Opinie
Waarom ik de moslims erg dankbaar ben
Mark Elchardus is emeritus professor sociologie aan de VUB en opiniemaker bij De Morgen. Zijn bijdrage verschijnt op zaterdag.
De komst van de islam verloopt niet zonder problemen in deze post-religieuze samenleving. Toch heeft zij ook voordelen. Voor minstens twee redenen ben ik de moslims erg dankbaar.
Allereerst voor de ontdekking van geloof, van wat geloof vermag. Mensen ontmoeten die echt geloven dat hun god alwetend is, zijn voorschriften daarom beter zijn dan de wetten gemaakt door immer falende mensen. Er getuige van zijn dat een aantal jonge kerels zowaar wroeging krijgt van een puberale flirt met seks, drugs en rock-’n-roll, maar daarenboven gelooft dat martelaarschap hun zonden wist, de poorten van het paradijs opent, de benen van maagden spreidt. Zien hoe sommigen proberen te leven volgens de bijzonder gedetailleerde voorschriften van hun god. Dat zelfs beschouwen als de enige weg naar waar geluk, voor henzelf, maar ook, spijtig genoeg, voor ons allemaal. Twintig jaar geleden nog achtte ik dat soort geloof verdwenen, alleszins flink op weg naar de uitgang van de geschiedenis. De komst van de islam genas me van de blindheid die volgt op wat Maarten Boudry scherp in drie woorden vat, ons “ongeloof over geloof”.
Dat brengt me bij de tweede reden voor dankbaarheid: de ontdekking van onze grondwet. Ik wist dat ze bestond, ver van mijn bed. Moslims brachten ze dicht bij mijn hart. Ik herlees ze nu, af en toe. Blijkbaar doet Patrick Dewael (Open Vld) dat ook, op zoek naar wat ons in een meer diverse samenleving kan binden, waar “we elkaar kunnen aan houden”. Hij heeft zich uitgesloofd om een broodnodige aanpassing van de grondwet mogelijk te maken.
Hij wil ze onder meer laten voorafgaan door een preambule, een korte tekst die gevat onze bindende waarden weergeeft. De ruime meerderheid van bestaande grondwetten heeft zo’n preambule. Ik ben daar niet meteen een tegenstander van, maar evenmin een groot voorstander. Zo’n tekst kan pedagogisch zijn. Mensen in één wervende paragraaf, wars van juristenjargon, laten kennismaken met de geest van onze grondwet, de ziel van onze gemeenschap. Het is verdomd moeilijk zo’n tekst te schrijven en, bijvoorbeeld, de door alle parlementaire fracties fundamenteel geachte waarden daarin op te nemen, zonder tot een kreupel gedrocht van een opsomming te komen. Verder kan zo’n preambule toch enkel zeggen wat in de artikelen van de grondwet wordt gespecificeerd. Misschien is het zinvoller die artikelen verstaanbaar en wervend te schrijven.
Gemiste kans
Patrick Dewael presenteerde inmiddels een 'proeve van preambule'. 27 regels. Daarin toch drie keer “gelet op…” en daarenboven nog eens vijf keer “overwegende dat…”, gevolgd door verwijzingen naar verklaringen van de rechten van de mens en dergelijke. Een tekst zoals een notaris voorleest en waarbij men, ondanks het wachten op verrijkend nieuws, knikkebollend indommelt. Een gemiste kans ook om het seculiere, humanistische karakter van onze grondwet te onderstrepen. Onze grondwet dient niet te worden voorgesteld als ondergeschikt aan verklaringen van de rechten van de mens, maar als het resultaat van ons collectief leren: dit zijn de waarden en normen waarvan wij als gemeenschap, generatie na generatie hebben geleerd dat zij goed en waardig samenleven mogelijk maken.
Zelfs uit deze proeve van preambule spreekt nog steeds de vrees voor de soevereiniteit van de mens, zoals we die onder meer in de Amerikaanse grondwet zien. Deze verwijst naar God, maakt de wil van het volk daaraan ondergeschikt. In de 'proeve van preambule' wordt die Amerikaanse god vervangen door mensenrechten en andere regels. Zo wordt gesteld dat “de volkssoevereiniteit … alleen wordt ingeperkt door de rechten van de mensen, de EVRM, de Grondwet…”. Neen. We moeten dichter bij de geest en de praktijk van een strijdbare democratie blijven. Zeggen dat de volkssoevereiniteit zichzelf beperkingen oplegt en dat zij alleen dat kan. Niets staat boven onze volkssoevereiniteit, zij perkt zichzelf in, wordt niet ingeperkt. Dat is de geest waarin onze grondwet moet worden gelezen.
De grondwetsartikels die voor herziening worden voorgesteld, hebben allemaal betrekking op het seculiere karakter van onze samenleving. Ze verstandig aanpassen kan verdraagzaamheid voor elkaars opvattingen bevorderen, het aan anderen opdringen of opleggen van de eigen opvattingen in naam van geloof of gevoeligheden bemoeilijken. De grondwetswijziging kan en moet een antwoord geven op de terugkeer van het soort geloof dat zich boven de mens, boven de volkssoevereiniteit plaatst. Zij moet ook beter rekening houden met de ruime helft van de bevolking die niet meer gelooft. Dat wordt een grote uitdaging. Het is uitkijken naar wat onze volksvertegenwoordigers ervan maken.
Sleutelen aan de ziel van je gemeenschap, wat een opdracht.