ColumnIvo Victoria
Wellicht schuilt diep in mij, in ons allemaal, nog een schim van dat onschuldig kind voor wie de wereld magisch was
Ivo Victoria is schrijver van Alles is oké. Hij woont en werkt in Amsterdam. Zijn column verschijnt tweewekelijks.
De voorbije twee weken zat ik in thuisquarantaine. De oudste dochter (13) was een van de twintig leerlingen op dertig in haar klas die binnen een bestek van dagen positief testte op Covid-19. Maar vertel me vooral nog eens hoe gering de rol van scholen is bij de verspreiding van het virus. Afijn. Het gezin Victoria ging op slot. De patiënt nestelde zich in haar kamer met een milde verkoudheid, roomservice en onbeperkt Netflix – veel blijer wordt een puber niet.
Haar kleine zus (9) had het moeilijker. De eerste lockdown was voor haar nochtans een zegen. Gezellig met mama en papa aan tafel in de woonkamer, werkend op haar eigen laptop (cool!) en weg uit de drukte van de klas, zette ze in drie maanden tijd twee jaar leesachterstand om in een half jaartje leesvoorsprong. Hashtag trots. Die winning mood had ze in september mee naar school genomen, blij om haar klasgenootjes terug te zien terwijl de resultaten bléven verbeteren. Maar nu, terwijl grote zus in isolatie kerstfilms bingewatchte, sloeg de somberheid toe.
Ik zat voetbal te kijken toen ze tegen me aan kroop en zei: ‘Papa, hoelang gaat die kerronie nog duren?’ (Zo noemt ze het virus, consequent: kerronie. Fleurt de boel enorm van op, probeer het maar eens.) Ik zei: ‘Goh, dat weet niemand.’ ‘Maar wat dénk je?’, vroeg ze. Ik zei: ‘Ik dénk tot volgende zomer. Hopelijk.’ Ze zuchtte. Ik vroeg: ‘Heb je de blues?’ ‘Wat is dat?’, vroeg ze. Ik legde het uit. Ze knikte. Ja, ze had de blues.
Voor kleine kinderen is de werkelijkheid een rekbaar begrip en de wereld vol magie. Sinterklaas bestaat, net als kabouters en sprekende dieren. Wie een kaarsje brandt, mag een wens doen en vaak komt die ook uit. Iemand die sterft gaat heel lang slapen op een witte wolk die aan de hemel voorbijdrijft. Maar gaandeweg verdwijnt de magie uit het leven, en leer je dat de werkelijkheid onverschillig staat tegenover je verlangens. Wanneer dat gebeurt, wordt de wereld ongrijpbaar. Voor iedereen duurt deze coronaperiode lang maar voor acht- of negenjarigen komt daar nog iets bij: het nieuwe besef dat er geen magie in het spel is maar een grillige realiteit die door geen koning, tovenaar, premier of viroloog volledig te verklaren valt. Laat staan door papa – de man die tot voor kort almachtig was. Dat is opvoeden, vrees ik: het stap voor stap afnemen van de magie waarin kinderen geloven. Wanneer dat geloof verandert in angst voor het onverwachte en het onverklaarbare, ontstaat er een bepaalde alertheid. Een voor het kind onbenoembaar besef dat de wereld op elk moment zomaar onherroepelijk kan veranderen. We weten allemaal: die alertheid raak je nooit meer kwijt.
Ook ik had de afgelopen dagen soms het gevoel dat me iets was afgenomen zonder te begrijpen wát, of waarom. Wellicht schuilt diep in mij, in ons allemaal, nog een schim van dat onschuldig kind voor wie de wereld magisch was. We missen dat kind. Dat is de blues. Een blues die in mijn ervaring bij een negenjarige precies zolang duurt als de tijd die het kost om haar vader de afstandsbediening te ontfutselen, en een troostrijke tekenfilm op te zetten.