannen van Stalin. Een fors deel van de bevolking heeft nog altijd familie in Rusland en spreekt Russisch als eerste taal, hoewel de officiële taal Oekraïens is. Een en ander betekent dat je tijdens gesprekken met mensen op straat altijd wat voorzichtig moet zijn als je naar hun mening vraagt. Zeker degenen die eerder pro-Russisch gezind zijn, bijten nog liever hun tong af dan dat ze het zomaar aan een wildvreemde vertellen.
Maar het is meteen duidelijk dat Sergej Prokopets een Oekraïense patriot in hart en nieren is. In 2014 en 2015 was hij als brandweerman bij heel wat oorlogsellende betrokken. “Ik heb mensen uit brandende huizen gered, zwaargewonden vervoerd. We hebben ons deel gehad hier.” Hij wijst naar zijn huis aan de overkant van de kerk. “Toen het Oekraïense leger vroeg of er soldaten op mijn terrein konden verblijven, heb ik meteen ja gezegd. Ze zitten er nu nog.”
Prokopets neemt ons mee naar Nikolaj Lenko (48), een van de voortrekkers van de beweging die de naamsverandering New York in gang zette. In het cultureel centrum, een gerestaureerd gebouw uit begin vorige eeuw, vertellen Lenko en Prokopets over de angst voor een nieuwe oorlog.
“We maken ons ernstige zorgen”, zegt Lenko met een somber gezicht. “In september vorig jaar was ik getuige van twee drones die de separatisten vanuit de stad Horlivka naar het militaire onderkomen op het terrein van Sergej stuurden. De drones dropten explosieven, twee militairen raakten gewond, een van hun wagens was totaal vernield. Het deed me nog maar eens beseffen dat we een onmiddellijk doelwit zijn. Als de Russen aanvallen, gaan ze niet de grote middelen inzetten, vermoed ik. Ze zullen drones en precisiewapens gebruiken. Een vreselijk vooruitzicht.”
Ja, ze hebben schuilkelders in New York, zeggen de mannen. Maar ze willen zich beter voorbereiden dan dat. “Er staan 250.000 vechtklare Oekraïense militairen en 100.000 reservisten paraat. We hebben het leger gevraagd om militaire aanwezigheid in onze nabijheid, zodat we meteen op hen kunnen rekenen moest er iets gebeuren. Ook zijn we bezig met de formatie van onze eigen burgermilitie, we wachten op training van de militairen. We zijn hooguit vijftig man groot, maar we gaan ervoor. Europa en de Verenigde Staten mogen ons dan steunen, we beseffen dat het onze oorlog is en dat we het zelf moeten uitvechten, zonder hulp van buitenaf.”