OpinieBenoit Lannoo
Zou Belgrado op termijn niet het ideale bruggenhoofd kunnen worden om het gesprek met Moskou te hervatten?
Benoit Lannoo is freelance journalist en godsdienstleerkracht.
Slechts zelden ga ik met het standpunt van hoofdredacteur Bart Eeckhout niet akkoord; doorgaans verwoordt de man beter wat ik denk dan ik het zelf kan.
Maar als hij schrijft dat “alleen kerstekinderen geloven dat het toeval is dat Servië de spanningen met Kosovo nu opdrijft” en dat Servië alleen een plaats heeft binnen de Europese Unie als het zijn Russische bondgenoot “achter de schermen” loslaat (De Morgen 28/12/22), bewijst Eeckhout dat internationale conflicten vaak te complex zijn om ze te laten analyseren door iemand die onvoldoende terreinkennis heeft. Die terreinkennis zou kunnen voorkomen dat Vlaamse redacties een nieuw bipolair spanningsveld in het leven roepen – het Westen versus Rusland – waar dat niet of nauwelijks meespeelt.
Zoals vele communistische leiders zich in de jaren negentig van vorige eeuw ontpopten tot hevige nationalisten – denk aan dictator Aliyev in Azerbeidzjan - was dat bij uitstek het geval voor de Servische leider Slobodan Milosevic. En de huidige president van Servië, Aleksandar Vucic, was in de nadagen van het Milosevic-regime inderdaad diens piepjonge minister van Propaganda.
Vucic is zeker geen schoothondje, maar de man heeft zich intussen publiekelijk verontschuldigd voor het bloedbad van Srebrenica en hij was in 2008 een van de eersten die met Vojislav Seselj – door het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag vrijgesproken van oorlogsmisdaden – de Servisch Radicale Partij verliet om een meer pro-Europese Servische Progressieve Partij op te richten.
Ja, er is Russische invloed in Servië: het grootste orthodoxe kerkgebouw ter wereld, de onlangs voltooide kathedraal van de heilige Sava in de Servische hoofdstad, werd deels met roebels bekostigd. (De prachtige mozaïeken binnenin zijn trouwens vaak van Oekraïense kunstenaars.) Maar beweren dat Belgrado momenteel een pro-Moskou-koers vaart, is de waarheid geweld aandoen.
Sinds vijf jaar is Ana Brnabic er premier: zij is heftig voorstander van EU-lidmaatschap voor Servië, maar pleit er ook voor om de Servische banden met Rusland te handhaven. Zo’n tweeslachtigheid is typisch voor de Servische ziel. (Ter zijde: nog altijd beweren velen dat Vucic de openlijk lesbische Brnabic als premier aanzocht om Europa te paaien; hij aarzelde daarmee alvast niet de conservatieve Servisch-orthodoxe Kerk tegen de schenen te schoppen.)
Over de spanningen aan de grenzen van Kosovo en Servië praten zonder uit te leggen wat Kosovo e Metohija voor de Serviërs betekent, is evenwel niet eerlijk. De Servisch-orthodoxe Kerk en dus de Servische identiteit is ontstaan in de zuidelijke provincie, waarvan zowat de helft van de internationale gemeenschap na 2008 overhaast de onafhankelijkheid heeft erkend zonder enig respect voor zijn Servische geschiedenis.
Concreet: de nieuwe en open-minded Servisch-orthodoxe patriarch Porfirje probeerde enkele weken geleden Pec in Kosovo te bezoeken en dat werd hem door de Kosovaren verhinderd. Maar Pec is de oudste patriarchaatszetel van de Servisch-orthodoxe Kerk. De kloosters die over heel Kosovo verspreid liggen, vormen de bakermat van de Servisch-orthodoxe identiteit.
“Alleen kerstekinderen geloven dat het toeval is dat Pristina de Serviërs in Kosovo nu pest met een verbod op Servische nummerplaten” en dat Kosovo er niet op rekent dat Joe Biden – in 1999 de eerste in Washington die pleitte om Belgrado te bombarderen – “achter de schermen” wel een oogje wil sluiten voor Kosovaarse provocaties.
Want zodra de Serviërs hun stekels opsteken, zal het Westen – commentaarschrijver Eeckhout achterna – wel weer beweren dat Belgrado het Kremlin moet loslaten en Kosovo onverwijld moet erkennen, zonder enige garanties voor de rechten van de aloude Servische bewoners ervan. Zou Belgrado echter, mits betere bescherming van de Servische Kosovaren, op termijn niet het ideale bruggenhoofd kunnen worden om het gesprek met Moskou te hervatten?