ColumnMarnix Peeters
Zij was majoor bij de marine en kon tegen alle denkbare stootjes, zei zij
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Vorige zaterdag maakte ik een tour door Oost-Vlaanderen, om in diverse boekhandels mijn nieuwe roman te gaan signeren. De knoeiers die de Boekenbeurs failliet lieten gaan en er al ruziënd maar geen nieuwe op poten gezet krijgen, zijn daarvoor verantwoordelijk; je wil als schrijver af en toe echt wel eens je lezers in de ogen kijken, en ook die lezers vinden dat best wel fijn.
Per trein was ik naar Gent-Dampoort gereisd, waar ik werd opgewacht door de zoon van een van de boekhandelaren, die mij eerst naar Merelbeke en dan naar Gent Dok Noord en Mariakerke zou brengen, waar ik zou worden opgepikt door de marchand van Wetteren, waar ten slotte de neringdoende van Lokeren mij naar mijn laatste bestemming zou voeren.
Het was werkelijk een feest. In de winkels werd ik opgewacht door talloze lezers. Sommigen hadden, mijn interesses kennend uit deze krant en van sociale media, lokale bieren meegebracht. De winkeliers stuurden mij niet voort zonder een paar flesjes Cornet, zodat ik ’s avonds beladen als een muilezel en rinkelend van het glas weer op de trein stapte. ‘Oh, plannen?’ vroeg de begeleidster. ‘Nee, gewoon,’ antwoordde ik.
Het gebeurt op zo’n dag dat mensen een boek komen kopen die mij alleen uit Zeno kennen. Dat zijn kritieke momenten. Ik doe dan een kort intakegesprek, waarbij ik uitleg dat de keurige, maatschappelijk getinte stukjes in de krant geenszins representatief zijn voor het wilde gefantaseer in de romans, en dat zij, indien zij doorgaan met de aankoop, moeten verklaren tegen een stootje te kunnen. Bij twijfel raad ik hen aan een boek van een andere auteur te kiezen.
In Merelbeke reageerde een dame verbaasd en wat gepikeerd op mijn vragen – ‘Zie ik er soms uit alsof ik niet tegen een stootje kan?’ repliceerde zij. Zij was majoor bij de Belgische marine en kon tegen alle denkbare stootjes, zei zij. In Lokeren kwam de zoon van Miek en Roel een boek kopen. De oude Roel blijkt nog niet-aflatend muzikaal actief te zijn, hij is tachtig en hij blijft maar gaan.
In elke winkel waren er wel enkele lezers die een exemplaar kochten van Zo donker buiten, het boek dat ik over mijn alzheimerende moeder schreef. Telkens als ik het omslag zie, word ik ontroerd – de aanblik van mijn ma in de fleur van haar jeugd en het besef dat zij er nu al vier jaar niet meer is, bedroeft mij. Veel vertrouwden wij elkaar bij leven niet toe, zo waren wij niet, maar in mijn tienerjaren, toen allerlei stormen ons gezin teisterden, schuilde ik vaak in haar armen. Nu mijn vader stilaan haar weg opgaat, neem ik de tijd om de dingen uit dat verleden eens keurig te rangschikken, want het was een rommeltje van halve herinneringen en slordige interpretaties geworden – je leeft tenslotte maar wat aan. Dat is confronterend, maar het doet ook enorm veel deugd.