OpinieVincent Stuer
We zijn allemaal bang, maar niet voor elkaar
Vincent Stuer is schrijver en theatermaker. Hij werkte als woordvoerder in het Europees Parlement. Hij schrijft tweewekelijks voor deze krant, afwisselend met Mark Elchardus.
Als de politiek in oorlogsmetaforen vervalt, leidt dat meestal tot overspannen retoriek en onzalige beleidskeuzes – van het ‘Vlaamse front’ tot de ‘war on drugs’. Een voormalige baas, die de Koude Oorlog van iets te dichtbij had meegemaakt achter het IJzeren Gordijn, heeft het mij afgeleerd in oorlogstermen te spreken.
Maar voor de coronacrisis maak ik een uitzondering. De publieke opinie die staat te trappelen om uit quarantaine te komen, vertoont in positieve zin parallellen met een maatschappij die uit een oorlogssituatie komt. Daar zit een kans in voor progressieve politiek, want op een oorlog die democratisch gewonnen wordt, volgt vaak een doorstart van de democratisering.
Samen thuis, samen uit
De dreiging is echt, tastbaar, en ze komt van buitenaf. Dat is in de politiek, gelukkig, zeldzaam geworden. Het geeft een vrij uniek gevoel: we zijn allemaal bang, maar niet bang voor elkaar. Die samenhorigheid tegenover een virus en de maatschappelijke vernietiging die het aanricht, is uiteraard tijdelijk. Maar ze is daarom niet minder reëel.
Ook economisch heeft deze crisis een uitzonderlijke eigenschap: ze wordt de grootste schok die we sinds de Tweede Wereldoorlog te verduren kregen, maar de oorzaak komt niet uit de economie zelf. Het zijn dit keer geen megalomane beleggers of onbezonnen banken die het land stilgelegd hebben. Onze economie is niet ziek, maar in quarantaine gezet.
Dat is een enorm verschil voor wat gaat komen: de reden waarom de crisis van 2008 maar weinig structureel veranderd heeft, is dat de remedie het probleem erger kon maken. Als je banken moet saneren terwijl je ze aan het redden bent, blijf je sowieso ergens in het midden hangen. Nu is dat risico veel kleiner. De kans op herstel is groter, en de overheid kan veel strengere voorwaarden stellen.
Dat kan niet alleen, dat moet ook. Duurzaamheidscriteria voor staatssteun zijn een mooi voorbeeld. De topman van Ryanair zegt dat zijn businessmodel in duigen valt als de coronamaatregelen aanhouden. Het was een dreigement, maar eigenlijk is het een uitdaging: het niet-duurzame deel van de sector is de facto al gesneuveld – houden zo – en het noodzakelijke deel kan eindelijk tot toegevingen gedwongen worden.
Er is geen enkel argument meer tegen een belasting op kerosine en een taks op vliegtuigtickets. Het zijn de enige soort afspraken die achteraf ook afdwingbaar zijn. En het is een beter en billijker manier om de eigen toerismesector te stimuleren dan het wansmakelijke idee om tweedeverblijvers aan de kust extra geld toe te steken.
Want de samenhorigheid van de publieke opinie stelt ook haar eigen normen: wie niet mee afziet, moet solidair zijn. Van 1940 tot 1950 hadden de Verenigde Staten een belasting tot 95 percent op buitensporige winst. Bedrijven die groot geld verdienden aan de oorlogseconomie zagen hun winst herverdeeld onder de bevolking.
Nu zien we digitale mastodonten zoals Amazon hun dominantie uitbreiden, dankzij de quarantaine. De terughoudendheid om hen te belasten en in te perken moet nu ook wegvallen. De taxshift naar de sectoren die het zwaarst lijden onder de coronacrisis – zelfstandigen, kleine bedrijven, horeca, evenementen- en cultuursector – is een economische evidentie en een maatschappelijke noodzaak.
De bevrijding winnen
Want onze samenhorigheid is heel voorwaardelijk. Ze kan snel omslaan.
Het is een cliché dat oorlogsleiders niet beloond worden voor hun overwinning. Winston Churchill werd de grootste Brit aller tijden, maar leed twee maanden na de oorlog een van de grootste verkiezingsnederlagen ooit.
Dat is niet zozeer een kwestie van ondankbaarheid, maar van onafhankelijkheid: wie zo pijnlijk ondergeschikt geweest is aan andere mensen en omstandigheden wil vooral weer op eigen benen staan. Dan stem je op een partij die je je zelfbeschikkingsrecht teruggeeft.
Na elke oorlog in het democratische tijdperk volgde een golf van democratisering: België stelde in 1918 het enkelvoudig mannenstemrecht in, na de volgende oorlog kwam het vrouwenkiesrecht en deed de welvaartsstaat een sprong vooruit.
De Britten stemden niet tegen Churchill. Clement Atlee was een van de minst charismatische leiders die Labour ooit had, maar hij was een oerdegelijk vertegenwoordiger van het hervormingsprogramma waar de partij al jaren voor stond. Daar stemden ze vóór.
De vraag is nu ook wie een verhaal vindt dat de tijdgeest kan vatten. Een zittende eerste minister kan dat niet alleen, die staat per definitie voor de dagelijkse strijd van het verleden. De politiek heeft een paar maanden om de gezonde shock in onze geesten om te zetten in een hoopgevend politiek signaal. Dat kan een regering of een verkiezingsprogramma zijn. Want als de Britten konden gaan stemmen terwijl Berlijn nog nasmeulde, kan België het na deze zomer ook.