OpinieJonathan Robijn
Turkije zal niet stoppen in Nagorno-Karabach. Wat doen wij?
Jonathan Robijn is schrijver. Zijn nieuwste roman Tabak, die volgende maand bij Uitgeverij Cossee verschijnt, speelt zich deels in Armenië af.
“Het is oorlog.” Een vriendin aan de telefoon. Aan haar stem hoor ik dat het deze keer niet om schermutselingen gaat. In de loop van de ochtend sijpelen meer en meer alarmerende berichten door. Rond elf uur melden lokale media dat alle reservisten in Azerbeidzjan worden opgeroepen. Tegen de middag volgt een gelijkaardig bericht van Armeense kant, eerst alleen in Nagorno-Karabach, daarna ook in Armenië zelf.
Op 27 september barstte, na een wapenstilstand die op enkele onderbrekingen na meer dan vijfentwintig jaar standhield, het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan over de enclave Nagorno-Karabach opnieuw los. De context van het conflict is intussen voldoende bekend: in Nagorno-Karabach wonen overwegend etnische Armeniërs, maar in de Sovjet-Unie behoorde het gebied als autonome oblast (provincie) toe aan de Sovjetrepubliek Azerbeidzjan. Toen in 1991 in de verschillende Sovjetrepublieken een referendum voor een vernieuwd samenwerkingsverband werd gehouden, stemde Azerbeidzjan in met een voortzetting van de Sovjet-Unie. Armenië hield een eigen referendum waarin de grote meerderheid van de bevolking voor onafhankelijkheid koos. Ook Nagorno-Karabach koos voor onafhankelijkheid in plaats van deel te blijven uitmaken van de Sovjetrepubliek Azerbeidzjan. De Augustuscoup in Moskou maakte een vroegtijdig einde aan die vernieuwde Sovjet-Unie. Azerbeidzjan en de andere Sovjetrepublieken werden allemaal onafhankelijke staten en het kwam tot een oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan om Nagorno-Karabach.
Een autonome Armeense gemeenschap onder Turks bewind is voor de inwoners van Artsach, zoals Nagorno-Karabach door de Armeniërs wordt genoemd, nooit een optie geweest. Daarvoor heeft de geschiedenis van de afgelopen honderdvijftig jaar te diepe wonden geslagen. Tussen 1894 en 1896 vonden de Hamidische Bloedbaden plaats, massamoorden op de Armeense bevolking in Turkije met naar schatting meer dan honderdduizend slachtoffers. Twintig jaar later vormden die moorden de aanzet voor de Armeense genocide; in opdracht van de Ottomaanse pasja’s werd tussen één en anderhalf miljoen Armeniërs vermoord. Het Armeense bewustzijn wordt in grote mate door deze gebeurtenissen bepaald.
Intern conflict
Nagorno-Karabach, 21 maart 2006. Een taxichauffeur neemt me mee in de richting van de frontlinie. Ik rijd door dorpen die volledig verwoest zijn, waar alleen nog de omtrek van de huizen zichtbaar is, hier en daar staat nog een muur overeind, enkel de restanten van een kerk of moskee geven een indicatie van wie hier vroeger woonde, Azeri’s of Armeniërs. Waar zijn de oorspronkelijke bewoners naartoe? Leven ze nog?
Aan hen moet ik denken wanneer ik hoor dat Stepanakert in puin ligt, en aan het tafereel van het ene na het andere verwoeste dorp in de grensstreek. Doordat Nagorno-Karabach op dit moment door de internationale gemeenschap niet als onafhankelijke staat wordt erkend, kan Azerbeidzjan de oorlog voorstellen als een intern conflict. Vanuit Turks standpunt zijn de Armeniërs in Nagorno-Karabach niets meer dan een opstandige bevolkingsgroep, vergelijkbaar met de Koerden in Oost-Turkije en Noord-Syrië.
Ook bij ons werden de Armeniërs in Nagorno-Karabach in verscheidene nationale media omschreven als ‘separatisten’. Het is hierbij belangrijk op te merken dat Azerbeidzjan pas sinds 1918 bestaat. Daarvoor was het een onderdeel van het Russische, Ottomaanse of Perzische rijk. Als de internationale gemeenschap vandaag stelt dat Nagorno-Karabach volgens het internationaal recht tot Azerbeidzjan behoort, dan laat ze zich daarbij in de eerste plaats leiden door de beslissingen van Lenin en Stalin. Door de erkenning van Artsach als autonome staat zou het conflict niet langer een burgeroorlog zijn, maar een oorlog tussen twee landen. Het zou de internationale gemeenschap de mogelijkheid bieden om militair en diplomatiek een actievere rol te spelen.
Dat het conflict na dertig jaar weer oplaait heeft te maken met de groeiende expansiedrang van de Turkse president Erdogan. Volgens het Amerikaanse ministerie van defensie stuurde Turkije begin dit jaar 3.500 Syrische huurlingen en een onbekend aantal Turkse militairen naar Libië om er de regering in Tripoli bij te staan. In het noorden van Syrië strijdt het Turkse leger tegen de Koerdische bevolking en tegen de Syrische president Assad. In augustus gingen Turkse marineschepen een confrontatie aan met Griekenland omwille van de gas- en olievelden in de territoriale wateren tussen Cyprus en Kreta. En op 1 oktober verklaarde de Turkse president dat Jeruzalem een Turkse stad is, een stad die toebehoort aan Turkije. Onafhankelijke media hebben intussen bevestigd dat Turkije Syriëstrijders naar Nagorno-Karabach heeft overgebracht en ook over de actieve deelname van het Turkse leger in het conflict bestaat nog weinig twijfel. De inwoners van Armenië vrezen dan ook dat zij na Nagorno-Karabach het volgende doelwit zullen zijn. De Turkse president droomt van een rijk dat zich uitstrekt van de Egeïsche tot de Kaspische Zee, een rijk waaruit de Armeniërs zijn verdreven.
Onverschillig
Ik heb Armenië de afgelopen twintig jaar regelmatig bezocht, onder andere om onderzoek te doen voor mijn nieuwe boek. Hoewel een erkenning van Artsach de oorlog een andere dimensie zou geven weten de Armeniërs dat ze best niet te veel op de internationale gemeenschap rekenen. Ze hebben gezien hoe de Koerden na het verslaan van IS door de internationale coalitie werden verraden en in de handen van de Turken werden overgelaten. Ze weten hoe de wereld tijdens de genocide in 1915 toekeek zonder in te grijpen. Er zijn de herinneringen aan de rol van de Blauwhelmen in Srebrenica en Rwanda. In de (inter)nationale pers krijgt het conflict nauwelijks aandacht, de publieke opinie blijft onverschillig.
De oorlog gaat intussen al 24 dagen door. Het aantal slachtoffers – burgers en militairen – overstijgt ruimschoots het officiële dodental. Vanuit Syrië en Afghanistan worden nieuwe jihadisten naar Azerbeidzjan overgebracht. Als de internationale gemeenschap de eisen van Azerbeidzjan inwilligt, doen ze wat Engeland en Frankrijk in 1938 met het Verdrag van München deden nadat Hitler het Tsjechische Sudetenland had geannexeerd. Turkije zal niet stoppen in Nagorno-Karabach. Door Artsach te erkennen als onafhankelijke staat kan de internationale gemeenschap aan de Turkse president Erdogan duidelijk maken dat er grenzen zijn aan zijn territoriale expansiedrift.