ColumnIvo Victoria
Zonder publiek is elke voetballer middelmatig, en elke wedstrijd zonder belang
Ivo Victoria is schrijver van Alles is oké. Hij woont en werkt in Amsterdam. Zijn column verschijnt tweewekelijks.
Tijdens de eerste lockdown miste ik het voetbal geen seconde. Toch raar, voor een liefhebber van de sport die honderden uren per jaar aan het scherm gekluisterd zat in de – vaak vruchteloze – hoop op een magisch moment. Voetbal is een wrede drug. Het geeft slechts zelden het delirium dat de verslaafde wordt beloofd. Iets wat ik pas ten volle besefte toen de dealer niet meer leverde. Hoe vaak was ik niet teleurgesteld geweest door een wedstrijd die bij voorbaat legendarisch leek?
Deze dagen kijk ik weer af en toe. Maar naar wat kijk ik eigenlijk? Club Brugge speelde woensdag tegen Lazio Roma bij vlagen het beste voetbal dat ik een Belgisch clubelftal in jaren heb zien spelen. Maar het betekende niets. Het was helemaal niets.
Dat verdrietige ritselen van de netten wanneer een bal binnenvliegt. De droge tikken van leer op leer bij elke pass die wordt getrapt. De echo’s van bevelen vanaf de bank die door het lege stadion zingen, als geesten uit een ver verleden. Het holle geschreeuw van de spelers, alsof ze 90 minuten lang wanhopig zijn en wellicht is dit ook het geval. Zelfs dat kinderachtige achter-het-handje-praten zie je nauwelijks meer, alsof ze zelf ook wel beseffen wat voor aanstellerij dat was. (Of zaten de liplezers op de tribune en niet voor het scherm?) Spookvoetbal. En die publieksgeluiden die ze er op tv bij mixen maken het alleen maar erger.
Let’s face it. Zonder halfdronken mannen of glimmende spelersvrouwen op de tribunes, zonder chagrijnige Russische miljonairs in de VIP of de verbaasde blik van een jongetje in een rolstoel die het shirt van zijn idool krijgt, stelt al dat malle geren achter de bal niks voor.
Het geeft te denken. Heeft het voetbal werkelijk ooit iets betekend? Of hebben wij ons al die tijd in de maling laten nemen? Ja, je gaat het pas zien als je het door hebt: zonder publiek is elke voetballer middelmatig, en elke wedstrijd zonder belang.
Maar het circus draait onverstoord door. Tot een goeie week geleden in België nog gewoon mét publiek. Het meest bizarre was: je hoorde er niemand over, zelfs Joël de Ceulaer niet – dan weet je het wel. Straks zenden de clubs hun spelers weer de wereld over, naar de nationale elftallen, voor een interlandperiode die nergens over gaat, ter meerdere eer en glorie van de verspreiding van het virus. Het Nederlandse PSV heeft nog een halve selectie over; de rest is besmet. Het voetbal ontloopt op groteske wijze haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. De nationale overheden grijpen niet in. Alles gaat dicht en niks mag nog maar als het over voetbal gaat, laat men het aan de UEFA en de FIFA. Zo moeilijk kan het niet zijn om op Europees niveau te beslissen: jongens, kappen met die flauwekul.
Hoe lang kan de overslaande stem van Filip Joos ons doen blijven geloven dat het op dit moment van belang is, wat daar op de grasmat gebeurt? En belangrijker: hoe lang vinden de sjeiks dit nog leuk, en de Russische oligarchen? Want voetbal is een piramidespel dat draait op hun geld.
Ondertussen rukt de e-sport op. De waarde van het Nederlandse gamersteam Team Liquid, bijvoorbeeld, wordt geschat op 300 miljoen euro. Miljoenen fans kijken online naar wedstrijden, gamers worden getransfereerd voor honderdduizenden euro’s. Alles perfect voorspelbaar en rechtvaardig. Geen VAR, geen discussie over buitenspel, geen geneuzel van Jan Mulder over het gesjor in het strafschopgebied wanneer er een hoekschop wordt genomen. Wie kan daar tegen zijn? Welnu, ik bijvoorbeeld. Ik gruwel van voorspelbaarheid en rechtvaardigheid in sport. Maar geld niet. Geld is er dol op.
We zullen binnen enkele jaren op allerlei manieren terugkijken op deze bizarre periode – en misschien, heel misschien, als het maar lang genoeg blijft duren, zal een van die manieren zijn: Corona als moment waarop het geld het voetbal verliet. En als het geld vertrekt, zullen de spelers snel volgen, samen met de sponsors, de WAG’s in de tribune, de glitter en de glamour en de dromen. Ja, verklaar me maar voor gek, maar plots zie ik een toekomst zonder profvoetbal. Stadions verbouwd tot sociale huurwoningen of luxe-hotels (‘Verwen jezelf met een weekendje in onze Vincent Kompany-suite!’). Opa bij het haardvuur die de kleinkinderen vertelt wie Ronaldo was. (‘De Michael Jackson van het oude profvoetbal.’) Voetbal als cultsport, die enkel nog gespeeld wordt door de paria’s van de samenleving: kunstenaars, schrijvers en kleine criminelen. Inderdaad, dit is een geweldig idee voor een dystopische roman – maar zet het uit je hoofd, want ík schrijf hem al.