ColumnDe schaal van Mulders
Van ‘fucking hell’ tot ‘kus mijn kloten’: ik weet nog wat we aten toen ik het de eerste keer hoorde
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen. instagram: @jpmulders
Op de sociale media, tussen gescheld en bagger, zie ik een foto van een kikkertje dat helemaal doorzichtig is. Het heeft gele zuignappoten, een lijf van handgeblazen glas en organen in de kleuren van tandpasta. “Hij behoort tot de glaskikkers”, heeft iemand erbij geschreven, “waarvan er honderdvijftig soorten bekend zijn. Doorheen de transparante huid kun je zijn hart zien kloppen.”
Of het kikkers betreft of mensen: we zijn in wezen buizen vol bloed en ingewanden. Het meest verbazende is dat we ons hart kunnen verliezen aan andere buizen vol bloed en ingewanden. De vrouwen van mijn leven hadden klieren en darmen, maar dat was een vaststelling die mij niet verlamde. Soms gingen wij over tot ‘het uitwisselen van lichaamssappen’.
Ik herinner mij nog waar ik was toen ik die uitdrukking voor het eerst hoorde – zoals velen nog weten waar ze waren toen ze vernamen dat Luc De Vos was gestorven of de vliegtuigen zich in de Twin Towers boorden. Wat normale mensen hebben met tragische gebeurtenissen, heb ik met zegswijzen die indruk op mij maakten. Van ‘fucking hell’ tot ‘kus mijn kloten’: ik weet nog wat we aten toen ik het de eerste keer hoorde, en of buiten de regen neerdruiste.
Soms druist de regen weer neer en luister ik naar ‘Mia’. De columns van Luc De Vos las ik in Pita Atlas, een kebabzaak aan de Hundelgemsesteenweg. Ze stonden afgedrukt – vergezeld van een groezelig bierviltje – in het reclameblad dat de uitbaters bewaarden op een schap boven de radiator. Ik doodde de tijd met lezen terwijl ik wachtte op mijn durum met looksaus. Een kapsalon heb ik nooit besteld, maar ik hoorde daar wel voor het eerst dat dat ook een gerecht was. Volgens ingewijden bestaat het uit friet onder een laag shoarma, bedekt met kaas en onder de grill gezet.
In die dagen was Corona een biermerk en de wereld een min of meer betrouwbare plek. Er verscheen een roman met de intrigerende titel Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne. Hij begon met de zinnen: ‘Mijn moeder was nauwelijks twee jaar dood toen mijn vader verliefd werd op een sexy blondine, een gescheiden vrouw uit Oekraïne. Hij was vierentachtig, zij zesendertig. Ze knalde als een donzig roze projectiel ons leven binnen.’
Je had toen ook al kikkers en heksenkringen, maar niet de aanhoudende stroom onheilsberichten waarin we nu gemarineerd worden. De kunst is die niet aan je hart te laten komen, maar je op te trekken aan wat wel nog mooi en oprecht is. “Ik houd van de natuur en van stokken”, zegt een jongetje op televisie.
’s Nachts droom ik van Poetin en Jean-Marie Dedecker, die op de judomat een vrouwenkwestie uitvechten. Mijn moeder vraagt wie er heeft gewonnen. Ik blijf het antwoord schuldig, maar zeg dat ik graag waadlaarzen wil van de Sint.