OpinieLuc Verpoest
Van het Gravensteen maak je toch ook geen fietsenstalling
Luc Verpoest (KU Leuven) is gespecialiseerd in architectuurgeschiedenis van de 19de en 20ste eeuw en monumentenzorg. Hij is erevoorzitter van Monumentenwacht Vlaanderen.
“We maken ons al een tijd zorgen over het Vleeshuis. (...) Nu komen ze plots met een wel heel vreemd voorstel”, zei Vlaams minister van Erfgoed Matthias Diependaele (N-VA). Doorgaans ben ik behoorlijk kritisch wat zijn neoliberale erfgoedbeleid betreft, maar de ministeriële bedenking over het Gentse monument is terecht. Van het Gravensteen maak je ook geen fietsenstalling.
De reactie van ‘experts’ in de kranten verontrust mij des te meer: “Groot Vleeshuis in Gent. Erfgoed als fietsenstalling? Experts zien er wel brood in.” (DM, 31/1). Volgens Het Laatste Nieuws “vinden de meeste erfgoed-experts het oké, zien ze geen graten in het plan”, en “ziet Vlaams bouwmeester (Eric Wieërs) het wel zitten”. Hij verwijst naar “positieve signalen tussen de stad Gent en het Agentschap Onroerend Erfgoed”, waar minister Diependaele dus blijkbaar niet van op de hoogte lijkt te zijn. Marc Jacobs, tot 2019 directeur van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed en sindsdien hoogleraar ‘kritische erfgoedstudies’ aan de UAntwerpen, stelt “dat dit een zeer legitiem project kan zijn”.
In De Morgen noemt architectuurhistoricus en -theoreticus Maarten Liefooghe (UGent) “de plannen van de stad vanuit erfgoedstandpunt erg plausibel”. Het is juist daar dat de commentaren radicaal in de fout gaan: van een erfgoedstandpunt is geen sprake. “Niet dat de geschiedenis van een gebouw er niet toe doet”, zegt Liefooghe, “het is wel degelijk belangrijk om die voort te laten leven. Hou het gebouw ‘leesbaar’ voor de geïnteresseerde bezoekers”. Dat is ongetwijfeld de essentie van de erfgoedzorg, maar het is heel onwaarschijnlijk dat een hergebruik als fietsenstalling daartoe ook in staat zal zijn.
Markthal
De erfgoedontsluiting van een historisch gebouw als het Vleeshuis, uit de late middeleeuwen en sinds 1943 beschermd als monument, lukt niet met gelijk welke functie. De stelregel in de erfgoedzorg is dat bij herbestemming de functie wordt aangepast aan het gebouw en niet het gebouw aan om het even welke functie. Juist met de bedoeling om de erfgoedontsluiting, de ‘leesbaarheid’ van het historische gebouw maximaal te garanderen. Overigens werd het gebouw sinds de sluiting als Vleeshuis in 1883 verder grotendeels gebruikt als overdekte markt. Bart Eeckhout (DM, 31/1) stelt het voor alsof het Vleeshuis sindsdien slechts als postkantoor en parkeergarage voor auto’s werd gebruikt, hij zwijgt over het gebruik als groenten- en fruitmarkt in de jaren twintig tot de jaren zestig en vervolgens deels als vismarkt. Vanaf 2002 was er het promotiecentrum voor Oost-Vlaamse streekproducten gehuisvest, dat in april 2021 “genoodzaakt werd te verhuizen” (omwille van stabiliteitsproblemen van het dakspant) en sindsdien als OOOST is gevestigd op het Goudenleeuwplein tegenover de Stadshal.
De inrichting van het promotiecentrum in het Vleeshuis was een best geslaagd herbestemmingsproject: het gebouw bleef markt en als zodanig ook goed leesbaar als historische markthal, ook vanuit de geklimatiseerde glazen box-in-the-box (naar ontwerp van de architecten Coussée & Goris). Een puur functionele invulling als fietsenstalling, omdat er nood aan is en omdat hier ruimte ‘vrij’ is (gemaakt?), is in dat opzicht een foute keuze. Fietsenstallingen zijn ruimtes die optimaal en maximaal gevuld zijn met fietsen, waar je in eerste instantie plaats zoekt voor je fiets om die later zo vlug mogelijk terug te vinden. Zonder fiets ga je er niet even binnen als bezoeker die in erfgoed is geïnteresseerd. Misschien even uit nieuwgierigheid, om een blik werpen. Maar erfgoedontsluiting vraagt meer dan dat, uit respect voor het erfgoed.
Lorenzo Van Tornhaut, succesvol projectontwikkelaar uit Aalter (Volus en VT-Invest) met een stevige vastgoedportefeuille in nieuwbouw, en gastprofessor aan faculteit architectuur van de KU Leuven (Gent en Brussel), “juicht toe dat hij binnenkort zelf de hal zal kunnen bewonderen” (op weg met de fiets, neem ik aan). “Je zou zo’n fietsenstalling ook kunnen zien als vestibule [?]. Het is bijna [sic] een ontvangsthal waar de stad haar bezoekers verwelkomt als ze aankomen met de fiets”, stelt Van Tornhaut verder. Het Vleeshuis zou best een goede plek zijn voor Visit Gent - Trade (het tourist information centre of bezoekerscentrum van de stad Gent aan het Sint-Veerleplein, tegenover het Gravensteen) én TOV-Toerisme Oost-Vlaanderen aan het Zuid, een win-win, in de woorden van Vlaams bouwmeester Wieërs.
Van Tornhaut laat ook nog opmerken dat een fietsenstalling een oplossing zou bieden voor “de vele fietsen die nu lukraak over Gent verspreid staan en afdoen aan het karakter van het historische centrum”. Maar voor een van dé sleutelmonumenten van het historische centrum geldt die bedenking dus blijkbaar niet? Ik erken de nood aan fietsenstallingen in het centrum van Gent. Vlakbij, op de Korenmarkt, ligt overigens al een overdekte en goed uitgeruste fietsenparking met 201 plaatsen, met fietspomp en automaat voor fietslichtjes enzovoorts, in het bruggenhoofd van de Sint-Michielsbrug. Hij wordt beheerd door De Fietsambassade, een verzelfstandigd extern agentschap (EVA) van de stad Gent, waarvan Filip Watteeuw overigens voorzitter is. Hij kent de problematiek dus door en door, weet waar fietsenstallingen nodig zijn en waar hier mogelijk ruimte voor is. Het blijft onduidelijk waarom dan juist voor een belangrijk historisch gebouw in het historische centrum van Gent werd gekozen.
Minister Diependaele vindt het “een ad-hocoplossing voor een mobiliteitsprobleem”, terwijl hier toch een erfgoedvisie bepalend zou moeten zijn. Gents schepen Hafsa El-Bazioui (Groen), bevoegd voor onder andere facilitair management, is er al een jaar mee bezig en vindt “het echt een goede invulling voor de hal”. Ze apprecieert “dat er een debat komt over haar plannen”, maar misschien had de stedelijke overheid het debat zelf al een jaar geleden kunnen lanceren. Ook in verband met het Gravensteen liep het op die manier fout, doordat het stadsbestuur veel te lang wachtte met het publiek maken van de plannen, en dan paniekerig reageerde op de felle en overigens niet altijd terecht reacties. Op tijd informeren en communiceren is ook in de erfgoedzorg van groot belang. Een stadsbestuur is ook verantwoordelijk voor het creëren van een maatschappelijk draagvlak. En waar blijft de burgemeester?
Erfgoed of vastgoed?
Schepen El-Bazioui brengt dan ook nog ongewild een heikel punt inzake erfgoedzorg op tafel: het debat toont aan “dat vastgoed leeft en ons allemaal raakt”. Ik zal dat maar als een verspreking beschouwen. Waarom staat daar niet erfgoed? Erfgoedzorg is niet in de eerste plaats een zaak van facilitair management en vastgoed. Het is anderzijds overduidelijk dat het erfgoedbeleid in Vlaanderen in toenemende mate wordt gestuurd door een vastgoedbeleid, en minister Diependaele én lokale overheden gaan daar maar al te graag in mee.
Erfgoed verdwijnt voor projectontwikkeling. Historische stadslandschappen worden ernstig verstoord door ongebreidelde vastgoedprojecten, met veel hoogbouw in de naam van verdichting. Erfgoed wordt gemarginaliseerd, de intrinsieke waarde en betekenis en de erkende architecturale en stedenbouwkundige kwaliteit ervan, de duurzaamheid van behoud, worden niet ernstig genomen. Voorbeelden zijn legio: de Hertogensite en de stationsomgeving van Leuven (kant Martelarenlaan), Turnova in Turnhout, de Leopoldskazerne in Gent, de Huts Tower in Antwerpen...
Erfgoed wordt als pittoresk of anekdotisch decorum gebruikt, zoals in het hotel Patershof in Mechelen, in de neogotische minderbroederskerk (Pierre Stoop, 1868-1876), of zonder enig respect voor het erfgoed zoals in de plannen voor de herbestemming van de Sint-Annakerk in Gent (Louis Roelandt , 1853-1869) als Delhaize-supermarkt. Dat geldt ook voor de meeste herbestemmingen van kerken als woningen (Glabbeek, Wijtschate, Kaaskerke …). De typologie van de grote open ruimtes die kerken kenmerken gaat dikwijls verloren, met een herinrichting die van erfgoed een mooi plaatje aan de muur maakt.
Good practices zijn er natuurlijk ook: de herbestemming van het Groot Begijnhof als woonwijk voor studenten en professoren en van de voormalige Technische School (Henry van de Velde, 1836-1942) als stadsbibliotheek en stadsarchief in Leuven. Of van het 17de-eeuwse Predikherenklooster in Mechelen als stadsbibliotheek De Predikheren, en ’t Groen Kwartier in Antwerpen als woon- en werkplek in het voormalige 19de-eeuwse Militair Hospitaal.
Toch lijkt de trend overwegend negatief. Erfgoed wordt gemarginaliseerd en voortdurend gebanaliseerd. Dat mogen we bij een topmonument als het Vleeshuis niet laten gebeuren. Deze discussie moet daarom in eerste instantie over erfgoed gaan. Want ook erfgoed is stadsinrichting! En je kunt met het erfgoed (ik citeer) “maar beter zorgvuldig omspringen”.
Als minister Diependaele en de stedelijke overheden erfgoed wat ernstiger zouden nemen en wat vaker luisteren naar bevoegde erfgoedambtenaren en andere erfgoedexperts, had dit verhaal over het Gentse Vleeshuis en het erfgoedbeleid in Vlaanderen in het algemeen wel anders kunnen lopen. Erfgoed is voor de zoveelste keer de dupe, een fietsenstalling in het Vleeshuis is een zinloze provocatie.