OpinieKoen Lemmens
Wat de overheid eigenlijk zegt: wij slagen er niet in strikte regels op te leggen
Koen Lemmens is hoogleraar publiek recht aan de KU Leuven.
Gisteren is de Nationale Veiligheidsraad bij elkaar gekomen om nieuwe regels af te spreken voor onze omgang met corona. Dat was nodig omdat er sprake was van een zekere coronamoeheid bij de bevolking, die losser scheen om te springen met de bestaande regels en vooral ook omdat de cijfers ongunstig evolueren en we absoluut willen vermijden van opnieuw in een lockdown terecht te komen.
Wat opvalt is dat bij de nieuwe maatregelen heel wat versoepelingen zitten en de overheid ervoor kiest om in te zetten op de verantwoordelijkheid van de burgers. Daarmee geeft ze nochtans een dubbelzinnig signaal.
Wanneer een overheid het gedrag van mensen wil sturen, beschikt ze over heel wat mogelijkheden, die niet allemaal per se dwingend zijn. Via bewustwordingscampagnes, onderwijs, informatieverstrekking allerhande kan ze proberen om gedragswijzigingen te bekomen.
Gebruik van het recht is zeker niet de eerste en ook niet noodzakelijk de beste manier om gedrag te beïnvloeden. Maar recht, en dan zeker strafrecht dat helemaal het laatste redmiddel moet zijn, heeft het voordeel van de relatieve duidelijkheid: als de overheid via rechtsregels iets gebiedt of verbiedt, weet de burger in principe waar hij aan toe is.
Dat is uiteraard minder het geval met aanbevelingen en raadgevingen, die een burger strikt genomen niet moet opvolgen. Als de overheid dus écht ondubbelzinnig bepaalde gedragingen wil verbieden of opleggen, kunnen raadgevingen niet volstaan. Dan zijn rechtsregels en de handhaving ervan nodig. Maar het is perfect verdedigbaar om niet meteen naar dat harde recht terug te grijpen: je kan als overheid ook proberen om eerst met zachte hand het gedrag te leiden.
Geen bewuste wil
Dat is niet wat er vandaag gebeurt. Nu zien we dat de overheid eerst geprobeerd heeft om met rechtsregels (de legendarische covid-MB’s) verboden en geboden op te leggen, maar daar nu in belangrijke mate van afstapt. Niet zozeer omdat de omstandigheden veranderd zijn, maar kennelijk omdat de handhaving van de regels niet (meer) lukt.
De keuze om op burgerzin te rekenen is dan ook geen bewuste wil om de burger als een verantwoordelijke agent bij het besluitvormingsproces te betrekken, maar eerder een toegeven van een bestuurlijk falen.
Wat de overheid doet is het signaal geven: wij slagen er niet in strikte regels op te leggen. Ze rekent van lieverlee dan maar op de verantwoordelijkheid van de burger. Waarbij dan de vraag rijst of dat vertrouwen gewettigd is, gezien de voorbije weken en maanden. Want als we in het recente verleden dwingend recht nodig hadden, omdat burgerzin kennelijk niet volstond, waarom zou dat dan nu plots anders zijn? En vooral ook, hoe kunnen die aanbevelingen gehandhaafd worden? Wat als de burger toch onvoldoende verantwoordelijk blijkt? Je zou dan kunnen zeggen: dan verstrengen we weer. Maar hier zit de overheid klem, want ze heeft eigenlijk net aangegeven dat de strengere maatregelen onwerkbaar blijken te zijn.
Nog een gevaar
Er is nog een ander gevaar. Ik betwist uiteraard niet dat burgers zich in deze pandemie op een verantwoordelijke manier horen te gedragen. Maar dat neemt niet weg dat natuurlijk ook de overheid behoorlijk te werk moet gaan.
De voorbije maanden, die begrijpelijk zeer moeilijk waren, zagen we legistiek geknoei (waarbij een FAQ soms op tegenstrijdige wijze wetgeving uitlegde!), politici die de regels zelf niet naleefden (betogingen ondanks samenscholingsverbod), verwarrende communicatie enzovoort.
Door nu zo resoluut de bal in het kamp van de burger te leggen, bestaat het gevaar dat de overheid zich indekt voor het geval de situatie de komende weken opnieuw uit de hand loopt. Want dan zal er wellicht naar de burger gewezen worden: de ontsporing zal onze fout zijn. De vaudeville rond contacttracing, de vreemde mondmaskersaga’s, de problemen rond het opsporen en testen verdwijnen dan naar de achtergrond.
Laten we nochtans niet vergeten dat de overheid in de strijd tegen de pandemie voorop dient te lopen. Liefst met een stabiel en transparant wettelijk kader, heldere en duidelijke regels, ruisloze communicatie, zonder zaken te verbloemen, zonder angsthazerij en met een perspectief voor allen. Dat is niet weinig, maar niemand beweerde ooit dat een land leiden makkelijk is.