Reconstructie
Zo zag de wereld van William Shakespeare eruit
Historicus Neil MacGregor (1946) brengt met 20 objecten in Shakespeares rusteloze wereld het tijdperk van de bard tot leven. Een voorproefje.
Slechts twintig voorwerpen heeft de Britse historicus Neil MacGregor nodig om de generatie van The Bard of Avon in het vizier te krijgen.
Het was wel een wereld die er radicaal anders uitzag dan die van zijn ouders. Engeland was onder Elizabeth I definitief protestants geworden, de oorlog met het katholieke Spanje vormde een levensgrote bedreiging voor het voortbestaan van de Tudor-dynastie, ontdekkingsreizen zwengelden zowel een verhevigde nationale trots als de internationale handel aan, en talloze ontwikkelingen in de wetenschappen en de technologie drongen voor het eerst tot een groot publiek door.
MacGregor deelt wel enkele waarschuwingen uit. Ten eerste vormen de voorwerpen 'geen samenhangend historisch verhaal over Engeland rond 1600'. Ten tweede zal de lezer geen stap dichter bij Shakespeare komen.
MacGregor is te bescheiden. Zeker, het doel van zijn boek is inzicht te krijgen in 'alle Engelsen die rond het jaar 1560 zijn geboren'. MacGregors originele en virtuoze aanpak zorgt hoe dan ook voor een ongemeen boeiende confrontatie met de gewichtigste uitdagingen van het Engeland van Shakespeare. En hij slaat beslist ook meer kleur op de wangen van 's werelds grootste toneelschrijver, een man over wiens leven we weinig concreets weten, maar die, zo blijkt uit de vele citaten uit zijn stukken, niet enkel een schrijver voor alle tijden was, maar evenzeer een man van zijn tijd.
Gewiekst zakenman
Op het eerste gezicht lijkt MacGregors selectie van voorwerpen lukraak gekozen: de muts van een leerjongen, een ijzeren vork, een Deens scheepsmodel, een dolk, een roemer uit Venetië, een reeks ontwerpen voor vlaggen, een pestproclamatie, een klok. In werkelijkheid is zijn keuze uiterst doordacht.
Enerzijds reflecteert ze de verscheidenheid van het theaterpubliek. In tegenstelling tot het vasteland, waar toneel exclusief binnenhuisamusement voor vorsten was, trokken in Londen armeluizen en edellieden samen naar de vele theaters, zoals The Swan en The Rose, en uiteraard Globe Theatre, waar Shakespeare behalve toneelschrijver ook aandeelhouder was.
Anderzijds past de keuze perfect bij de behoefte van Shakespeare om de beslommeringen, dromen, opinies en spooksels van zijn publiek een plaats in zijn stukken te geven. Shakespeare, zo herinnert MacGregor ons keer op keer, was een gewiekst zakenman. De kassa moest rinkelen. Daarom gaf hij het publiek wat het publiek wilde: het wilde horen dat Engeland een machtige natie met een roemrijk verleden was, het wilde mee met hun koningin beven en bibberen voor de complotten van de vijanden van het rijk, het wilde dwepen met helden en dromen van voorspoed, het wilde bloedvergieten zien.
Engelse humor
MacGregor is dan weer bescheiden genoeg om voor elk voorwerp de hulp van historici, museumcuratoren en wetenschappers in te roepen. Hun deskundige uitleg verweeft de oud-directeur van de National Gallery en het British Museum buitengewoon knap met zijn eigen expertise van de Engelse kunst en cultuur.
Het resultaat is een boeiende reis naar een tijd die de lezer van vandaag zowel van verbazing met zijn ogen doet knipperen als zuchten van herkenning doet slaken. Hoewel de weetjes en feitjes over elkaar heen buitelen, verstaat MacGregor niet enkel de kunst om het kleine telkens in het grotere geheel in te passen, maar slaagt hij er dankzij een snedige, spontane vertelstijl in om de nieuwsgierigheid van de lezer voortdurend te stimuleren. Dat hij daarbij de Engelse humor nooit uit het oog verliest, maakt de lectuur nog zoveel geanimeerder.
Uiteindelijk valt elk puzzelstukje perfect op zijn plaats en worden de voorwerpen 'een tastbaar uitgangspunt voor een trialoog tussen de voorwerpen zelf, de mensen die ze hebben gebruikt en de woorden van de toneelschrijver die zo'n essentieel bestanddeel zijn geworden van de Engelse taal en samenleving'.
Muts verplicht
Wat leert ons dus de wollen muts van die leerjongen? De platte, chocoladebruine baret, anderhalve eeuw geleden in Londen gevonden, was het traditionele hoofddeksel van pakweg tien procent van de bevolking van Londen, 20.000 jongens die op 14-jarige leeftijd bij een meester-handwerksman een vak begonnen te leren en er zeven jaar lang in de leer bleven. Een voorschrift uit die tijd verplichtte mannen en jongens ouder dan 6 jaar op zondag een hoofddeksel te dragen. Een slimme manier om de crisis in de wolindustrie het hoofd te bieden?
Best mogelijk, aldus MacGregor met tongue in cheek. Maar de muts is in de eerste plaats 'de sleutel tot een compleet register van sociale verschillen om mensen maatschappelijk in het gareel te houden'.
Enkel gentlemen en edellieden mochten op de dag des Heren blootshoofds over straat lopen. En als zij een hoofddeksel opzetten, was dat uiteraard een chique hoed, zodat iedereen kon zien welke status ze hadden. Wanneer Hamlet, prins van Denemarken, blootshoofds voor Ophelia, zijn geliefde, verschijnt, begrijpt de theaterbezoeker onmiddellijk dat de arme man uit zijn gewone doen is, en wellicht zelfs gek.
Leerjongens bezochten ook massaal de theaters. In tegenstelling tot de arbeidsslaven van de Industriële Revolutie, bezaten ze immers over flink wat vrije tijd. Uiteraard konden ze zich enkel de goedkoopste plaatsen permitteren. Helaas waren ze berucht voor hun 'rauw en gewelddadig gedrag'. Wanneer het plebs in Coriolanus, Shakespeares laatste tragedie, zijn mutsen in de lucht gooit, snapt het publiek van Globe meteen dat de massa in een woedende meute dreigt te metamorfoseren.
Dit stuk schreef Shakespeare in 1608, drie jaar nadat het zogenoemde Buskruitcomplot - een poging om de koning en het parlement op te blazen - op het nippertje was verijdeld. MacGregors muts komt met andere woorden ook van pas om er de angst van zijn publiek voor politieke omwentelingen mee te onderstrepen.
Shakespeares rusteloze wereld is tegelijk vermakelijk en leerzaam. Een magnifieke blikopener op een intrigerend tijdvak.
De beker uit Stratford
Deze zilveren beker bevindt zich in Shakespeares parochiekerk Holy Trinity in Stratford-upon-Avon. De kelk was tastbare protestantse propaganda. Elk diocees (bisdom) had er een gekregen. De gelovigen dronken, anders dan hun ouders, de wijn uit zo'n gemeenschappelijke beker. Shakespeare belicht de pijnlijke overgang van katholicisme naar protestantisme. Als de geest van Hamlets vader verschijnt, spreekt hij over het vagevuur, een concept dat het protestantisme krachtig verwierp.
IJzeren vork met messing uiteinde
Tijdens een voorstelling werd er door het publiek stevig gegeten en gedronken. De vork, opgegraven op de plek waar The Rose heeft gestaan, was bedoeld om er zoetigheid zoals marsepein en gemberkoek mee te eten. Hij werd gevonden tussen de resten van de duurste plaatsen, vlak naast het podium. Een maaltijd bij Shakespeare is vaak een theatraal spektakel. 'Laat de hemelen aardappelen regenen', zegt Falstaff. De veelvraat laat het publiek zo merken dat hij een chique meneer is, want de aardappel was toen nog heel exotisch.
Rapier en dolk
Als Tybalt Mercutio tijdens een duel in Romeo en Julia neersteekt, keek het publiek niet alleen vol bewondering naar het gevecht op het podium, maar besefte het ook dat het na de voorstelling zelf in zo'n duel kon belanden. Elizabethaanse mannen liepen gewapend rond, het was zowel mode als een statussymbool. In Hamlet pocht de nuffige hoveling Osric dat de koning zes Barbarijse paarden tegen een half dozijn rapieren en dolken wil verwedden. Shakespeare voert in twaalf stukken zwaarden op: straatgeweld met wapengekletter was duidelijk van alledag.
Een roemer uit Venetië
Voor de tijdgenoten van Shakespeare was Venetië de kosmopolitische en multiculturele stad bij uitstek, rijk, modieus, hedonistisch, verfijnd. Enkel welgestelde mensen konden zich Venetiaans glas met zijn versiering van goud en schitterende kleuren veroorloven. Als Richard II zijn kroon vaarwel zegt, zegt hij naast zijn paleizen en kostbare gewaden ook bedroefd zijn roemers vaarwel. Maar Venetië was ook geroemd voor zijn verdraagzaamheid. Iedereen was er gelijk voor de wet, zelfs Joden, zoals blijkt uit De koopman van Venetië. Een subtiele hint van Shakespeare? Engeland, waar de Joden door Edward I in 1290 waren verdreven, had op het vlak van tolerantie blijkbaar nog veel te leren.
Vlaggen voor Groot-Brittannië
Na de dood van Elizabeth I in 1603 volgde Jacobus VI van Schotland haar als Jacobus I van Engeland op. De nieuwe vorst probeerde de twee landen meteen in een unie te verenigen. Daarom liet hij ook een aantal vlaggen ontwerpen waar het Schotse kruis van St. Andrew en het Engelse van St. George werden samengevoegd. Maar een nieuwe natie smeden - voor het eerst viel de naam Groot-Brittannië - bleek aartsmoeilijk. Hoewel de kwestie iedereen beroerde, bleef Shakespeare op de vlakte. Pas in Cymbeline, waar de verenigde Britse stammen het tegen Rome opnemen, verschijnt een zegevierend Groot-Brittannië. Koning Cymbeline roept aan het slot zelfs op de Britse vlag te hijsen.
Een klok met een speelwerk
Het geluid van een uurwerk dat de minuten wegtikte was nieuw voor het elizabethaanse Engeland. Voor de juiste tijd luisterde men naar de kerkklokken. Deze klok werd in 1598 gemaakt door Nicholas Vallin, een ingeweken protestant uit de Zuidelijke Nederlanden. Ze heeft zowel een wijzer voor de uren als voor de minuten. Het zou nog vijftig jaar duren voor minutenwijzers standaard werden. In Wintersprookje zegt de koningin tegen Leontes dat ze hem 'niet één tik van de klok' minder liefheeft. Hiermee bewijst Shakespeare dat hij op de hoogte was van de laatste snufjes op technologisch gebied.
Oogrelikwie van Edward Oldcorne
Bloedvergieten hoorde bij het leven van alledag. Als toneelbezoekers London Bridge overstaken, passeerden ze de op spiesen gestoken hoofden van verraders, en in de theaters werden verminkingen en terechtstellingen gewoon tijdens de matinee vertoond. Zo wordt Gloucester in King Lear op gruwelijke wijze blind gemaakt. Het oog in de relikwie behoorde toe aan een katholieke missionaris die in 1606 werd terechtgesteld. Een sympathisant moet het oog hebben bemachtigd en als relikwie bewaard. Voor de protestanten was Oldcorne een verrader, voor de katholieken een martelaar. Shakespeare verwijst in zijn stukken niet minder dan 45 keer naar martelingen, en in acht stukken vermeldt de regieaanwijzing dat er op het podium een afgehakt hoofd moet worden getoond.