ColumnFrederik De Backer
Zij moest niet van mij weten en ik niet van haar, tot meneer Steegen ons een lessenaar liet delen
Frederik De Backer is columnist.
Zij moest niet van mij weten en ik niet van haar, tot meneer Steegen ons een lessenaar liet delen en we op den duur onder tafel soms elkaars hand vasthielden. Ze sprak met een Franse r, iets waarvoor ik tot de dag van vandaag een zwak heb. Als ik aan haar denk, zie ik haar in een paars-roze trui, ik denk met horizontale strepen, zwarte strepen. Haar goedkeuring uitdrukken deed ze met het woord ‘zalig’. Ze droeg haar weerbarstige haren vrijwel altijd in een staart, en met haar wipneus en prachtige bruine ogen was ze alles wat ik wilde. Ik heb een gsm omdat zij er een had en me berichten wilde sturen. Ooit sms’te ze dat ze moest werken op een opendeurdag en vroeg of ik niet afkwam. Ik reed vijftien kilometer door de gietende regen op een fiets zonder vitessen voor “ah, hallo” en verder niets. We scheelden zeventien dagen. De mooiste nacht van mijn leven was er een op een terras, omringd door klasgenoten in slaapzakken, toen ze in mijn arm kwam liggen en we de hele nacht vallende sterren telden. Het was de eerste keer dat ik mijn lippen in iemands haren drukte en de eerste keer dat ik het gevoel had dat ik een kans maakte. Haar ouders waren lieve, intelligente mensen en woonden in een groot huis tussen de velden, op tweehonderd meter van een spoorwegbrug waar ik een zomer lang elke dag heen fietste en uitrustte in de hoop dat ze me zou zien zitten en naar buiten komen. Voor haar viel ik elf kilo af. Er lagen tien maanden tussen het moment waarop ik verliefd werd op haar en dat waarop zij het werd op mij. Zelfs in die laatste maand twijfelde ze nog tussen mij en een andere jongen. Ze had een enorme Berner sennenhond. Onze en ook mijn eerste kus vond plaats op mijn bed. Ik heb één keer in mijn leven gesnowboard en dat was toen ik mee mocht naar haar tante die in Zwitserland of Oostenrijk woonde. Op weg naar daar heb ik urenlang naar dezelfde zeven nummers van Sixtoys geluisterd, in de kofferbak, gelegen op een tiental valiezen. De eerste iPod die ik ooit zag was de hare. Ze had iets onhandigs, wat ik lief vond. Ik herinner me minigolf en een appartement op de dijk en de bekerfinale tussen Club Brugge en GBA. Foto’s met gekke hoedjes. The Passion of the Christ op de kamer van haar broer. Ze hield van Radiohead, een liefde die ze deelde met de jongen die ze weleens kuste in de maanden voor ik het uitmaakte, op de fuiven waaraan ik zo’n hekel had. Ik ging pas later van Radiohead houden, al kan Thom Yorke een serieus stukje zagen. Ik weet nog hoe ik wegfietste nadat ze het me had verteld, het verdriet, de kwaadheid, de paniek, en hoe ze me achternakwam in het grijze autootje waarvoor ze geen dag had moeten werken. Hoe ik haar nog een kans gaf en ze die verkeek.